Tagarchief: geheugen

de kunst van het vergeten

Roltrap brengt hem beneden. Hij hoeft zich niet te haasten, want hij heeft tijd genoeg. Nu wel. Zijn afspraak reageert niet meer. Afgelopen vijf minuten heeft hij minstens tien keer op zijn telefoon gekeken en gecontroleerd of er misschien alsnog een berichtje was binnengekomen. Marvin had het restaurant veel te laat betreden – onderweg nog berichtjes gestuurd – zich verontschuldigd, omdat hij de afspraak was vergeten. Hij had beter kunnen liegen. Hij durft wel te liegen, maar is er te lui voor. Beneden klinken metro’s die vanuit alle richtingen aankomen en vertrekken. Een straatmuzikant speelt een rockklassieker op een slechte gitaar. Marvin laat zijn telefoon wegglijden in zijn broekzak en vergeet de mislukte afspraak. Het is niet meer belangrijk.

Een afspraak met een vrouw en Marvin laat haar zitten in een druk restaurant. Onderaan de roltrap moet hij kiezen en hij besluit terug te keren naar huis. Er valt geen winst meer te behalen aan rondhangen in andere cafés – vrienden zien – vriendinnen misschien zelfs die het minder vervelend vinden als hij te laat en ontspannen ogend binnenwandelt. Er staan heel veel mannen en vrouwen te wachten op het perron. Enkele minuten slechts, je hoeft maar korte tijd te wachten. Waarom autorijden als je met de metro kunt? Parkeren duurt al langer.

Vrouw staat naast hem – lange regenjas – nauwelijks make up – zwarte coltrui – donkerbruin haar dat in een paardenstaart omlaag hangt. Er ligt een doffe gloed op haar netvlies – haar mondhoeken staan naar beneden – Marvin verwacht elk moment een rotopmerking die betrekking zou kunnen hebben op mannen in het algemeen.

“Je bent al net zo vrolijk als ik,” zegt Marvin die zichzelf vervloekt, omdat hij echt iets tegen de vrouw zegt. Geen behoefte aan contact. Niet nu. Niet vandaag. Hij is al een belangrijk iemand kwijtgeraakt en hoeft zijn laatste beetje zelfrespect niet ook nog eens te verliezen. Misschien vertoont zijn gezicht nèt de goede uitdrukking. Hij heeft geen idee. Twee ongelukkige mensen die wachten op een metro. Terwijl de muzikant zijn best doet om Mr. Tambourine Man te verkrachten. Het lukt aardig.

Ze geeft geen antwoord. Er begint een luid mechanisch lawaai aan te zwellen die de muzikant definitief naar de vergetelheid wegdrukt. De metro komt het station binnen en stopt – deuren gaan open en mensen verdringen elkaar om een goede plek.

Toeval bestaat niet en als de metro begint te rijden, kijken ze elkaar recht in de ogen.

“Je hebt dit toch niet gepland, hè?”, vraagt ze. Haar gezicht verraadt een vermoeide lach – het kost de nodige moeite.

“Nee,” zegt Marvin.

“Wat is jouw excuus?”

“Ik heb een vriendin te lang laten zitten.”

“Dat is slecht,” zegt ze.

“Andersom mag natuurlijk wel.”

“Inderdaad.”

Een vervelende bocht schudt de metro heen en weer. Marvin moet de nodige moeite doen om niet tegen de vrouw aan te vallen en het lukt maar nèt. “Het is niet eens een excuus. Ik verschuil me achter geen enkele domme reden. Ben het gewoon vergeten.”

“En nu?”, vraagt ze.

“Ik probeer het vanavond nog eens,” zegt Marvin, “belletje – berichtje.” Hij probeert een glimlach die halverwege roemloos ten onder gaat. “Nu jij.”

“Direct leidinggevende heeft mijn rapport afgemaakt,” zegt ze, “de grond in geboord – dus.”

“Veel werk geweest?”

“Ik heb er heel lang aan gewerkt en het verdient beslist een beter lot,” zei ze.

De metro begint langzamer te rijden en komt tenslotte tot stilstand. “Heb je haast?”, vraagt hij.

“Nee. Hoezo?”

“Ik weet een café in de buurt – vijf minuten lopen.”

“Oké,” zegt ze. “Ik heb tijd genoeg. Nu wel.”

Ze stappen uit de metro en laten zich in de menigte meevoeren naar de uitgang. Marvin zegt niets en vraagt zich af hoe de naam van de vrouw is. Roltrap brengt hen naar boven. Hij voelt een koude luchtstroom. “Daarheen,” zegt hij. “Ik heet Marvin.”

“Linda,” zegt ze.

In het café klinkt bluesmuziek – het is er donker – er staan wat tafeltjes met stoelen – Linda neemt plaats – Marvin vraagt: “Wat wil je drinken?”

