Tagarchief: superkampioen

KONING DER SPRINKHANEN

Elke topsporter zoekt een geheime krachtbron, zo eentje die hem desnoods het leven kost. Er is enkele jaren geleden een enquête geweest onder Olympische atleten. De vraag? Zou je een niet-traceerbaar middel gebruiken dat je levensverwachting absoluut met enkele tientallen jaren zou bekorten? Een verrassend groot aantal beantwoordde deze vraag met ‘ja’.

Ik dacht niet aan dit obscure stukje tekst uit een locale krant, toen ik hem voorbij zag rijden. Zijn ranke gestalte had ik vaak op televisie langs zien komen. Niettemin duurde het een tijdje voordat ik hem herkende. Eigenlijk waren het al die nieuwsgierige mensen langs de weg die me op hem attendeerden.

Dit was nou die superkampioen, winnaar van zo ongeveer alle wedstrijden die je zittend op een racefiets kon winnen. Al jarenlang werd er gespeculeerd over doping. Niemand heeft ooit iets kunnen aantonen.

Rond zijn tweeëndertigste jaar was hij de meest succesvolle wielrenner op aarde. Je zag het niet eens dat hij een inspanning deed. Verbijsterend gewoon.

Ik ontmoette hem op een regenachtige zaterdagmiddag. Zoals ik hierboven al heb gezegd, herkende ik hem aanvankelijk niet eens. Toch zou ik durven zweren dat hij mij gedurende enkele seconden zeer doordringend aankeek. Dit gebeurde terwijl hij langzaam omdraaide, en bijna tot stilstand kwam, zodat het eventjes leek alsof hij een volmaakt evenwicht vond.

Bijna zestig minuten later merkte een bejaarde sportcommentator droogjes op dat de superkampioen niet zijn beste prestatie ooit had afgeleverd.

Ik hoorde een zekere tevredenheid in zijn stem.

Misschien bereikte de koning der sprinkhanen, zoals zijn bijnaam luidde, eindelijk zijn winter als meedogenloos heerser in het wielerpeloton.

Ik had hem ’s middags gezien, zou eigenlijk terug moeten keren naar huis, maar bleef in het centrum rondhangen.

Nu verbeeld ik me niet een of ander mystieke cultus aan te hangen. Evenmin geloof ik in de voorzienigheid. Toekomstvoorspellingen vind ik een vorm van oplichting.

Ik had die dwingende blik in zijn ogen gezien, alsof hij me had betoverd, dus ik begreep dat mijn huis nog eventjes op zijn vaste bewoner moest wachten.

Hij dankte zijn bijnaam aan een schrijvende journalist, een man voor wie het wielerpeloton en dat uitputtende circus eromheen deed denken aan een zwerm sprinkhanen.

Naarmate dè dag dichterbij kwam, verschenen er steeds meer auto’s met buitenlandse kentekens. Plotseling werd er geen Nederlands meer gesproken. Je mocht je auto niet voor je eigen voordeur parkeren. Wegen werden afgesloten… dranghekken geplaatst… reclames opgehangen die voor een vreemde verre thuismarkt waren bestemd…

Je hoefde niet naar televisie te kijken, want helikopters markeerden de locatie van de zwerm, die zich gestaag richting finish bewoog. Een tijdelijke algehele gekte. Alsof een zwerm sprinkhanen zich hongerig op een onbekend gebied  stortte, bezit nam van alle natuurlijke bronnen en die enkele dagen later volkomen uitgeput weer achter zich liet.

Iemand moet heer en meester zijn over dit krankzinnige onvermoeibaar voortjakkerende circus.

Die persoon heette de koning der sprinkhanen. Hij was de superkampioen. Degene die afgelopen jaren alles had gewonnen… een bijna transparante gedaante op die fiets.

Zijn ogen ontmoetten de mijne. De koning der sprinkhanen had gesproken. We zouden elkaar opnieuw ontmoeten.

Toch duurde het lang voordat het tot een ontmoeting kwam. In plaats daarvan liet ik me onderdompelen in het Bossche uitgaansleven. Ik dronk een paar glazen bier, sprak in het voorbijgaan mannen en vrouwen die eveneens voor het grootste sportevenement in Europa naar de oude stad waren gekomen. Soms bleef ik langer in een café zitten, omdat er verdomd goede muziek werd gespeeld door locale bluesmuzikanten. Ik verwachtte het helemaal niet, toch moest ik eerlijk toegeven dat dit nog het leukste gedeelte van mijn dag was.

