Er volgde een uitgebreide uiteenzetting voor de rechercheurs die Bressers sprak voor de deur van het restaurant en alle namen kwamen ter sprake, ook het onderzoek naar de moord op Daniël Mansveld – de beruchte verwijzing naar het kippetje, zoals Fröling had geformuleerd en de betrokkenheid van Bressers die de muziekproducent in Bangkok zou hebben aangegeven.
Toch moest er een connectie bestaan tussen de twee zaken die Bressers tot dan toe als afzonderlijk had behandeld. Bijna op de automatische piloot vertelde hij wat er voor zover bekend was gebeurd. In zijn geheugen verscheen de naam Michel Grijs die de liquidatie van Hans Albrecht op zijn naam had staan. Als een vriendendienst – om de Thaise autoriteiten te bevrijden van een lastige drugshandelaar. Grijs.
Een man wiens activiteiten net zo vaag waren als zijn naam – veel grijze gebieden. Mocht je er dan van uitgaan dat Grijs zijn taak ook had uitgevoerd?
Het werk van een incident manager behoorde tot het terrein van een einzelgänger, de rechercheur was altijd lid van een team en hoefde zich niet eens bewust te zijn van het eindresultaat – veroordeling.
Na bijna drie kwartier kregen rechercheur Roelofsz en Bressers versterking van een jonge vrouw die alle bewakingsbeelden had zitten bestuderen en daarbij geconstateerd dat de dader erg goed wist waar de camera’s precies waren opgehangen. Zijn gezicht ging verborgen in de schaduw van een donkergroene hoodie – Bressers vloekte binnensmonds, omdat het eerder al ook zo was gegaan. Het relatieve nut van beveiligingscamera’s – vooral als je wist waar ze hingen. Alsof de dader er zelf een tijdje had gewerkt.
“Ook niet voor het eerst, hè?” Sylvia Van der Voort tikte heel even op het scherm van haar telefoon. “En het wordt nog een tikje erger. Kijk maar.” Opnieuw raakte haar wijsvinger het glas aan en Bressers zag een grote groep mannen en vrouwen buiten komen – helemaal achteraan ontdekte hij een groene hoodie – zijn gestalte ging grotendeels verborgen achter twee stevige jonge kerels. De groene hoodie bleef naast de SUV van Arne Fröling staan en tikte op het raam.
Er bleef hooguit een schaduw zichtbaar, een stukje van zijn neus, veel meer werd er nooit zichtbaar. Na ongeveer twintig seconden ging het raampje toch naar beneden en Bressers zag het geïrriteerde hoofd van Fröling die toch ook wel weer vereerd leek te zijn, omdat een relatief jonge vent hem herkende.
Het wapen kwam onder een licht glanzend regenjack tevoorschijn en de groene hoodie schoot twee keer – hij gebruikte een geluidsdemper en liep rustig verder, alsof er niets was gebeurd. Wel leek hij een ogenblik zijn evenwicht te verliezen. Even maar.
Maar het gezicht van de groene hoodie werd geen seconde goed zichtbaar – zijn handen waren te zien, een regenjack en hoodie, een donkerblauwe spijkerbroek en bruine schoenen – vrij grote voeten.
“Zou het kunnen dat elk wegrestaurant van deze keten elke keer hetzelfde bouwplan volgt? Inclusief de bewakingscamera’s die soms hun nut bewijzen, maar de intelligente jongens weten de dans te ontspringen.” Bressers tikte op de tafel. “Verleden jaar ging het ook zo. Jullie weten het nog wel – de moordenaar van Reijnders – een brug op de Utrechtse gracht.”
“Wat denk je verder?”, vroeg Roelofsz.
“Een jonge vent – ergens in de twintig.”
“Mee eens,” zei Van der Voort.
“Ik vermoed dat de dader heeft gedronken,” zei Bressers, “je ziet hoe hij zijn evenwicht verliest.”
“Da’s vroeg op de dag. Zoeken we een alcoholist?”, vroeg Roelofsz die heel eventjes om zich heen keek.
“Niet per se,” zei Bressers, “mogelijk heeft de dader eerst flink wat extra moed nodig gehad, omdat hij plan anders niet durfde uit te voeren. Het helpt.” Hij bestudeerde de verbaasde gezichten van de twee rechercheurs. “’t Schijnt zo te zijn, heb ik gehoord.”
“Dat is het nut van alcohol en drugs,” zei Roelofsz.
Bijna een kwartier bleken er geen nieuwe opmerkelijke feiten over te zijn gebleven, zodat Bressers opstond en zijn regenjack weer glad streek.
