Er is niemand meer in de stad die nog praat over de aanvallen die er zijn geweest – de doden zijn begraven – er is een wolf, of nee, er was een wolf – waarschijnlijk – want er is geen mens die het echt zeker weet.
Misschien was het een groot uitgevallen herdershond, hoewel kenners zeggen dat het verschil veel te groot is. Je zou je met geen mogelijkheid kunnen vergissen.
Nu zijn we alweer een beetje gewend geraakt aan wolven in onze natuurgebieden, al blijven de meningen sterk verdeeld. Voor- en tegenstanders. De wolf afschieten als een ongewenste indringer of niet. In het noorden van Europa komen wolven nu nog niet in de stad, maar er in het zuiden en oosten gebeurt dat wel degelijk. Echt uniek zou het niet mogen zijn.
Er bestaan helaas geen foto’s van een stadse wolf in Nederland, er zijn slechts wiebelige ooggetuigenverklaringen van mensen die beweren er eentje te hebben gezien. Verder zijn er voorbeelden van slachtoffers, mensen die werden gebeten. Helaas valt er nauwelijks een verschil vast te stellen tussen de beet van een wolf en die van een hond.
Toch wonderlijk hoe zo’n kwestie mensen bezig weet te houden. Wel een wolf, geen wolf. Ik weet dat er mensen stevig ziek zijn geworden door een beet, gevolg van een onverwachte aanval die plaats had, terwijl ze na een stapavondje onderweg waren naar huis.
Zo vertelde mijn eigen buurman een verhaal over net zo’n afschrikwekkend voorval.
Hij was net de kroeg uit gewankeld – zijn woordkeus – zijn herinneringen omschreef hij als navenant warrig. Wel wist Rick te vertellen dat er iemand voor hem liep, een mannelijke gedaante in een lange regenjas – eerst liep hij in het volle licht, vervolgens verdween de man in een donker winkelportiek. Met zijn dronkenmanshoofd geloofde Rick het verkeerd gezien te hebben.
Ach ja, fantastische verhalen, alcoholische herinneringen, de beruchte zwarte gaten. Ik heb drinkers gekend die complete weekenden kwijt waren. Op vrijdagmiddag dronken ze twee biertjes in de bedrijfskantine, zondagmiddag werden ze wakker in een drooggevallen greppel zonder ook maar één herinnering aan wat ze in de tussentijd hadden gedaan – vanaf het eerste biertje in de bedrijfskantine.
Persoonlijk ben ik dol op zulke mensen. Echt waar.
Rick ging verder met vertellen, had immers geen reden om te twijfelen aan zijn veiligheid. Er stond een man in het betreffende winkelportiek – de lange regenjas, dat weet je nog wel, hoop ik – die zo op het eerste gezicht tegen de winkeldeur stond te pissen. In elk geval leunde zijn hand tegen de deur en leek het erop alsof hij zeer hoge nood had gehad. Zijn hoofd gebogen. Rick kon geen gezicht herkennen.
Enkele dagen na het incident vertelde hij me het verhaal over de wolf die hem had aangevallen. Eerst de pissende man, later de wolf.
Ik reageerde erg sceptisch, aangezien hij iets leek te willen insinueren wat in de werkelijkheid van alledag beslist niet thuis hoort. Hij was verontwaardigd. “Ik verzin dit niet, hoor, het is allemaal echt gebeurd!”
Journalisten vroegen zich hardop af of er iets bovennatuurlijks afpeelde in onze stad, nou, nee – natuurlijk niet, tot dusverre leek elk incident eenvoudig te verklaren, als je maar accepteert dat er een wolf onze stad binnen kan dringen en dezelfde nacht weer verdwijnt naar een naburig natuurgebied. Het gebeurt elders in Europa, dus het zou ook best bij ons voor kunnen komen. Waarom zou zo’n beest geen hap uit een mensenbeen kunnen nemen?
Ja, er zijn heel wat lachsalvo’s geweest in Nederlandse huiskamers en daarbuiten, miljoenen menen hebben er lol van gehad. Een wolf, een soort van wolf, of een weerwolf. Gelukkig blijft het erg moeilijk om de wereld van de mythologie door te laten dringen tot onze realiteit. Een weerwolf. Ach ja.
Goed. Terug naar Rick.
De onbekende man die zo nodig moest pissen, bemerkte dat er iemand naar hem stond te kijken en draaide zijn gezicht half naar rechts, nog steeds in het halfduister. Niettemin beweerde Rick dat het gezicht van de man volledig behaard was net als een dier. “Loop alsjeblieft verder,” zei de man, “voor je eigen bestwil.”
“Ben je ziek of zo?”, vroeg Rick. Ik heb ooit een artikel gelezen over mensen die leden aan een ziekelijke vorm van overbeharing, als een omgekeerde evolutie, of een recessief gen dat plots actief is geworden. Volgens sommige deskundigen zijn zulke families de bron van de weerwolven-mythe.
“Donder nou gewoon op, man. Straks heb je spijt.” De onbekende wilde meer zeggen, maar zijn woorden veranderden erg snel in dierlijke onverstaanbare grommen.
Rick begon snel verder te lopen, zich afvragend waar hij nou precies getuige van was geweest. Natuurlijk waggelde hij nog altijd en misschien wel meer dan van tevoren, omdat hij haast had gekregen.
Angst voor de man in zijn regenjas had hij niet, wel zocht hij in zijn verdoofde brein naar antwoorden, aangezien Rick dingen had gezien die onmogelijk waren. Het was verbeelding, ja, allemaal verbeelding. Zo stel ik me zijn eigen geruststelling voor.
Zijn onzekere tred bracht hem in een straat die voornamelijk bekend is vanwege een gotische kerk.
Het was daar dat hij een sinistere grom hoorde. Rick keek bijna automatisch over zijn schouder, denkend aan de onbekende die hem net een waarschuwing had toegesist. Er was niemand. Geen mens. Niets. Het was al erg laat en de meeste feestgangers waren al thuis. Rick wilde zijn wandeling naar huis hervatten, maar een ontzagwekkend grote wolf blokkeerde de doorgang. “Dus toch,” zei Rick, “ik had er tot dan toe geen bal van geloofd.” Het was een wolf – een doodgewone wolf. Je moest blijven stilstaan, zo had een deskundige op tv gezegd, want eten heeft in het wild de gewoonte weg te willen rennen.
Rick vertelde me dat hij onmogelijk had kunnen bewegen, als stijf bevroren stond hij stil en bleef hij staan. Het grote dier had donkere ogen die gloeiden als kool. Het duurde enkele seconden voordat Rick besefte dat de ogen donkerrood waren.
Kon dat eigenlijk wel?
Helaas – als gevolg van zijn dronkenschap slaagde hij er niet in lang genoeg stil te blijven staan – hij wankelde – zocht naar een nieuw evenwicht – waardoor de wolf aanviel en hapte in Ricks been – in de tussentijd wilde Rick het dier een schop geven, maar viel op de grond – deels in een regenplas – uit wanhoop gaf hij het dier een schop tegen zijn kop, daarna nog één en nog één.
“Voor een dronkenlap heb je best veel onthouden,” zei ik. Het was verbazingwekkend hoeveel hij nog wist.
“Ja-a, best knap van mij, hè,” zei hij op triomfantelijke toon. Rick stak zijn wijsvinger naar me uit en riep: “Durf eens te zeggen dat ik lieg!”
De wolf had losgelaten, zomaar ineens, blijkbaar begon hij de trappen op zijn hoofd beu te worden, vanaf dat moment is Rick naar huis gehinkeld.
Rick heeft nog bij mij aangebeld, maar ik deed niet open. Zijn broer woont in de buurt en die heeft hem naar het ziekenhuis gebracht. Onderzoek. Injecties. Een wolf, mijnheer? Ja, mevrouw, een echte wolf.
“En nu?”, vroeg ik.
“Agent gesproken – hij stond me een tikje ongelovig aan te staren – omdat ik over een wolf begon – ik vertelde ook over de man met het harige gezicht. Ik heb met geen woord verwezen naar een weerwolf. Wel zijn ze nu allemaal aan het zoeken naar een grote wolf, echt, een enorme joekel van een beest.” Rick haalde zijn schouders op. “Zoveel mensen, zoveel meningen. Eén ding! Ik weet wat ik heb gezien.”
Ik schrijf het hier op, maar je weet net zo goed als ik dat de meeste media letterlijk alle mogelijkheden hebben doorgenomen – elk scenario. Elke nacht werden er mensen gebeten door een wolf. De burgemeester beloofde extra blauw op straat waardoor in ieder geval de criminaliteit in de gemeente daalde. Met het oog op de aanvallen maakte het weinig uit, want de aanvallen gingen onverminderd door. En de beruchte mythische wolf bleef onzichtbaar voor elke camera.
De effecten van een wolvenbeet verschilden van mens tot mens, er waren er die er ongelofelijk ziek van werden, zelfs een lange tijd op een IC moesten doorbrengen, ook zijn er mensen overleden aan de gevolgen van de infectie. Sommige journalisten beweren trouwens dat het sterftecijfer als gevolg van de wolvenbeten in werkelijkheid 100% is geweest.
Desinformatie, fakenieuws, onkunde en onbegrip – realisten tegenover fantasten – ik heb het natuurlijk over de beet van een weerwolf, aangezien die van een gewone wolf allesbehalve dodelijk is. Enerzijds heb je mensen die zonder enig voorbehoud in een willekeurige rotsformatie een Ufo-landingsplaats menen te herkennen, aan de andere kant zijn er onderzoekers die zo’n kwestie graag keihard bewezen willen zien worden. Volgens mij is de reguliere wetenschap de allergrootste vriend van elke weerwolf en vampier. Niemand zal je ooit geloven, als je beweert aangevallen te zijn door een mythisch wezen – een weerwolf bijvoorbeeld. Om de doodeenvoudige reden dat hij niet kan bestaan.
En wat als ze tòch bestaan?
Heel simpel – ook dan bestaan ze niet. Ze kunnen niet bestaan. Het is min of meer een paradox.
Zojuist heb ik gezegd dat de slachtoffers allemaal zouden zijn overleden. Dat is pertinent onjuist. Er leeft er namelijk nog eentje. Mijn buurman Rick en die voelde zich kiplekker. Niks aan het handje. Wel smaakte het bier de volgende dag anders dan normaal, blijkbaar waren dat voor hem de gevolgen. Hij moest de alcohol laten staan. Geen smaak meer voor alcohol. Helemaal niets. Zijn moeder kwam ik in de supermarkt tegen en die zei dat de aanval tenminste één goed ding had opgeleverd. Nu kon hij eindelijk zijn leven beteren.
“Dus – je moet het roer noodgedwongen omgooien,” zei ik.
“Absoluut niet,” zei Rick, “ik ga op de oude voet verder, ga keihard de ontkenning in. Kom nou, ik laat me mijn biertje niet afpakken.”
In werkelijkheid ging het anders, ik kwam zijn ex-vriendin Laura tegen in een supermarkt, ze vertelde me dat Rick sinds de aanval een enorme lust voor vlees had gekregen. Groenten at hij nog sporadisch en met zichtbare tegenzin, het liefst had hij vlees op zijn bord, bij voorkeur zeer licht gebakken.
Zo plotseling als de nachtelijke aanvallen waren begonnen, zo eindigden ze ook weer. Op een nacht bleef het stil. Geen nieuwe meldingen. Na bijna een week durfden plaatselijke politici hardop te zeggen dat de hysterie voorbij was gegaan, want veel meer dan dat kon het uiteraard nooit zijn geweest. Buurman Rick bewees steeds nadrukkelijker dat hij minder openhartig begon te worden dan in het begin, net na de aanval, alsof zijn naïeve eerlijkheid in het begin hem had gedwongen voorzichtig te zijn.
Misschien was hij net een keer te veel hard in het gezicht uitgelachen door vrienden en bekenden.
