Zoekend naar antwoorden loopt hij door zijn huis, het is stil, zijn zoon zit op school en Jacques Kuijpers heeft besloten een paar uur later te gaan werken, zodat hij rustig na kan denken. Het probleem is dat zijn zoon Luuk sinds enkele weken nauwelijks nog praat, zelfs de dood van zijn moeder heeft vijf jaar geleden nooit zo’n effect gehad. Misschien is het onzinnig om er vrij voor te nemen, maar hij snapt dat hij er nu eens tijd voor moet maken.
Op het bureau van Luuk liggen tekeningen. Ze zijn allemaal min of meer hetzelfde – strakke rechte lijnen, maar ergens in het midden is er een gat te zien.
Zijn zoon heeft veel energie gestoken in het tekenen van de gaten – niet slechts één enkele lijn, nee, het zijn er tientallen. Zo klinisch recht als de lijnen zijn, zo wild zien de gaten eruit. Als een kolkende tornado.
Weken gelden is Luuk opgehouden met praten. Aangezien er dankzij de crisis minder werk te doen valt, heeft Kuijpers tijd genoeg om rustig na te denken – door het huis te lopen en misschien tegen een oplossing aan te lopen. Tekeningen. Een heel stapeltje ervan. Zeker twintig. Vrijwel identiek. Allemaal rechte lijnen en rechts in het midden gaapt er een gat. Het dekbed van Luuk ligt rommelig op een hoop – nu doet Kuijpers daar absoluut niet moeilijk over. Want zijn zoon Luuk praat niet meer. Tegen niemand. Thuis niet. Op school niet. Met vrienden niet. Bij opa en oma niet.
Het is een week of wat geleden begonnen, bijna een maand. Ergens in de loop van de dag is er iets gebeurd, er moet iets zijn voorgevallen waardoor Luuk is opgehouden met praten – ’s ochtends, dus tijdens het ontbijt kletste hij nog honderduit, later op school, zo wist de onderwijzeres Kuijpers te verzekeren – praatte de jongen ook volop. Toen zijn vader tenslotte thuiskwam van zijn werk bleef het raadselachtig stil.
Natuurlijk heeft Kuijpers enkele malen gevraagd of er iets scheelde. Antwoord was ‘nee’.
De vlizotrap staat naar beneden – hij klautert naar boven en graait bijna blindelings naar een lichtknop – er begint een lamp te branden – Kuijpers zet een eerste voet op de zolder sinds de verhuizing bijna vijf jaar geleden. Gebruikelijke rommel. Dozen die door Luuk open zijn gemaakt, omdat hij uiteraard nieuwsgierig was naar de inhoud. Het is wat je doet op die leeftijd. Er staan twee kledingkasten met broeken, jurken en truitjes die zijn vrouw Lauren ooit heeft gedragen. Tot vijf jaar geleden, toen ze in de slaapkamer werd vermoord. Kuijpers was aan het werk, Luuk op school. De directeur van het bedrijf kwam hem halen – er zaten in de vergaderruimte twee politiemensen te wachten. Vanaf die dag was het ‘ervoor en erna’.
Op zolder bewaart hij zijn oude leven en al lijkt het weinig zinvol om alles te bewaren, hij wilde het per se doen. Niemand heeft ooit de vraag gesteld wat hij met de spullen van Lauren zou doen – bewaren of weggooien – Kuijpers weet zich evenmin te herinneren dat hij dit ooit een keer heeft besproken. Misschien voelt het anders wanneer je partner is overleden na een vreselijke ziekte. In feite zou het weinig invloed meer mogen hebben op hun leven. Het is allemaal lang geleden. Luuk vraagt wel eens naar zijn moeder en Kuijpers vertelt hem onvermoeibaar wat een leuke vrouw ze is geweest – totdat een insluiper daar resoluut een einde aan wist te maken.