“Hopelijk leidt onze bijdrage tot een arrestatie,” zei Sylvia, “ik ben niet zo graag op zoek naar professionele hitmen. Een gevaarlijk, glibberig soort mensen die al zijn verdwenen voor je een lichaam hebt gevonden. Daar doet me dit sterk aan denken.”
“Sylvia – echte killers proberen hun slachtoffers dood te laten gaan in bed, als een hartaanval, zodat de lijkschouwer niet eens durft te denken aan een hitman. Er schijnen er meer rond te lopen in Europa dan je op het eerste gezicht denkt. Het zijn vooral oud-militairen die hun vaardigheden gebruiken voor veel geld en ze proberen onopvallend hun werk uit te voeren. Onze dader is geen professionele killer. ”
“Je weet er veel van,” zei Sylvia.
“Ik lees de krant,” zei Bressers, “dat is alles.”
“Tot ziens,” zei Roelofsz.
Hij nam nauwelijks de moeite over zijn schouder te kijken – startte de motor van zijn auto en reed langzaam weg – richting oprit, terug naar Nederland. Het nieuws zou de media halen – daar twijfelde hij geen seconde aan. Nu wel. Er viel amper aan te ontkomen, aangezien er een grote naam uit het verleden zittend in zijn auto was doodgeschoten – als een liquidatie.
Op de video viel overduidelijk te zien dat de dader zijn alcoholgebruik probeerde te verhullen – normaal voor zuiplappen die een nuchtere indruk willen wekken. Een enkele correctie – stapje opzij. Het was een jonge vent, gezien zijn lichaamsbouw. Iemand die namens de zwijgende slachtoffers uit het verleden wraak aan het nemen was. Op de invoegstrook liet hij het gaspedaal los en voegde achter een vrachtwagen in. Zou het zo onvoorstelbaar zijn dat het om wraak ging? Nee, want de bekentenis van Daniël Mansveld kwam uit het hoofd van de dader, dus mocht het wraak heten.
Er waren erg weinig verdachten die in aanmerking kwamen – Michael Mansveld zou misschien kunnen, maar Bressers had hem nog niet gesproken. Volgens zijn zus Krista had Michael het op een zuipen gezet. Zo reageerde iedereen op zijn of haar eigen manier.
Het zou een goede mogelijkheid zijn. Bressers keek in zijn binnenspiegel – achter hem verscheen een felrode VW – hij ontdekte een jong gezicht met een donkere zonnebril – in de twintig en een man die beslist aan het signalement van de moordenaar voldeed – Bressers zag een hoopje stof op de schouders van zijn achtervolger dat een hoodie moest zijn. Was het nou zo dat Michael elke man die tien jaar geleden in het hotel verbleef persoonlijk wilde spreken en desnoods doodschieten? Als het alcoholpercentage in zijn lichaam dat toeliet. Bressers had geen flauw idee wat er in het hoofd van de jonge Mansveld was gevaren. Er was een kans aanwezig dat senior op een of ander ogenblik onder invloed van heel veel alcohol had bekend waar hij al zoveel jaren in het diepste geheim aan had gewerkt.
‘Wie waren er destijds allemaal bij, pap?’ In de stem van Michael had een diepe verontwaardiging doorgeklonken. Bressers hoorde het in zijn hoofd.
‘Nou ja, ikzelf natuurlijk, Arne Fröling en John Bressers, het was een vent die er heel laat bij kwam.’ Met voldoende alcohol zou feit en fictie zich hebben vermengd tot iets wat er zich nooit had afgespeeld in het hotel, al hadden Arne Fröling en Krista Guderian wel seks met elkaar gehad.
‘Hoe heette het meisje? Weet je dat nog?’
‘Ja, hetzelfde als je zus – ze heette Krista.’
Zou Mansveld senior een opgewekte glimlach hebben laten zien? Ondanks de waterige ogen die een stevige inname van veel bier moesten verraden.
Dertig jaren als incident manager hadden hem geleerd dat hij best wel eens gelijk zou kunnen hebben. Mansveld was vergeten de deur van zijn verboden kamer op slot te doen en kennelijk had hij er zelfs geen moeite gedaan om er ooit weer over te beginnen. Laksheid. Een overdosis aan zelfvertrouwen. Bressers trapte het gaspedaal dieper in en week uit naar links – hij begon in te halen – om te checken wat de jonge Mansveld vervolgens ging doen. Het duurde inderdaad niet erg lang voordat het felle rood van de VW achter een busje verscheen en Bressers wist dat het zijn vaste achtervolger moest zijn – zo meteen bereikten ze een parkeerplaats, het liefst eentje zonder al teveel pottenkijkers, aangezien er onschuldige slachtoffers konden vallen. Bressers onderdrukte een glimlach. Michael zou onschuldig kunnen zijn. