John Bressers en de operatie “schoonmaak” (4/5)

In het tekst vond hij een naam die er vandaag de dag voor zorgde dat zijn nekharen overeind gingen staan – Mansveld – dat stond er zonder enige twijfel. Bressers meende zelfs een voornaam te herkennen. Er kwamen wel meer woorden in voor die verontrustend waren. Verkracht en vermoord. Bressers’ wenkbrauwen gingen omhoog en hij gaf de iPad zwijgend terug aan de forensisch onderzoeker, terwijl ze hen echt allemaal gespannen aan stonden te staren.

“Het gaat over Daniël Mansveld – hij is – was een man die in het buitenland de vrijheid voelde om zich als een seriemoordenaar te ontwikkelen – anders dan thuis – in ontwikkelingslanden deed hij wat hij wilde. Tientallen slachtoffers. Ik kan me voorstellen dat een onbekende familie schadevergoeding heeft geëist.”

“Wie was Mansveld vermoord?”

“Zijn zoon en beoogd opvolger in het familiebedrijf, al werd daar vaders activiteiten als moordenaar niet toe gerekend. Zo is gebleken uit het trieste vervolg.”

“Hoe heeft dat met Arie Konings te maken?”, vroeg Lisette van der Bruggen. “Daar snap ik niets van.”

“Het schijnt dat Arie een rol heeft gespeeld in een zaak waarbij 5 miljoen euro is betaald aan een —– president die enkele maanden terug werd vermoord.”

“Da’s een hoop geld, verdorie,” zei Den herder.

“Het is belangrijk om te weten hoe de heer Konings om het leven is gekomen – moord of een ongeluk.”

“Moord,” zei de forensisch onderzoeker.

“Dan is dat in elk geval duidelijk,” zei Bressers.

“En nu?”, vroeg Van der Bruggen.

“Het lijkt me dat we moeten wachten op de resultaten van het onderzoek – eventuele aanwijzingen – vingerafdrukken zouden mooi zijn, maar onwaarschijnlijk – ik hoop in elk geval iets te horen.”

“Wat gaat u daarmee doen, mijnheer Bressers?”

“Ikzelf in het geheel niets, maar de firma zal een moordenaar voor het gerecht brengen, zoals het hoort,” zei Bressers die eraan dacht dat Brahms een moordenaar vermoedelijk zou willen veroordelen tot een lange celstraf – plus al het illegaal verdiende geld en andere bezittingen afnemen – iemand als Jongejans vond dat allemaal moeilijk – er bestonden eenvoudiger oplossingen dan een rechter.

De statuten van de firma boden de kans om zoiets als een sanctie toe te passen en die werd dan ook veelvuldig toegepast, het was een gevreesd wapen.

“We zullen onze bevindingen delen,” zei Van der Bruggen, “soms denk ik wel eens dat u en uw vrienden vergeten dat we in een rechtstaat leven.”

“Dat is een vervelend misverstand.”

De politieauto’s verdwenen één voor één – Bressers had zelfs geen lijkwagen gezien – het was bovendien puur toeval geweest dat hij tijdens een politieonderzoek op de plaats delict was gearriveerd. Hij zou in het andere geval niets hebben geweten. Dankzij de lockdown was de dood van een incident manager ergens op een bureau blijven liggen – er behoorde altijd iemand aanwezig te zijn om alarm te slaan. Hij stelde zich zwijgend naast de jonge ex-marinier op, terwijl zijn vaste maat en Rik Pruijs de dozen naar de wachtende helikopter sjouwden – er kwamen regelmatig nieuwsgierige buurtbewoners kijken, want je zag niet elke dag een helikopter in een weiland. Er werden ook foto’s gemaakt. Stof voor nieuwe complottheorieën. Ja, wat zat er in de dozen?

Hij wachtte tot de helikopter opsteeg – nu werd het de hoogste tijd om te controleren of de forensisch onderzoekers mogelijk iets hadden gemist. Terwijl hij het doodstille huis van Arie Konings binnenging, lukte het hem nauwelijks zich voor te stellen dat er ergens nog iets zou kunnen zijn blijven liggen. Eerst betrad hij de werkkamer – een plek die inderdaad rijk was voorzien van Afrikaanse kunst – maskers, speren en schilden – zijn oude mentor was jaren geleden geïnteresseerd geraakt in niet-westerse kunst, zoals de oude man het vaak genoeg had omschreven. In elk geval als ze elkaar eens in een hotel tegenkwamen.

