Zijn oude mentor woonde in een boerderij en het had Bressers vroeger wel een goed idee geleken om het voorbeeld van Konings te volgen, maar de afgelegen ligging bracht ook nadelen met zich mee. Potentiële aanvallers hadden automatisch meer mogelijkheden om een huis te overvallen, dus je moest honden, ganzen of wie weet welke dieren aanschaffen die op tijd voor voldoende herrie zorgden. Dag en nacht.
Maar vandaag stond in het teken van slecht nieuws, want er stonden drie politieauto’s en één busje, een blauwe VW Polo. Het betekende dat er problemen waren. John Bressers vloekte binnensmonds, stapte uit en gooide het portier van zijn auto te hard dicht. Een smalle weg en drooggevallen greppel, een rij bomen die nooit meer op scheen te kunnen houden – een breed grindpad eindigde bij het huis van Arie Konings – er hing een politielint slapjes tussen twee bomen – op het erf van andere boerderij stonden groepjes mensen, al gingen er enkele alweer naar binnen – het schouwspel had lang genoeg geduurd.
“Ik zou graag de man of vrouw willen spreken die het onderzoek leidt, mijn naam is Bressers, vermoedelijk bent u hier aanwezig vanwege een collega van mij.”
“Wat is de naam van uw collega?”
“Arie Konings – een oudere man – bijna 80 jaar.”
“Goed, als u hier even wil wachten – een ogenblik.”
Er volgde een kort gesprek via een portofoon – een man, die nauwelijks ouder kon zijn dan dertig jaar, draaide zich om en leek een sigaret te zoeken, terwijl hij naar Bressers liep. De rechercheur stapte onder het afzetlint door en speelde opzichtig met zijn aansteker.
“Jouw naam is Bressers?”
“En de jouwe?”
“Ivo den Herder.”
“Aangenaam.”
“Heeft u er problemen mee als ik rook?”
“Ja,” zei Bressers.
“Ik vind uw antwoord niet zo leuk, mijnheer.”
“Dan moet je het niet eens vragen, maar doen.”
“Eh – je hebt gelijk.”
“Arie Konings.”
“Is – hij een collega?”
“Hoe gaat het met hem?”
“Ik was eerst, mijnheer Bressers.”
“Hij was al een tijdje gepensioneerd,” zei Bressers die aan het archief van Konings dacht dat zo mogelijk nog uitgebreider moest zijn dan de zijne en de recherche zou zich beslist toegang willen verschaffen tot een plek die gebouwd was om donkere geheimen aan het zicht te onttrekken – normaal bemoeide de firma zich in dat geval met het onderzoek door contact op te nemen met de officier van justitie. “Arie is mijn mentor geweest, ik heb veel van hem geleerd.”
“Zagen jullie mekaar erg vaak?”
“Nee.”
“Wat is de reden van je bezoek?”
“Arie voelde zich bedreigd, daarover wilde ik hem spreken en nu moet je maar vertellen of hij nog leeft.”
“Hij is dood – een ongeluk – daar lijkt het tenminste op – iemand heeft 112 gebeld – misschien is dat Arie Konings zelf geweest, het is iets dat we nog moeten vaststellen, ik vind het heel aannemelijk – ik heb geen idee wat voor werk hij heeft gedaan, mijnheer had een aardige verzameling Afrikaanse kunst verworven.”
“Als het goed is, heb je binnen een kluis gevonden.”
“Klopt, we zoeken iemand die het kreng open kan krijgen, het liefst vandaag nog, anders loopt het met onze overuren totaal uit te klauwen en dat mag niet.”
“Ik kan iemand voor je regelen,” zei Bressers. “Zal ik dan meteen de officier van justitie hierheen halen?”
“Ga je me nou vertellen dat die ouwe man daar zijn verzameling bloeddiamanten heeft verstopt of zo?”
“Nee, alleen papier.”
“Zoals altijd draait het weer om een hoop poen.”
“Inderdaad.”
Bressers tikte op het nummer van Brahms die anders dan bij de vorige gelegenheid direct reageerde. “Ja?”
“Het huis van collega Konings. Daar sta ik nu. Je moet contact opnemen met de officier van justitie die leiding geeft aan het onderzoek in dit district. Helaas is onze bejaarde en geliefde collega Konings dood.”
“Verdachte omstandigheden?”
“Ja.”
“Ik ga meteen aan de slag – details komen later.”
“Goed,” zei Bressers die de verbinding meteen verbrak. “ik zal eerlijk zijn over de kluis. We zullen er een robuuste hoeveelheid dossiers vinden. Zaken waar mijn collega de afgelopen veertig jaar aan heeft gewerkt. Als prins Bernhard na de Lockheed-affaire grote fouten heeft gemaakt, vind je het daarin terug.”