“Thee – al klinkt het hier erg lullig,” zegt ze.

“Maakt niet uit – ik neem koffie.”

Ogenblikken later zitten Marvin en Linda tegenover elkaar aan tafel. “Zou je direct leidinggevende je rapport kunnen stelen voor eigen gewin?” Lang donkerbruin haar hangt voor haar borst – het theezakje gaat langzaam op en neer in bloedheet water. Haar tas heeft ze naast zich op tafel gezet. Telefoon ligt met het displayscherm naar beneden.

“Mogelijk – ja – maar ik heb een monster van het medicijn meegenomen. Dat heeft hij niet.”

“Slim,” zegt hij, “maar wat doet het precies?”

Linda laat het theezakje in een bakje vallen. “Ik zeg het nu heel simpel. Het medicijn herstelt verbindingen in je geheugen, zodat je weer toegang krijgt tot informatie in je hersenen. Mensen die lijden aan alzheimer – om maar eens een voorbeeld te noemen – blijken weliswaar hun ervaringen te onthouden, maar kunnen die delen van hun hersenen niet langer bereiken. Dit medicijn herstelt die verbroken communicatielijnen in je hoofd. Het is hartstikke belangrijk.”

“Ik begrijp niet goed wat je direct leidinggevende voor bezwaar kan hebben toch je bevindingen.”

“Hij zou me laten arresteren als hij wist dat ik een monster heb meegenomen,” zegt ze.

“Zo’n belangrijk onderzoek en toch is de afwikkeling ervan ongelofelijk knullig.”

“Ik ben alleen bang dat ik dat ene monster kwijtraak.”

“Begrijpelijk. Het is je levenswerk.”

“Strikt genomen eigendom van mijn werkgever.”

“Omdat ze voor de ontwikkeling ervan hebben betaald?”

“Ja.”

“Ik treurde om mijn vriendin, maar jouw probleem is echt oneindig veel groter.”

“En ik vertel alles aan iemand die ik zojuist in de metro heb leren kennen.”

“Omdat ik een eerlijk gezicht heb.” Aan de overkant begint een onbekende zijn auto in te parkeren. Hij ziet het gebeuren, maar zijn brein registreert het half. Het is oninteressant. Marvin laat een korte stilte vallen. “Het gebeurt me wel vaker.”

Linda begint te lachen. “Zo meteen ga ik je mijn hele levensverhaal vertellen. Bedoel je dat soms?” Haar gezichtsuitdrukking verandert, terwijl ze naar buiten kijkt – wenkbrauwen veranderen in een ernstige frons. “O hemel. Ik heb echt een probleem.”

Twee mannen stappen uit – stevige kerels – zien eruit als militairen – kortgeschoren koppen, hoekige kaken. Op hun jasjes prijkt een badge – symbool van een groot bedrijf, al is het niet goed te zien. Marvin draait zijn hoofd verder naar links en ontdekt een man die naar het café wijst. Hij moet Linda hebben gevolgd. Het moet gewoon.

“Vertel nou eens wat je precies hebt gedaan.”

“Ik heb een nieuw en revolutionair middel ontwikkeld waarmee we alzheimer kunnen genezen.”

“En je direct leidinggevende heeft je werk niet zo dramatisch afgemaakt als je me daarnet wilde laten geloven.”

“Precies, maar ik wil wel de credits voor het werk en dat dreig ik mis te lopen. Je hebt al een maandsalaris. Nou, ze kunnen me wat!”

Mannen beginnen de weg over te steken  en Linda zet haar tas op de stoel naast de hare. “Hier – pak aan,” sist ze en haar stem klinkt bijna onhoorbaar. Marvin pakt een langwerpig, plastic doosje aan en stopt het direct weg in zijn binnenzak. “Denk eraan – ze mogen je niet fouilleren – je bent een burger.”

Linda legt haar onderarmen op tafel en volgt de kerels die het café binnenkomen. Ze negeren de kastelein en blijven stilstaan bij het tafeltje. Ze zegt geen woord, maar plaatst haar tasje op tafel en schuift het naar de rand. Een van de mannen – Marvin kent hun namen helemaal niet – begint te zoeken.

“Zeg maar – als ze het terug willen hebben, dan moeten ze er dik voor betalen. Ik wil geld zien. Heel veel geld.”

“Of heeft u het soms op zak?”, vraagt de bewaker.

“Wat?” Marvin reageert meteen.

“Ik heb het achtergelaten in een kluisje.”

Mannen kijken naar de derde man – die half in de deuropening van het café staat en zijn schouders ophaalt. “Misschien. Het zou kunnen.”

“U hebt een groot probleem, maar dat wist u al.”

“Jullie hebben ook een probleem, als mij iets overkomt.”