Verkrachting èn moord. Desondanks vindt hij moord al erg genoeg klinken, dus laat Kuijpers verkrachting meestal achterwege. Vroeg of laat zal Luuk de vraag stellen hoe het nou precies is verlopen, hoe zijn moeder dood is gegaan, dan kan Kuijpers het alsnog zeggen. Een simpel principe. Zoon vraagt, hij vertelt.
Het is natuurlijk wel zo dat Luuk best weet hoe Lauren is gestorven – Jacques Kuijpers maakt zich geen enkele illusie – ook al praten ze er zelden over.
Ze praten over een afwezige moeder, niet haar dood.
Het is lang geleden gebeurd – Kuijpers telt de dagen en weken allang niet meer. Schoenen, jassen, de boeken die Lauren aan het lezen is geweest, haar telefoon, de laptop en iPad – het zijn spullen die Kuijpers zelf heeft verhuisd. Zijn eigen ouders kwam hem een dag na de begrafenis opzoeken – ze hadden besloten te verhuizen – Jacques mocht het huis overnemen. Het was een mooie oude woning. Gebouwd in de negentiende eeuw. Wel gemoderniseerd uiteraard – dubbel glas – zolder met een mooie houten vloer die bestaat uit ouderwetse solide planken èn een gat waar vermoedelijk ooit een kwast heeft gezeten – het betekent dat er een tak heeft gegroeid. Laurens spullen wegen minder zwaar dan Kuijpers’ herinneringen aan zijn vermoorde vrouw.
De tekeningen van Luuk laten de planken zien – plus een gat. Tegen de muur staan er een paar dozen – plat gemaakt, schuin tegen de muur gezet, zoals hij in zijn vorige huis ook had gedaan – deze plek is een exacte kopie van zijn – van hun oude woning.
Het vervloekte adres. Destijds zijn ze ogenblikkelijk verhuisd, ze moesten een beetje improviseren, maar het lukte allemaal best.
Er kwam een ander bed, andere linnenkasten. De rest ging naar de zolder, zodat hij Laurens spullen kon zien, als er hij behoefte aan had.
Daarom komt Luuk hierboven – op zolder – het is een goede manier om zijn moeder te beleven. Een fotoboek ligt naast een stapel truitjes. Luuk zal het meer dan eens hebben bekeken. De zwijgzaamheid van Luuk moet te maken hebben met de dood van zijn moeder – er bestaat geen andere mogelijkheid. Hoewel het vijf jaar geleden is gebeurd – vijf jaar.
Er komt een appje binnen, berichtje van zijn vader – die staat voor de deur. Kuijpers antwoordt direct: ‘Kom maar binnen, ben op zolder.’
De voordeur gaat open, zwaait weer dicht. “Hallo?”
“Ben hier – boven.”
“O – ja,” zegt Luuks grootvader.
Voetstappen die gestaag dichterbij komen.
Kuijpers heeft een belangrijk doel. Hij wil weten waarom zijn zoon is gestopt met praten. Nauwelijks een woord zegt. Tegen niemand.
Opvallend behendig stapt zijn vader op de zolder.
“Ik wist wel dat je alles hebt bewaard,” zegt hij.
“Klopt.”
“Nou moet je dat helemaal zelf weten.”
“Gelukkig, pap. Dat je dat zegt.”
“Ik kan het snap het ook wel – ergens.”
Kuijpers zegt geen woord.
“Maar waarom zoek je dit nou op? Je auto stond nog voor de deur. Ik kreeg een appje van de overburen.”
“Luuk praat niet meer. Of bijna niet dan.”
“Da’s toch al een week of wat. Toch?”
“Ja.”
“En wat heb je zolder d’r nou mee te maken, jongen?”
“Luuk heeft een stel tekeningen gemaakt – twintig of zo – allemaal rechte lijnen met een soort gat erin.”
Er verschijnt een glimlach op zijn vaders gezicht.
“O, ja – hèt gat – daarom sliepen we in die andere kamer. Je snapt natuurlijk wel waarom, hè? Privacy.”