“Ik heb er al zin in.”Een beetje onrustig wandelde de rechercheur heen en weer – Bressers probeerde zich voor te stellen hoe Den Herder de donkerste geheimen van het koninkrijk achterover zou willen drukken – hij gaf er dan ook de voorkeur aan het archief te ontruimen zonder de aanwezigheid van plaatselijke agenten. Er kringelde sigarettenrook omhoog. Soms leek het alsof Den Herder een nieuwe vraag wilde stellen, maar hij zweeg en schopte regelmatig een steentje weg. Meestal kreeg Bressers de vraag of hij voor de AIVD werkte en vaak antwoordde dat dat inderdaad zo was.
Het bleef een lange tijd stil, afgezien van de vogels die opgewekt floten of krasten, boombladeren ruisten zachtjes en het gras leek in geen jaren zo groen te zijn geweest als vandaag. Het viel op dat Den Herder elk steentje stijlvol wegtrapte, zoals een voetballer zou doen. Tot de telefoon van Bressers begon te trillen.
“Hallo?”
“De officier is onderweg – blijkbaar heeft ze al eerder met de firma te maken gehad – de zaak Reijnders.”
“Lisette van der Bruggen.”
“Ja, die.”
“Blijkbaar heeft ze promotie gemaakt.”
“Ze mopperde dat de archieven beter in kaart moest worden gebracht, omdat er wel vaker gedoe over is.”
“Ik zal zeggen dat dat allang is gebeurd.”
“Goed – hou me op de hoogte.”
“Doe ik.”
“Ik heb Rik Pruijs opdracht gegeven om de kluis te openen in jouw bijzijn en officier Van der Bruggen.”
Het duurde bijna een half uur voordat een lichtelijk verwaaide Van der Bruggen haar Volvo parkeerde – Bressers probeerde in te schatten of ze de auto had geleend, omdat ze zelf doorgaans liever op de fiets ging. Ze glimlachte heel even, zodra ze Bressers een hand wilde geven en zich vervolgens bedacht – het was bijna een reflex om handen te willen schudden.
“We kunnen pas naar binnen als de forensische dienst klaar is met het onderzoek,” zei ze, “mogelijk kunnen we al een paar conclusies trekken op basis van het aanwezige bewijsmateriaal – moord of een ongeluk.”
Een eindje verderop trapte Den Herder zijn sigaret uit – de tweede in tien minuten tijd. Hij was nerveus.
“De kluis is het belangrijkst,” zei Bressers. “Er is een iemand onderweg die de bevoegdheid heeft om hem open te maken. Ik verwacht hem binnen een uur.”
“Het is toch wel lastig zoals jullie met je archieven omgaan, want ook rechters zijn maar gewoon mensen die ontzettend graag willen weten waarom jullie zo geheimzinnig doen over een stapel oude dossiers.”
“Niet alleen rechters,” zei Den Herder.
“Hoe dan ook – Arie werd bedreigd door iemand en dat was werk gerelateerd,” zei Bressers, “de oude baas van onze firma dacht aan paranoia en toen ik hier aan kwam rijden schrok ik toch wel van de politie. Er ligt een dossier dat betrekking heeft op de dood van president Niamey – Oost-Soedan – vijf miljoen euro aan smeergeld die betaald zou moeten zijn en ergens aan één of andere strijkstok vast is blijven plakken.”
“Ik zei het toch,” zei Den Herder, “een hoop poen.”
Het was de derde collega in een jaar tijd wiens archief hij moest laten ontruimen – eerst Teunissen – later Michel Gijs die een dossier bleek te hebben waarin stond beschreven door wie er verantwoordelijk moest worden gehouden voor de dood van Jo Weimans.
“En nu?”, vroeg Den Herder.
“We wachten op Rik,” zei Bressers.
“Wie is dat?”
“Een collega die de kluis kan openmaken.”
“O.”
Nog eens een half uur later verscheen er een helikopter in het noordwesten die laag boven het land vloog en snel dichterbij kwam – de piloot zocht en vond een geschikte landingsplek in een weiland – er stapten jonge kerels uit die uniformen droegen zonder duidelijke onderscheidingstekenen – wel droegen ze automatische wapens – John Bressers herkende zijn collega Rik Pruijs die als laatste uit het toestel stapte.
“Da’s Rik,” zei hij.
“Zie je, zoiets doe je als er een hoop poen in het spel is, het is verdomme altijd hetzelfde, mijn salaris – .”
“Ivo – alsjeblieft?”, vroeg Van der Bruggen.
Een jonge vrouw begon voor de deur van het huis haar witte overal uit te trekken – haar collega had zijn capuchon achterover geschoven en liep naar het drietal dat nog altijd op straat stond te overleggen. In zijn hand hield hij een iPad vast, maar Bressers slaagde er niet goed in om te zien waar het om ging.
Het leek op een worddocument, of een foto ervan.