“U hoort nog van ons, mevrouw. En u ook, mijnheer.”

Ze lopen weg – deur valt dicht – man trekt het open en wacht tot zijn collega buiten staat – deur valt opnieuw dicht. Linda laat zich achterover zakken en volgt de mannen die de weg oversteken, maar ondertussen een telefoongesprek voeren.

“Ik heb je in gevaar gebracht,” zei ze. “Je moet me je adres geven, zodat ik vanavond langs kan komen. Of vanmiddag. Dan haal ik het pakje weer op. Het is echt heel erg dat ik je hierin heb betrokken.”

Marvin legt een biljet van tien euro op tafel en staat op. “Ik ga er vandoor. Misschien moet jij nog even blijven zitten. Het ventje kan ons niet allebei volgen en dat is zijn taak, geloof ik..” Linda pakt haar telefoon en kijkt afwachtend omhoog. “O ja,” zegt hij en Marvin noemt zijn postcode en huisnummer.

“Dank je.”

Hij verlaat het café en bedenkt dat hij ineens een kostbaar experimenteel medicijn in zijn binnenzak bewaart. Vreemd idee. Mannen bij de auto volgen hem met hun ogen – en ze schudden allebei met hun hoofd – het is een berichtje voor de man die heeft doorgegeven dat ze hier zaten. Hij hoeft Marvin niet te volgen, maar Linda en die zit nog binnen. Roltrap brengt hem weer beneden – hij houdt zijn kaart voor de lezer en gaat verder. Het lawaai vanuit de catacomben van de stad golft hem tegemoet. Tijdens de rit vergeet hij het pakketje in zijn binnenzak – heel even – tot hij zijn halte heeft bereikt en de metro verlaat. Knappe vrouw – Linda – er had iets meer in gezeten, als de omstandigheden beter waren geweest. Misschien gebeurt er nog iets. Vanmiddag of vanavond als ze haar pakketje komt ophalen. Bovendien zijn ze hem niet eens gevolgd en hoe kunnen ze hem dan in hemelsnaam terugvinden? Thuis hangt hij zijn jas aan de kapstok – laat het pakketje in zijn binnenzak achter. Straks staat Linda voor zijn deur en dan – ja – dan geeft hij het gewoon terug en ziet hij haar nooit meer terug.

Hij zet een kop koffie en neemt plaats achter zijn laptop – krantenberichten lezen – nationaal nieuws, internationaal natuurlijk ook, maar hij verliest zijn interesse als hij na bijna een half uur lezen een berichtje binnenkrijgt van vrienden die vastzitten in de metro. Er is zojuist een vrouw voor de metro gesprongen – zelfmoord – hij begint berichten te zoeken en vindt ook tweets van mensen die over moord schrijven – vrouw is geduwd. Dader zou zijn ontkomen in de chaos die na de moord ontstond.

Koffie staat koud te worden. Hij staart naar het scherm en er komen nieuwe berichten. Reguliere kranten pikken het nieuws pas na een uur op. Er zweeft een naam in zijn hoofd – de naam van een vrouw die eer wilde hebben van haar werk en weigerde verder te gaan als naamloze medewerkster van een heel grote firma. Het is al bijna zes uur wanneer hij een foto ziet van Linda – ze is het dus echt. Linda is de vrouw die voor een aanstormende metro is geduwd. Dader zou de man moeten zijn die hen heeft gevolgd naar het café. Marvin pakt de telefoon en tikt de cijfers van het alarmnummer. Zijn vinger blijft boven het telefoontje hangen. Hij vergrendelt de telefoon en legt hem naast zich neer. Waarom zou Marvin het middel aan die mensen teruggeven – aan die moordenaars? Ze verdienen het absoluut niet. Misschien moet hij het maar gewoon verkopen aan de hoogst biedende. Marvin heeft alleen geen idee hoe je zoiets aanpakt.

Om zeven uur begint hij zijn avondeten klaar te maken – aardappels staan op het vuur, als de telefoon gaat. Marvin neemt het gesprek aan – het is zijn vriendin – of – ex-vriendin. “Hoi,” zegt hij. Vanavond maakt hij boerenkool klaar – met spek – voor twee dagen, want dat is makkelijk.

Zijn stem klinkt neutraal, maar zijn vriendin lijkt zo ongeveer panisch. “Je bent op tv,” roept ze. “Weet je dat wel? Politie is naar je op zoek. Je hebt iets aangepakt van een vrouw die een experimenteel medicijn heeft gestolen van haar werkgever en nu dood is.” Ze kent verdomme het hele verhaal. Hoe is het in godsnaam mogelijk na krap drie uur?

“Hoe kunnen ze dat nou weten?” Linda heeft verteld dat ze het pakketje in een kluisje had achtergelaten.