Er ontstond een broeierige atmosfeer op pleintjes en in smalle straatjes waar je nauwelijks kon lopen vanwege een ongelofelijke massa mensen. Met de nodige moeite slaagde ik erin een tafeltje te bemachtigen in een restaurant dat uitzicht bood op een riviertje dat grotendeels onder de stad stroomde. De Dieze, zo heette dat riviertje, en herinnerde me onwillekeurig aan de Styx.

Ik meende een bekende televisiepersoonlijkheid te herkennen, enkele tafeltjes verderop, maar twijfelde, en durfde ook niet te vragen of hij het misschien echt zelf was. Het leek zo’n sukkelige vraag. Als je zulke figuren in werkelijkheid ontmoet, lijken ze plotseling een onwerkelijk alledaags aura te verwerven.

Rechts van mij had een oudere man plaatsgenomen, die sprak met een onmiskenbaar zwaar Vlaams accent.

Ik was geheel verzadigd, na alle bier van die middag smaakte de Franse rode wijn geweldig. Ik vroeg de ober om een laatste kop koffie. Wellicht ging ik me nog enkele uurtjes vermaken voordat ik ongelofelijk dronken naar huis zou gaan en waarschijnlijk aangekleed in slaap viel.

Die Vlaming stelde me onverwacht een vraag. Ik luisterde niet naar hem. Zijn woorden gleden krachteloos langs me heen en verdwenen in de warme buitenlucht. Hij pakte mijn rechterhand, eiste op een onbeschofte manier de aandacht en kreeg die daarom ook. Ik beantwoordde zijn onverwachte toenadering met een grove vloek. Hij verontschuldigde zich heel uitgebreid. Ik deed heel opgelucht hetzelfde, en was allang blij dat dit geen gênante vertoning werd. Ik wilde gewoon snel weg. De onbekende man bestelde een nieuw glas wijn voor me, en ik kon gewoon geen ‘nee’ zeggen. Hij bleek een zeer innemende persoonlijkheid. Welke vraag hij me stelde? Of ik alleen was… Ja, dat was ik.

De Vlaming bleek een Australiër, die sinds vijftien jaar in België woonde en werkte voor de wielerploeg van… ja, je raadt het al… de superkampioen… koning der sprinkhanen.

Ik voelde me vereerd, vertelde Samuel dat we elkaar ’s middags toevallig hadden ontmoet, terwijl hij druk bezig was met de laatste voorbereidingen op een loodzware sportwedstrijd. Vanavond zaten Samuel en ik geheel onverwacht in hetzelfde restaurant, naast elkaar zelfs.

-Jazeker. Ik ben helemaal alleen, niemand vergezelt me tijdens mijn zwerftocht langs straten, pleintjes en duistere kroegen.

-Meneer… zojuist heb ik op onbehoorlijke wijze uw aandacht getrokken… ik wil u uitnodigen als gast van mijn werkgever… vannacht verblijft u in hetzelfde hotel… en morgenochtend geniet u van een overheerlijk gastvrij ontbijt, gezeten aan dezelfde tafel als degenen die de invasie der sprinkhanen mogelijk maken… gladiatoren van de weg… ridders op het stalen ros.

Samuel sprak bijna maniakaal zuiver Nederlands (zoals gezegd: met een sterk Vlaams accent) voor iemand die het grootste deel van zijn leven in Australië had doorgebracht.

Het getuigt van een sterk karakter.

-Nou… het spijt me… maarre… zo’n geweldig bod kan ik onmogelijk accepteren.

-U moet het zelf weten, meneer.

Samuel was ècht ontzettend aardig, een sympathieke vent… geweldige verteller. Volgens mij luisterde en lachte bijna iedereen in het restaurant met ons mee, behalve dan die zurige televisiepersoonlijkheid. Wellicht kende hij de grapjes en verhalen al, voor mij waren ze volstrekt nieuw.

Ik vertelde hem dat ik zijn uitnodiging accepteerde, en meeging naar het hotel. Om omstreeks half tien rekende hij af, en betaalde eveneens mijn rekening, ondanks de plichtmatige protesten die ik verwoordde.

We zwalkten richting uitgang, waar hij me complimenteerde met mijn opvoeding… familie… Volgens hem was ik een sociaal ingestelde wereldburger, gevolg van een goede jeugd.

-U heeft contact met uw familie?

-Nee.

Zijn gezichtsuitdrukking vertoonde een zekere mate van spijt. Hij vond het echt heel vervelend om dit te horen. Ik had niet gedacht dat het iemand zou interesseren.

Er zijn zo veel mensen die geen contact meer hebben met hun familie. 

Samuel bleef zijn vaderlijke gevoelens op me projecteren, en bestelde zijn chauffeur die binnen vijf minuten arriveerde.

Schemering nam de oude stad steeds meer in beslag, maakte spoedig plaats voor een helder nachtelijk duister en ik zag de eerste sterren verschijnen.