“We zijn helemaal klaar,” zei de forensisch onderzoeker, “we zijn op een stukje tekst gestuit dat zo op het eerste gezicht totale wartaal bevat, maar misschien zou de collega van mijnheer Konings enige opheldering kunnen geven nu hij hier aanwezig is.”
“We komen er zo aan, eerst de kluis openen,” zei Bressers die zo min mogelijk tijd wilde verknoeien. Een helikopter in het weiland, vier gewapende kerels. Ze trokken nu al veel te veel aandacht – tegenwoordig gingen zulke berichten al snel rond op sociale media.
Terwijl Van der bruggen beide politiemannen volgde naar het huis, begon Bressers aanwijzingen te geven. “Twee man voor, twee man achter het huis,” zei Bressers tegen de jonge beveiligers – mannen die voor een mooi bedrag waren overgenomen van de mariniers, omdat hun vrouwen weigerden te verhuizen naar Zeeland. Er waren meer bedrijven die van het mislukte cadeautje hadden geprofiteerd – een minister die een bevriende politica had willen helpen.
“Jawel, mijnheer,” zei de oudste van het stel.
In het halletje zei Pruijs: “Ik heb gehoord dat de oude Jongejans er de brui aan wil geven – Giselle wordt de nieuwe directeur – straks zijn er allemaal vrouwen aan het roer – daar word ik een beetje wiebelig van.”
“Nou, ik ben een voorstander van het matriarchaat.”
“Ach. Wat kan jou het eigenlijk schelen?”
“Inderdaad – laten we snel de kluis openen, Rik.”
Net als bij Gregory Teunissen het geval was geweest, stond ook hier de kluis in een oude schuur – hier had Konings een grote stalen kubus deels in de grond laten begraven half als een schuilkelder. Er lag een trappetje voor en Pruijs begon de code die altijd uit achttien cijfers hoorde te bestaan in te tikken, daarna draaide hij zoekend zijn hoofd. “John – jij bent nu.”
“O ja,” zei Bressers die aan het vervangingsprotocol terugdacht – Rudolph Jongejans lag in het ziekenhuis en als gevolg daarvan stond John Bressers als tweede op de lijst van functionarissen die in de regel kluizen mochten openen – normaal had hij er schriftelijke toestemming voor nodig van de algemeen directeur. Door de ziekte van Jongejans waren alle reguliere bevoegdheden van één man versnipperd geraakt. Wanneer de oude directeur wegviel, zou nummer twee in de organisatie onmogelijk direct alle macht naar zich toe kunnen trekken, want die was er niet. Zodoende belandde er in de firma bevoegdheden bij personeel dat deels nog wel in actieve dienst werkte en soms niet.
Hij legde zijn rechterhand op de scanner – gedurende tien seconden – gevolgd door een droge klik – open.
Er werden geen kostbaarheden zichtbaar, zoals juwelen of enorme hoeveelheden bankbiljetten – wel kregen ze de normale grijze dossierkosten te zien die elke incident manager verborgen probeerde te houden voor de buitenwereld. “Mocht het zo zijn dat de dood van onze collega te maken heeft gehad met het archief, dan zouden we alsnog met een overval te maken kunnen krijgen. In dat geval zouden we buiten al snel geweerschoten moeten horen. En stemmen.”
“Is dit alles?”, vroeg Den Herder.
“Voor ons is het de Heilige Graal,” zei Pruijs.
“Stel je al het bewijsmateriaal voor waarmee we alle bekende criminelen in ons land in één keer levenslang zouden kunnen opsluiten – dat wordt hier bewaard.”
“Vandaar de zwaar bewapende jongens.”
“Precies, Ivo.”
“Ik zal een van de mannen hierheen sturen,” zei Bressers, “zodat hij kan helpen met leegruimen en sjouwen – ondertussen assisteer ik zijn maat wel – het is het gedeelte waarvan mijn ex altijd zegt dat ik er veel te veel van geniet en ik denk dat ze gelijk heeft.”
“Kom,” zei Van den Bruggen.
“Eh – ik heb nog een blokje tekst – gibberish – zoals collega Irene daarstraks al heel correct heeft gezegd.”
Bressers nam de iPad aan en bestudeerde het scherm.
Er stond inderdaad een vreemde tekst.
Hoe zei hij dat ook alweer? Gibberish.
‘de dienst heeft nergens mee te maken wordt nou het is helemaal duidelijk aangezien press een dossier heeft liggen over mansveld hij weet net als ik de danel bloeddorstige eten stad heeft nichtje van meer mij verkracht en vermoord daarna weer eisen schadevergoeding en hebben we betaalt nu willen compensatie ja deze zaak moet bespreken noordman op doorgeven beschuldigd van corruptie er moet vergeet vooral niet je moet over de brug komen wij dragen geen verantwoordelijkheid zou iemand zou kunnen maken De kom je nog wel achter verdomme’
22 juli 2020
Plaats een reactie