“Bewakingsbeelden van het café. Je neemt iets aan van de vrouw. Het schijnt erg gevaarlijk te zijn als je het gebruikt. Je moet er voorzichtig mee zijn.”

Marvin hoort zijn vriendin die met een heel hoge stem praat. Ondertussen gooit hij de boerenkool in een pan – diep bevroren deelblokjes komen kletterend neer. Misschien moet hij zeggen dat het pakketje niet langer in zijn bezit is. Er is een vrouw voor vermoord. “Het maakt weinig meer uit. Ik heb het in de vuilnisbak gegooid. Onderweg hierheen. Ze zullen dat ook wel op een bewakingsvideo hebben.”

“O, wat ben je weer laconiek,” zegt ze. “Ik ga zelf de politie wel bellen. Waar heb je – ? Laat maar.”

Zijn vriendin kent zijn vaste wandelroutes van en naar het station heel goed. Marvin en Adèle hebben er regelmatig gelopen. Politie heeft een huiszoekingsbevel nodig. Hij weigert het middel zomaar weg te geven. Binnen een half uur verwacht hij politie aan de deur en dan wil hij gewoon met het bord op schoot voor de televisie zitten. Terwijl de aardappels koken en boerenkool langzaam ontdooit, plakt hij het pakketje met duct-tape vast in zijn kledingkast. Ze hoeven het niet snel te vinden, zelfs al zouden ze met een huiszoekingsbevel binnenkomen. Dat doen ze niet. Waarom ook?

Zijn eten is klaar. Hij schept een deel van de gestampte boerenkool op zijn bord – legt het spek ernaast. Restant gaat in de koelkast. Dat is voor morgen. Nog steeds wacht hij op politie. Zo lang kan het immers niet duren? Hij neemt plaats op de bank. Televisie laat een aflevering zien die al voor de derde keer wordt herhaald. Marvin heeft zijn bord half leeg – als eindelijk de bel gaat. Het dienblad blijft op tafel staan. Hij loopt naar de deur en doet open. – politie. Hè hè.

“Bent u Marvin Rijkens?”

Hij knikt – zijn hand rust op de deurklink.

Agent legt in enkele keurige zinnen uit waarvoor zijn collega en hijzelf aan de deur komen – stel je voor dat Marvin het nieuws volledig gemist zou hebben.

“Ik heb het niet meer. Dat weet mijn vriendin ook wel. Weggegooid. Als je het per se wilt hebben, dan moet je die ondergrondse containers buiten liften.”

“Uw vriendin zei – ,” begint de agent.

“We hebben ruzie gehad.”

“Oké,” zegt de agent. “Kunt u ons vertellen in welke container u uw afval heeft gegooid?”

“De eerste die je tegenkomt – vooraan – helemaal links.” Hij verzint het ter plekke. Het is waarschijnlijk strafbaar wat hij aan het doen is, maar het boeit hem weinig. De politie hoort voor de rechten van een vermoorde vrouw op te komen, niet die van een grote firma.

“Het middel is een hoop geld waard.”

“Niet voor mij en er is een dode gevallen. Waarom zou ik die mensen dat plezier willen doen? Ze beginnen maar opnieuw met het werk. Linda wilde de credits voor haar inspanning – een beloning.”

“Een onjuiste verklaring kan u een hoop ellende opleveren, mijnheer Rijkens.”

“Ik spreek de waarheid, zoals altijd,” zegt Marvin. “Mijn probleem is dat ik nogal impulsief ben. Soms denk ik niet goed na. Vraag het maar aan mijn vrienden. Die zullen het wel beamen.”

“Kunt u morgenochtend om – laten we zeggen – tien uur op het bureau langskomen,” zegt de agent. “Dan leggen we uw verklaring vast. Zoals u al zegt. Er is een dode gevallen.”

“Goed,” zegt Marvin. “Mijn eten staat koud te worden.”

“Smakelijk eten,” zegt de agent.

Marvin knikt nog eenmaal en sluit vervolgens de deur. Hij gaat op de bank zitten. Op televisie is reclame bezig. Hij plaatst het bord op schoot en begrijpt ineens dat hij zich laat meeslepen in een gevaarlijk spel dat over miljoenen euro’s gaat. Linda is dood en waarom zouden ze hem niet willen vermoorden? Metrostations zijn gevaarlijke plekken en voordat je het weet heb je een stevige duw te pakken. Je ligt sneller voor een trein dan je denkt.