“Nooit over nagedacht.”
Zijn vader kijkt eens rustig om zich heen. “Het is net een tijdcapsule – je hebt echt alles bewaard – behalve het bed natuurlijk – ik snap het, jongen. Ze is wel op een heel smerige manier aan haar eind gekomen. Zo’n smeerlap verdient de doodstraf. Iemand die zoiets doet.”
“Een serieuze arrestatie en veroordeling had ik ook al mooi gevonden, pap,” zegt hij, “dik en dik tevreden.”
“Ziek gemeld, of zo?”
“Nee, een uurtje vrij genomen, ik wil rustig nadenken.”
“Nou wil ik best meedenken over een oplossing.”
“Alles ging gewoon lekker. En toen – .”
“Ik sta rottige dingen te bedenken die zo’n jongen zouden kunnen overkomen – laatst was er toch zoveel in de media te doen over die turnsters.”
“Niet ik, no way,” zegt Kuijpers die zijn armen omhoog gooit, “ik volg tot de dag van vandaag elke afspraak die Lauren en ik ooit hebben gemaakt.”
“Vermoedelijk zou je moeilijk anders kunnen.”
“Inderdaad.”
“Gelukkig maar.”
“Hoe zou jij dit nou oplossen, pap?”
“Praat nog eens met hem. Vertel iets grappigs over zijn moeder. Zo’n verhaal waar je nooit meer aan heb gedacht. Als hij ècht ergens mee zit, zou hij op een of ander moment emotioneel moeten worden en dan komt alles er als een tsunami naar buiten – maar niet onder druk zetten!” De vader van Kuijpers maakt bewegingen met zijn handen. “Snap je wel? Je mag geen pressie uitoefenen. Op geen enkele manier. ’t Moet glijden.”
“Als er wat is.”
“Nou – in het andere geval heb je een leuk verhaal verteld – dan heeft die jongen een superavond gehad.”
“Het moet vanzelf gaan, hij mag niet vermoeden dat ik ergens naar zit te vissen. Dat is wat je nu bedoelt.”
“Helemaal.”
“Oké dan.”
Beide mannen klimmen naar beneden – Kuijpers kijkt nog eenmaal – voor hij het licht uitdoet – of hij soms iets heeft gemist – iets vanzelfsprekends wat toch een speciale betekenis kan hebben, maar alles ligt erbij, zoals hij het na de verhuizing heeft achtergelaten. Er is een uitzondering voor enkele boeken – het fotoboek – vanavond of morgen moet hij dat maar eens doorkijken. Misschien zit er een foto bij waardoor Luuk zich van alles is gaan verbeelden. Het moet bijna. In de keuken schenkt hij twee koppen koffie in.
“Je weet maar nooit wat zo’n jongen bedenkt,” zegt zijn vader die een stoel achteruit schuift en gaat zitten.
Kuijpers gooit een suikerklontje in zijn koffie, zijn vader drinkt zwart – altijd al gedaan trouwens. Al snel verandert het gespreksonderwerp en raakt Lauren op de achtergrond. Het is toch vijf jaar geleden gebeurd.
“Wat ik me afvraag, hè?”
“Ja, pap?”
“Je hebt destijds weer een tweepersoonsbed gekocht.”
“Klopt.”
“Waarom eigenlijk?”
“Ik slaap tegenwoordig diagonaal. Kan moeilijk anders.”
“Juist, je hebt meer ruimte voor jezelf.”
“Pap, een relatie komt er, of die komt er helemaal niet.”
“Je kan het moeilijk dwingen. Ik snap het wel.”
“Gelukkig maar.”
“Je moeder wou dat ik erover begon.”
“Mooi, je hebt je plicht gedaan, pap.”
“Ander onderwerp dan maar. Kijk je vanavond voetbal?”
“Normaal wel, ja.”
22 augustus 2020
Plaats een reactie