Ik stapte in de auto. Er volgde een korte uitwisseling van veelbetekenende blikken tussen beide mannen. Kennelijk verwachtte de chauffeur geen extra passagier en keek heel eventjes met gefronste wenkbrauwen in de binnenspiegel.

Dit was geen dagelijks ritueel, en ach… misschien toch wel.

Ik had geen idee, maar achteraf had ik moeten weten dat die vragen over mijn ontbrekende gezelschap en contact met familie een bepaalde betekenis had kunnen hebben. Terwijl de Mercedes met geblindeerde zijramen langzaam het stadslabyrint achter zich liet, vond ik mezelf nog steeds een geluksvogel.

Samuel vertelde over de inspanningen die zijn pupil moest leveren om aan alle verwachtingen te voldoen.

Ik antwoordde plichtmatig, dacht goed na over elk woordje, want de drank had mijn hoofd danig beneveld.

Je wil nu eenmaal geen flater slaan in het bijzijn van een echte hoogheid, de koning der sprinkhanen.

Had ik het kunnen weten?

Ik bedoel… Het is toch niet raar als iemand interesse toont in je familie, en vraagt of je alleen op stap bent.

Zulke vragen heb ik eerder gehoord, en beantwoord.

Voordat we het hotel bereikten waar de kampioen der kampioenen overnachtte, wilde Samuel plotseling weten of ik dacht dat je een dergelijk eenzaam hoog niveau kon bereiken als je leeft van boterhammen met pindakaas.

De Australische Vlaming beschreef zichzelf als een sjamaan, en paste toverkracht toe om zijn pupil naar een duizelingwekkende hoogte te brengen.

Ik was zozeer verbaasd dat ik de eerste ogenblikken naar adem hapte, en vervolgens een hoestbui kreeg. Samuel klopte vriendelijk op mijn schouder. Ik hervond mijn zelfbeheersing, en slaagde erin enkele woorden uit te spreken. Wat bezielde me eigenlijk? Verwachtte ik hier zomaar hèt Grote Geheim te vernemen? Onzin natuurlijk. Ik verontschuldigde me, trok mijn overhemd een beetje recht, klopte wat denkbeeldig vuil weg… en lachte vriendelijk naar de zelfbenoemde sjamaan.

De chauffeur stopte. Er stonden twee touringcars, een grote met de gebruikelijke sponsorreclame, en een andere, veel kleinere – zonder al die reclame en volledig dichtgeplakt met folie. Er waren ook volgauto’s, barstensvol reclame en getooid met fietsenrekken.

Je proefde op deze plek de aanwezigheid van sprinkhanen, klaar om toe te slaan, indien dat nodig was. Samuel keek me in gedachten verzonken aan, en deed niet langer denken aan de vriendelijke persoonlijkheid uit het restaurant. Zijn uiterlijk had bijna een metamorfose ondergaan. Ik zag een meedogenloze, vastberaden man naast me zitten met onbekende angstaanjagende bedoelingen. Je voelde echt de nabijheid van sprinkhanen.

Samuel stapte uit, en legde zijn hand op mijn schouder, alsof hij wilde voorkomen dat ik weg zou lopen.

-Kijk… Het zit namelijk zo… Elke topsporter zoekt de ultieme grenzen van zijn fysieke mogelijkheden. De vraag is altijd dezelfde. Hoever wil je gaan? Het antwoord blijft persoonlijk, vaak onuitgesproken en je ziet het resultaat van een beslissing terug in de wedstrijd. Toevallig praten we vandaag over wielrennen… wat ik overigens een oninteressante bezigheid vind… Morgen zou het turnen kunnen zijn… Overmorgen atletiek. De sporter vraagt. Ik lever. Zo is de deal. Die jongens betalen me er goed voor.

Samuel opende de kleine bus… touringcar… en duwde me verder…

Of je een smerig en stinkend slachthuis binnenkwam.

Plotseling was ik weer die kleine jongen die ’s ochtends vroeg wakker werd en een onbekende insluiper meende te herkennen in de lange overjas van zijn vader.

Ik draaide me protesterend om, maar zijn rechterhand klemde zich inmiddels om mijn nek.

-Dit is voor degenen die de Zonnegod aanbidden, en je moet vroeg of laat een offer brengen. Zo zijn de regels nu eenmaal. Dat snap je toch wel?

Lang geleden heb ik een krantenartikel gelezen dat ging over doping in de sport. Het was zo’n vreemd bericht over een (natuurlijk anonieme) enquête, gehouden onder Olympische sporters en de vraag was: ‘Welke offers zou je willen brengen om het hoogste podium te mogen betreden?’

Ik herinner me niets over een Zonnegod of zijn hogepriester.