Om half een gaat hij naar bed. Marvin heeft zijn tanden gepoetst. Licht is uit. Buiten rijden er auto’s voorbij. Sinds negen uur heeft hij geen nieuws meer gevolgd. Zijn telefoon ligt op tafel. Om half tien is de container gelicht waarin hij het pakketje gegooid zou hebben – vuilniszak en pakketje erin. Gezien de tijd die er verstreken is, zou het bovenop moeten liggen. Als hij de waarheid heeft gesproken, maar dat is niet het geval. Marvin heeft gelogen. Zijn plan, om het middel op internet te koop aan te bieden, gaat niet meer lukken. Er is teveel publiciteit en waarschijnlijk krijgt hij een undercoveragent als potentiële koper. Een kostbaar en onverkoopbaar artikel. Linda zou er iets aan hebben gehad. Hij niet. Dus toch maar gewoon teruggeven aan het bedrijf?

Hij ligt naar het plafond te staren – het is vijf over een. Geen spoor van vermoeidheid. Marvin is klaarwakker. Seconden en minuten lijken veel langer te duren dan normaal. De muren van zijn huis vormen alles behalve een onneembare vesting. Politie kan zich toegang verschaffen tot zijn woning en daarmee het pakketje in beslag nemen. Agenten hebben al gezegd dat hij een boel narigheid aan deze affaire kan overhouden. Nou ja – het is al zover. Normaal valt hij direct in slaap – binnen vijf minuten – nu ligt hij aan een vrouw te denken die het belangrijkste resultaat van een onderzoek heeft gestolen. Marvin doet altijd een stapje achteruit als er een metro nadert – het is een reflex. Linda moet zich kwetsbaar hebben gevoeld onderweg naar huis. Zou die vent een aanloopje hebben genomen om Linda voor die aanstormende metro te duwen?

Het beeld blijft plakken op zijn netvlies en Marvin begrijpt dat hij komende uren beslist wakker zal blijven. Om drie minuten over half twee gooit hij zijn dekbed opzij en staat hij op – Marvin loopt naar de woonkamer – het laminaat onder zijn voeten voelt erg koud aan. Straatlantaarns werpen licht in zijn woonkamer. Hij woont aan een drukke weg. ’s Nachts is het weliswaar rustiger, maar het blijft lawaaierig – en auto’s rijden er altijd wel. Hij gaat zitten op de salontafel en wekt zijn iPad tot leven – hij veegt enkele malen over het scherm en tikt tenslotte een lokaal nieuwsblad aan. Zijn vriendin moet zwaar hebben overdreven. ‘Je bent op tv’.

Toch heeft ze de waarheid gesproken. Hij is inderdaad onderwerp van het nieuws geworden. Er zijn tientallen berichten binnengekomen van vrienden die willen weten wat hij aan het uitspoken is geweest. Marvin zal nergens op reageren. Geen zin in. Drie kranten tonen een print screen van de bewakingsbeelden uit het café – hij leest een bericht waarin het belang van de uitvinding nogmaals wordt toegelicht. Het nieuws is veel groter dan hijzelf had durven dromen. Vannacht zal hij zeker niet meer slapen. Marvin gooit de iPad op de bank en ziet het blauwwitte scherm als een kaarslicht uitdoven. Hij had het pakketje aan de agenten moeten geven. In dat geval zou er mogelijk een journalist aan zijn deur zijn gekomen die het verhaal wilde weten en hij zou iets hebben verteld. Het idee is net zo dood als de vrouw die onder de wielen van een metrostel werd verpletterd. Linda zal vrij snel in de vergetelheid raken en haar uitvinding verandert in het werk van een team en ze heeft slechts een bescheiden bijdrage geleverd. Iemand anders – haar direct leidinggevende – zal de prijs in ontvangst nemen. Want iemand zal er een belangrijke prijs voor krijgen. Een Nobelprijs. Om maar eens een voorbeeld te noemen. Niet Linda, iemand anders. Hij ziet haar gezicht voor zich – net zo duidelijk – alsof ze ook recht tegenover hem zit.

Ze gebruikt nauwelijks make up, een paardenstaart hangt slap omlaag en er ligt een doffe gloed op haar netvlies. Hij weet zeker dat ze zich binnen een half uur in een verblindende schoonheid kan veranderen en het maakt niet hoe moe of teleurgesteld ze is. Hij had haar nooit alleen mogen laten. Waarom was ze niet gewoon meegegaan naar zijn huis? Er is voldoende eten in huis en desnoods had hij iets laten bezorgen. Geen probleem. Nu gaat er een ander met de buit vandoor. Een man zonder ideeën, maar wel voldoende kennis en opleiding om het verhaal goed uit te leggen tijdens een persconferentie. Natuurlijk hebben ze daar het monster voor nodig.

‘Dat laat je toch niet echt gebeuren, hè?’