Meer dan dertig jaar geleden hadden ze elkaar leren kennen – John Bressers en Arie Konings – hun ontmoeting vond plaats in de stationsrestauratie. Geen mobiele telefoons of computers, er bestonden wel videorecorders, zodat je programma’s kon opnemen. Bressers kwam precies op tijd binnen, er stond een kop zwarte koffie voor hem klaar, aangezien Konings weigerde te begrijpen waarom je er suiker of zelfs melk bij zou willen gooien. “Rook je?”, vroeg de Konings, maar Bressers schudde zijn hoofd en ging zwijgend zitten en constateerde dat de koffie inmiddels een tikje koud begon te worden.

“Had u me soms eerder verwacht?”, vroeg Bressers.

“Nee, het leek me wel zo efficiënt, twee kopjes bestellen, anders moest je later nog eens apart lopen.”

“Dank u wel.”

“Je bent door de selectie gekomen, gaat aan de slag als probleemoplosser of incident manager, zoals dat tegenwoordig schijnt te moeten heten. Heb je enig idee waar je werk uit bestaat? Wat de firma van je verwacht?”

“Een beetje.”

“Je gaat werken voor een van de oudste bedrijven in ons land, onze regels zijn meer dan 200 jaar oud. Als twee partijen de hulp van een probleemoplosser inroepen, dan accepteren ze zonder discussie alle regels van onze werkgever – de firma. Jij bent rechter, officier van justitie, advocaat en beul tegelijkertijd.”

Er glansde heel even een glimlach op het gezicht van Bressers. Het was precies wat mijnheer Jongejans hem al had uitgelegd. De uitgangspunten. Principes.

“Er zullen verleidingen komen, misschien al vrij snel, dat is de reden waarom je nooit mag vergeten voor wie je feitelijk werkt. Het is de eerste Majesteit van ons land geweest die zijn toestemming heeft gegeven voor de stichting van de firma – koning Lodewijk Napoleon – toen de geest eenmaal uit de fles was, raakte de koning ogenblikkelijk zijn troon kwijt. Grote broer Napoleon Bonaparte slaagde er niet meer in om de stichting van de firma terug te draaien – een formele doorstart van de VOC was een feit. We zouden nooit ofte nimmer in de krant komen. En mogelijk heeft mijnheer Jongejans je al ingelicht.”

“Klopt helemaal.”

“Uitgezonderd drugs en mensenhandel, houden we ons met alles bezig. Er is niets waarvoor we ons schamen. Neokoloniale tendensen en plaatsvervangende schaamte leggen we naast ons neer. We kennen geen racisme, of vooroordelen, we doen ons werk en daarna stappen we in het vliegtuig en gaan we weer naar huis.”

“Een salomonsoordeel is het minste wat er van ons verwacht mag worden, zo heeft mijnheer Jongejans het gezegd.”

“En wat nog meer?”

“Ons oordeel is bindend voor alle partijen.”

Er viel een korte stilte, alsof Konings zeker wilde weten dat er verder niemand zat te luistervinken, maar iedereen hield zich in het restaurant met zijn of haar eigen zaken bezig en negeerden wat de buren deden.

In de praktijk leerde Bressers zijn oude mentor kennen als een rechtlijnige figuur die het erg lastig vond om in de praktijk het zesde gebod te handhaven. Arie Konings keek niet op een dode meer of minder.

Eén van de redenen waarom Bressers snel naam wist te maken in de firma was zijn relatieve zakelijkheid – een sanctie voerde hij vlekkeloos uit, hij weigerde risico’s te nemen en raakte nooit in de problemen.

Het leek vrij normaal om collega’s te zien verdwijnen, omdat ze de wet hadden overtreden, of onvoorzichtig waren geweest, de bekwaamheid misten als incident manager op te treden – er werd inderdaad niets minder dan een salomonsoordeel verwacht – witte zakenmensen hielden vaak niet zoveel winst over als ze aanvankelijk hadden gehoopt, maar kregen goede relaties waar ze in latere jaren op door kunnen borduren – aanvankelijk leek het in de jaren tachtig geen gevaarlijk werk te zijn.

John Bressers zag nooit echt de risicovolle kanten van zijn werk. Toen hij Roosmarijn leerde kennen, ontstond al snel de afspraak dat er nooit over het werk zou worden gesproken, ook niet tijdens de fameuze barbecues van Arie Konings. Al snel ging Bressers alleen op reis en Roosmarijn moest eraan wennen dat hij geen salaris uitbetaald kreeg, maar deelde in de winst – hij had er persoonlijk belang bij dat een zaak goed werd afgehandeld en zo gebeurde het ook altijd.

Roosmarijn Bressers – Te Winkel heeft nooit ontdekt dat een sanctie ook in werkelijkheid betekende dat een man of vrouw werd doodgeschoten. In de statuten van de firma stond beschreven dat het mogelijk was.