Ik heb het hierboven al even over zijn vriendin gehad, die Laura heette. Sinds de aanval had ik haar niet meer gezien. Daarom begon ik te vermoeden dat Rick en Laura uit elkaar waren gegaan. Het voedde mijn nieuwsgierigheid.
Derhalve werd het saai in de stad, de wolf was verdwenen, een weerwolf heeft er sowieso nooit kunnen zijn en zwerfhonden zijn er een enkele keer, maar zelden groter dan een eenvoudige huiskat.
Op geen enkele manier zou een eenvoudige zwerfhond met een volwassen wolf verward kunnen worden.
Het leek er een beetje op dat de overheid en media gezamenlijk hadden besloten dat er een einde moest komen aan de hoax. Ik vond het een opmerkelijke wending. Tijdens een pauze op mijn werk, vroeg ik een enkele keer of er iemand nog een weerwolf was tegengekomen. Er werd stevig gelachen. Alle opwinding lag achter ons. In zekere zin leek het erop dat het nooit was gebeurd. Er was niemand gebeten door een wolf, terwijl weerwolven niet bestaan, dus die mogelijkheid moet je uitsluiten.
Ik heb het toch maar even opgezocht op internet, het officiële sterftecijfer na gemelde aanvallen die aan een wolf werden toegeschreven. Dat zijn er 23 – mannen en vrouwen. Volgens de documenten dat ik heb gelezen zijn alle slachtoffers tenslotte overleden, al heeft dat nooit zo duidelijk in de krant gestaan.
Wanneer is iets dus werkelijk gebeurd? Daarmee moet je met andere woorden het gehele spectrum van de nieuwsvoorziening meenemen – realisten èn fantasten – keurige wetenschappers, maar ook de manische complottheoretici. Ik ben van mening dat je een verschil moet maken tussen mensen die aan proberen te tonen dat iets niet per se echt is gebeurd en degenen die met alle geweld hun fabelachtige ideeën proberen te bewijzen. Misschien klinkt dit erg ingewikkeld.
Het probleem is dit en ik herhaal mezelf – alle 23 mensen die zeiden dat ze aan waren gevallen, hebben het niet overleefd. Ze zijn allemaal overleden.
Behalve één. Mijn buurman Rick. Zo fris als een hoentje.
Onbegrijpelijk.
Goed. Ik kwam zijn vriendin tegen in een supermarkt. Zoals gezegd. Ze stond opgewekt haar avondmaal uit te zoeken en zo te zien zou dat vegetarisch worden.
“Goeiendag,” zei ik en heel even dacht ik dat ze schrok.
“O, ben jij het.”
“Ik heb je toch niet aan het schrikken gemaakt?”
“Nou – heel even dacht ik – dat hij het was.”
“Je ex-vriend Rick.”
“Dat weet je ook al?”
Ik had dus gelijk, ze waren uit elkaar. “Geraden,” zei ik, “je komt nooit meer langs, ik zie je niet meer.”
“Het is vreselijk, hij eet alleen nog maar vlees,” zei ze, “’s nachts ligt hij wel eens te grommen in zijn slaap, als een hond, de laatste keer dacht ik dat hij zijn klauwen in mijn arm wilde zetten. De volgende dag heb ik mijn spullen gepakt en ben ik vertrokken. Ik hebt het gewoon gezegd. Je bent iemand anders geworden, Rick, ik ken je niet meer.”
“Het gaat me uiteraard geen bliksem aan, maar hebben jullie sinds de aanval nog seks gehad?”
Laura lachte. “Wat kijk je er serieus bij, joh.”
“En?”
“Nee, dank je feestelijk. Ik neuk niet met een hond.”
Een oudere mijnheer liep voorbij en schudde haar hoofd, ze zei nog iets en liep verder.
“Je reactie spreekt boekdelen.”
“Hij is zelfs anders gaan ruiken, echt, als een hond, misschien wel een beetje als een wolf.”
“De je-weet-wel-incidenten.”
“Precies.”
Ik probeerde in te schatten hoe serieus ze was.
“Ach ja,” zei ik.
“Ze zeggen dat er 23 mensen dood zijn daardoor.”
“Volgens de berichten die ik heb gevonden op internet is dat juist.”
Daarna hebben we afscheid van elkaar genomen.
Misschien tot ziens, nou ja, beslist tot ziens. Ik heb mezelf ook altijd graag ondergedompeld in het uitgaansleven, net als Rick en Laura.
’s Avonds zag ik mijn buurman Rick de deur uitlopen, het was net te vroeg voor een bezoekje aan een café. Bovendien wist ik vrijwel zeker dat hij de alcohol in het vervolg als een volstrekt onaantrekkelijk goedje moest beschouwen. Geen smaak meer.
Of hij moest zin hebben in vers vlees. Het betekende dat hij alsnog wat eten ging halen in de supermarkt.
Of hij wilde vers vlees oogsten in de straten van ons oude stadscentrum.
Ik besloot hem te achtervolgen, trok mijn regenjas aan en vond Rick terug in een achteraf steegje. De voordeur gleed zachtjes in het slot en ik zocht naar zijn lichaamsgeur. In welke richting was hij gegaan? De steegjes en pleintjes leken erg voor de hand liggen, maar ik vond hem ergens ander terug. Rick droeg een typerende geur met zich mee. Zowel mens als wolf, niet als een wolf en al evenmin echt een mens, hij was aan het veranderen, iets anders aan het worden, iets onbestaanbaars, als een levende paradox.
Rick slenterde ietwat besluiteloos langs het oude kanaal, ik zag hem lopen en regelmatig stilstaan met zijn handen in zijn jaszakken. Volgens mij had hij me niet eens in de gaten, net als enkele weken geleden, toen we mekaar troffen bij de oude kerk.
Zelf zorgde ik er altijd voor dat al mijn zintuigen honderd procent functioneerden, er zouden concurrenten op kunnen duiken die ik weigerde te dulden, het was nou eenmaal mijn jachtterrein. Soms kan het leven erg simpel zijn. Ik had er geen moment op gerekend dat iemand het zou overleven, aan de andere kant besta ik ook en ben ik net als Rick een paradox.
Rustig stak ik de weg over, maakte een gebaar naar een automobilist die zich een tikje zat op te winden over mijn houding. Hij leek haast te hebben. Behoedzaam stapte ik om een geparkeerde auto heen, waarna mijn voetstappen over de houten vlonder galmden. Rick draaide zich om en toonde zich gedurende een paar seconden totaal overrompeld.
“Hé – jij hier,” zei Rick. “Weet je wel dat je net zo’n jas aan hebt als… als – .” Zijn laatste woorden slikte hij in – anders dan de vorige keer herkende ik nu doodsangst in zijn ogen – hij wist het – hij raadde het gewoon. Twee weerwolven in een kleine stad was er één teveel. Hij had het nooit mogen overleven. De dood is de allerbeste probleemoplosser die ik ken.
Een mens is een mens, een wolf is een wolf, een weerwolf is een onbestaanbaar fabeldier dat nooit in de realiteit van onze samenleving zal kunnen voorkomen.
Een mens en een wolf, dat zijn twee verschillende levensvormen die de evolutie op aarde heeft voortgebracht.
Wat een geluk dat geen mens ooit zal geloven dat zo iemand als ik besta.
“Heb je honger?”, vroeg ik.
“Ja, man, ik rammel, wat ik ook doe, ik blijf eten, het is ongelofelijk,” zei Rick.
“Kom – ik trakteer. Er is een prima restaurant in de stad, het vlees is precies zoals jij het wilt eten.”
“Zeg eens. Ben je nou ook een – eh, je weet wel – ?”
“Daar praten we straks wel over. Geen zorgen.”
“Da’s tof van je,” zei Rick.
Er hing een onmiskenbare doodsangst rond mijn buurman Rick, ik had het eerder geroken, soms wierp hij een nerveuze blik over zijn schouder, alsof hij zeker wilde weten dat ik nog altijd achter hem liep.
“Hoe nu verder?”, vroeg hij.
“Dat weet je al,” zei ik.
Het is zoals het is.
Geen mens zal ooit willen toegeven dat ik werkelijk besta.
14 december 2022
Plaats een reactie