Heel even lijkt het alsof Linda de woorden in zijn oor fluistert – alsof ze naast hem staat. Echt iets voor hem om verliefd te worden op een vrouw die in de problemen is geraakt. Hij schuift wat spullen opzij die op de bank liggen, twee afstandsbedieningen, de iPad en wat tijdschriften. Ze is bestolen door haar eigen werkgever. Stel je nou eens voor dat je iets geniaals bedenkt – want het is je taak om zulke dingen te bedenken. Moet je dan genoegen nemen met je maandsalaris? Heb je daar wel voor getekend? Ging het om geld of toch iets compleet anders? Een gruwelijk idee – een medicijn uitvinden waarmee je een gitzwarte vergetelheid uitbant, maar tegelijkertijd zak je zelf weg in een ondenkbare anonimiteit – een niets – zelfs minder dan een nobody. Hij begrijpt het steeds beter.

Een beslissing ligt er niet, maar Marvin staat op en loopt naar de kast – hij trekt de deur open en begint heel voorzichtig de duct-tape los te maken waarmee hij het pakketje heeft vastgemaakt. Wat zou er gebeuren als je het middel van Linda toedient aan een volkomen gezond iemand? Zou je er iets van merken? Hij kent geen familielid die vergeetachtig is. Niemand anders dan alleen hijzelf, want Marvin vergeet zelfs dat zijn vriendin op hem zit te wachten. Marvin vergeet altijd van alles. Zelf zegt hij dat het niets met vergeten te maken heeft – hij denkt er gewoon niet aan en legt zijn prioriteiten verkeerd. Het zou toch mooi zijn als hem dat nooit meer zou overkomen? Hij neemt plaats aan tafel en maakt het pakketje open – de verpakking oogt teleurstellend. Plastic bakje. Alsof je eten moet bewaren. Hij houdt een injectienaald vast en een ampul. Er zit een volledig transparante vloeistof in. Het is helemaal teleurstellend. Het ziet eruit als water. Hij kan zich moeilijk voorstellen dat hier zoveel mensen naar zoeken. En hij houdt het gewoon vast.

Marvin legt de ampul en injectienaald neer – een doodgewone injectienaald die je zo bij de apotheek kunt halen. Probleem is dat hij zichzelf nooit eerder een spuit heeft gegeven. Hoe doe je zoiets? Hij staat op en pakt zijn iPad – begint te zoeken naar sites die informatie verstrekken over injecties. Gewoon proberen! Als je nooit eens iets probeert, dan kom je helemaal nergens in het leven. Linda zou het normaal hebben gevonden. Ze zou het hebben toegejuicht! Hij leest iets over musculair spuiten – gewoon die naald in je dijbeen steken en injecteren – heel klein beetje lucht is toegestaan, maar teveel mag niet. Is het effect van het medicijn sterker als hij in een ader spuit? Zou hij er ooit iets van merken? Marvin maakt de verpakking van de naald los en vult het reservoir van de injectienaald met een vloeistof waar half Nederland naar op zoek is. Hij legt de naald neer en begrijpt dat zijn hartslag absurd hoog is – zijn hand trilt een beetje. Nog even en er is geen terugkeer mogelijk. Hij hoeft het alleen maar te doen – prikken en de vloeistof in zijn lijf brengen – tussen de spieren spuiten, net als een griepspuit – een prikje – meer niet.

Zijn onderarmen rusten op tafel. Tussen zijn handen wacht de injectienaald op een beslissing van Marvin. Waarom zou hij zichzelf injecteren met een medicijn dat zijn geheugen beter maakt dan het is? De ontmoeting met Linda was anders – waarheid bracht ze druppelsgewijs – niet alles ineen – nee, want ze bleek op de vlucht voor een paar bloedhonden die exclusief in dienst zijn van een multinational. Het zijn altijd grote bedrijven die dit soort dingen doen. Een vernieuwend medicijn op de markt brengen – om heel, heel erg veel geld binnen te harken – meer nog dan de mensheid te dienen. Alles draait om geld.

Hij pakt de naald en denkt aan de laatste ogenblikken van Linda, toen ze begreep dat ze dood zou gaan. Of zou ze het nooit hebben beseft? Ze was onderweg naar een man die best wilde luisteren en zelf ook een enorme behoefte had zijn verhaal kwijt te raken. Marvin laat enkele druppels van het medicijn langs de naald sijpelen, zodat hij zeker weet dat alle lucht eruit is. Ja, net als in het ziekenhuis. Daar doen ze dat ook. Hij plaatst de naald tegen de huid van zijn dijbeen en duwt hard – er volgt een korte venijnige steek – hij ziet de naald in zijn been verdwijnen en laat de vloeistof gaan – wegstromen in zijn lichaam. Als het reservoir leeg is, trekt hij de naald langzaam terug. Er vormt zich een druppel bloed op zijn been en Marvin staart naar de plek. Het blijft bij een enkele druppel. Zijn vinger glijdt over de huid – het bloed – en hij likt zijn vinger af. Er is geen verschil te merken met vijf minuten geleden. Hij voelt zich hetzelfde – alsof er nooit iets zal veranderen.

Injectienaald en ampul gooit hij in de vuilnisbak – nu wel – het is rommel – o ja – politie verwacht hem morgenochtend om tien uur op het bureau, maar het is bijna twee uur en de stoplichten zijn buiten werking gesteld. Dat gebeurt elke nacht om precies half twee, maar daarstraks viel het niet eens op. Hij moet zijn vriendin bellen. Als hij bij de politie is geweest, zal hij zijn spullen ophalen. Marvin kan nooit meer terug naar Adèle, want zijn gedachten zijn vrijwel continu bij Linda – die onder de metro werd geduwd. Moeder zal het vervelend vinden, want ze mocht Adèle heel graag; vader haalt er gewoon zijn schouders bij op en gaat verder met het leven. Er zullen beslist meer vriendinnen volgen. Marvin voelt zich wegzakken in een diepe slaap. Hè hè – eindelijk.

’s Ochtends om zes minuten voor acht doet hij zijn ogen weer open en Marvin kijkt eerst op zijn wekker. Het is vroeg. Misschien is de politie afgelopen nacht op zoek geweest naar het afval van Marvin. In dat geval moeten ze inmiddels weten van zijn bedrog. Misschien zijn het medewerkers van de multinational geweest die hun dromen van een eervolle vermelding langzaam hebben zien verdampen. Geen injectienaald – geen ampul met een transparante vloeistof – helemaal niets – dus mijnheer Rijkens heeft gelogen.

Waarom heeft mijnheer Rijkens eigenlijk gelogen? Heel simpel. Vanwege zijn liefde voor een vrouw die haar leven roemloos beëindigde onder de wielen van een metrostel. Hij stapt onder de douche en poetst zijn tanden – wast uitgebreid zijn haren en lichaam – shampoo verdwijnt in het afvoerputje. ‘Je hebt dit toch niet gepland, hè?’ Hij hoort haar stem. Gezichten verschijnen in zijn geheugen. Warm water blijft langs zijn lijf stromen. Hij ziet jonge en oude mensen die de rijkdom van een zitplaats kennen of moeten blijven staan, zoals Marvin en Linda. Hoe zou hij dit nou in hemelsnaam gepland kunnen hebben? Tussen de reizigers herkent hij het gezicht van de man die korte tijd later ook bij het café opdook, maar toen als verklikker – hij was er ook in het metrostel, maar gisteren herinnerde Marvin zich het allemaal niet.

‘Je hebt dit toch niet gepland, hè?’ Warm water blijft langs zijn lichaam stromen. Al een kwartier. Normaal doucht hij slechts korte tijd. Woorden van Linda galmen in zijn hoofd, terwijl hij haar ogen bijna steels naar rechts ziet gaan – naar de verklikker – spion die zijn werkgever heeft geïnformeerd. Gisteren niet opgemerkt. Nu denkt hij eraan. Linda moet hebben geweten dat ze werd gevolgd. Het moet. ‘Je hebt dit toch niet gepland, hè?’ Nee, Marvin heeft het absoluut niet gepland, maar Linda beslist wel.

Hij draait de kraan dicht en vervloekt zijn eigen onnozelheid – zijn hand graait naar de handdoek en hij begint zich droog te wrijven. In de woonkamer begint hij zich aan te kleden – half gesloten jaloezieën onttrekken de straat goeddeels aan het zicht. Marvin ziet de ogen van Linda weer naar rechts bewegen – heel even maar en hij vraagt zich af waarom het hem gisteren niet eens is opgevallen. De film herhaalt zich eindeloos – als een eeuwigdurende loop. Steeds ziet hij Linda naar de verklikker kijken – naar de spion.

Zijn ontbijt begint met een kop thee – yoghurt met cruesli – elke dag hetzelfde. Hij checkt e-mailberichten. Zijn vrienden proberen hem nog steeds te bereiken, maar hij antwoord niet. ‘Je hebt dit toch niet gepland, hè?’ Hij had om precies te zijn helemaal niets gepland. Marvin probeert te bedenken wat het kan betekenen – Linda keek naar de spion. Ze moet hebben geweten dat ze werd achtervolgd. Zou ze daarom met Marvin mee zijn gegaan naar het café?

Na zijn ontbijt spoelt hij de yoghurtbeker af – thee blijft nog eventjes op tafel staan. Buiten op straat zijn veel auto’s geparkeerd – het is altijd erg moeilijk om hier een parkeerplek te vinden. Hij herkent de  auto die gisteren tegenover het café heeft gestaan. Zelfde mannen zitten voorin, maar is er nu een derde bij gekomen – man die gisteren als chauffeur optrad, is nu bijrijder – het is moeilijk om achter het verduisterde raam de passagier te zien.

Marvin overweegt of het mogelijk is om een dubbelganger voor de metro te laten duwen. Ja, het zou kunnen. Je hoeft alleen maar de identiteitskaart om te wisselen en beveiligingscamera’s zijn vaak niet zo erg goed. Afstand schept twijfel – camera van achterzijde. Onderzoeken moeten nog uitwijzen dat het slachtoffer inderdaad Linda heette, want de stoffelijke resten liggen over een afstand van kilometers. Metro zou niet eens zijn gestopt. Volle snelheid. Hij kan de pijn haast voelen. Zou je de klap echt kunnen – ?

Inzittenden van de auto zijn aan het wachten en hij heeft geen idee waarom ze het zolang laten duren. Misschien moet hij zijn vrienden maar eens uitleggen wat er is gebeurd sinds gistermiddag. Nee, ze geloven hem sowieso niet – het verhaal is veel te fantastisch. Hoe hebben de beveiligers hem eigenlijk gevonden? Politie geeft geen adressen aan particulieren. Linda had zijn postcode en huisnummer en dus het adres. Maar Linda is onder de metro terechtgekomen. Hij heeft nergens aanwijzingen achtergelaten dat hij in dit gebouw woont – nergens, niet op sociale media. Ze kunnen hem onmogelijk zo snel hebben gevonden – alleen als er iemand anders van het perron is – .

Hij zoekt een aanwijzing in zijn geheugen – een gebaar of oogopslag van Linda – woorden die verraden wat ze werkelijk van plan is geweest. Zoiets doe je toch niet volkomen onvoorbereid? Hij zou persoonlijk elke stap vooraf plannen – zorgvuldig handelen, aangezien je wetten aan het overtreden bent. Linda moet dat ook hebben gedaan.

Hij staart naar het beeldscherm van zijn computer en stelt vast dat het nieuws naar de achtergrond is verdwenen – er gebeuren meer en veel ergere zaken. Nergens staat er iets over een persoonsverwisseling. Hoe zouden de beveiligers hem anders zo snel hebben gevonden? Zulke informatie krijg je niet van de politie. Of een agent moet corrupt zijn en er bestaan helaas corrupte agenten in deze wereld. Marvin krijgt zin in koffie en loopt naar de keuken – drukt het knopje in van de Senseo – zijn moeder spreekt altijd over ‘de kromme koffiepot’. Terwijl het water op temperatuur komt, beslist hij dat een agent de adresgegevens van Marvin heeft doorverkocht.

Linda is dood. Punt uit. Ze is voor een metro geduwd. Hij neemt zijn kop koffie mee naar de woonkamer – neemt een slok – en de bel gaat. Marvin zet zijn koffie neer en loopt naar de voordeur – draait de sleutels naar links – hij trekt de deur open en ziet – .

Linda staat voor hem – ze ziet er mooi en uitgerust uit. Lange regenjas, nauwelijks make up – rode trui met V-hals – donkerbruin haar dat los op haar rug en borst hangt. Er ligt een heldere glans op haar netvlies. Er zijn ook drie mannen – de beveiligers en een oudere man die ongeveer zestig jaar oud moet zijn. 

“Ik heb gelezen dat je voor een metro bent geduwd.”

“Ja, het was erg vreemd om dat over mezelf te lezen,” zegt ze. Zou ze in het echt nou ook Linda heten? “Ik vond het best wel een beetje sneu voor het meisje.”

“En nu ga je de politie vertellen dat je niet snapt hoe je identiteitskaart in haar jaszak terecht is gekomen,” zegt Marvin. “Zelfde postuur en haardracht, zelfde soort gezicht en dan ben je het ook echt. Tot de eerste onderzoeksresultaten binnenkomen.”

“Ik vind het echt heel erg voor dat meisje, hoor,” zegt ze.

Man zegt: “Je hebt het gebruikt – ik zie het in je ogen. Ik kan je verzekeren: het wordt steeds leuker – alsof je voor het eerst de zon ziet opkomen.”

Man legt zijn hand op een schouder van Linda – nou ja – misschien is dat werkelijk haar naam. “Edward – ik heb alleen zijn hersenen nodig – de rest is afval.”

Hij hoort de woorden – man en vrouw lopen weg, maar de beveiligers duwen Marvin het huis weer in.

“Wist je dat de meeste ongelukken thuis gebeuren?”, merkt beveiliger op die Edward heet, maar zijn collega zou net zo goed dezelfde naam kunnen hebben.  

Alleen zijn hersenen. De rest is afval.

Als hij nou alleen maar op tijd bij zijn vriendin was geweest, zou dit allemaal niet zijn gebeurd. Kut.

Alleen de hersenen.

© Jos Smies, 26 maart 2016