Na twintig jaar in het vak kwam Bressers zijn oude mentor vaak genoeg tegen – in Nigeria of Ivoorkust.

Bressers vond het een merkwaardig idee om Konings als zeventigjarige man te zien die nog altijd aan het werk was, terwijl zijn vrouw thuis op hem wachtte.

In de praktijk bleek Roosmarijn minder begripvol dan andere vrouwen – ze vroeg haar man niet eens om uit te kijken naar een andere baan – op een dag, toen hij tussen twee klussen door thuis was, lag er een keurig echtscheidingsverzoek klaar. Ze waren in gemeenschap van goederen getrouwd, dus ze had recht op de helft – Roosmarijn kreeg het huis en eiste hooguit tien procent van zijn totale vermogen. Ze had geen idee hoeveel hij echt had. In principe wist hij het tot aan zijn pensionering zelf niet eens – voor het eerst besloot hij het toen eens uit te rekenen – bijna een jaar later heeft hij het belastingtechnisch recht laten trekken, zijn kinderen hoefden er geen last van te hebben als hem onverhoopt iets zou overkomen.

Het was Konings die hem diende te begeleiden, maar deed dat hooguit tijdens hun eerste missie – daarna moest Bressers het op eigen houtje verder uitzoeken.

Verreweg de belangrijkste les die Arie Konings hem ooit had geleerd bestond uit drie begrippen – een ‘probleemoplosser’ – zoals Arie het hardnekkig bleef noemen – diende betrouwbaar te zijn, regelmatig en evenwichtig. Stiekeme trucjes werden nooit geapprecieerd. Daarvoor zou Bressers teveel mannen-met-korte-lontjes tegenkomen die een onevenwichtig en subjectief oordeel onvergeeflijk zouden vinden – in dat geval vielen er ook wel doden.

Vandaag – aan het eind van zijn loopbaan – Bressers stapte naar buiten – hij was op tijd om een nieuwe bezoeker te begroeten. Een jonge versie van Arie Konings stapte uit een auto. Lang geleden hadden ze elkaar al ontmoet, want Arie nodigde zijn collega’s regelmatig uit om een hamburger te komen eten en een koud glas bier te drinken. Het was een vreemd en ongemakkelijk ogenblik – de twee mannen wilden elkaar de handen schudden, maar begrepen dat het in strijd was met de regels. “Ik heb de plicht om je te condoleren, beste Wietze,  het weerzien had mooier moeten zijn. Je bent te laat, de politie is net weg.”

“Ik heb me nog gehaast, het was een flinke rit.”

“Je woont in het buitenland, nietwaar?”

“Ja – in Luxemburg. Tegengehouden door douane. Ik heb de blaren op mijn tong moeten praten om verder te mogen rijden. Het was een verschrikkelijke tocht.”

“Je mag naar binnen, geloof ik, er is niets te zien.”

Voorlopig vond hij het onnodig om Wietze erop te wijzen dat er op het grint een spoor van bloeddruppels was achtergebleven dat eindigde op vrijwel dezelfde locatie als waar de SUV van de jonge Konings stond. 

“Begrijp ik nu dat de dienst zich met de dood van mijn vader bezighoudt?”, voeg hij. “Hij maakte zich grote zorgen. Een of andere vent bleef hem lastigvallen.”

“Het is mijn taak de zaak te ontrafelen, onze directeur had me gevraagd een praatje te maken met je vader, aangezien hij zich al een tijd grote zorgen maakte.”

“Wat is er gebeurd? Ik heb iets gehoord over een ongeluk. Er schijnt iemand binnen te zijn geweest.”

“Dat is nog onduidelijk.”

“Weet u, de buren belden me op, ze zeiden dat er nog iemand in het huis moest zijn, er stond nog een auto.”

“Klopt, de mijne.”

“Ik heb nog een vraag. Heeft je pa je op een of ander moment belangrijke papieren in bewaring gegeven?”

“Nee.”

“Een naam die hij vaker dan normaal noemde?”

“Ook niet. Dat deed hij trouwens nooit. Of zelden.”

“Bel me, als je iets ontdekt waarvan je denkt dat het met de dood van je pa te maken heeft,” zei Bressers.

“Ik heb uw gegevens, u staat in de rolodex van mijn vader,” zei Wietze Konings – het was een aardige tegenstrijdigheid – een man die moderne technologische ontwikkelingen volgde en zoiets ouderwets als een rolodex gebruikt – dat was grappig.

“Dan loop ik even mee naar binnen,” zei Bressers.

“Goed.”


Plaats een reactie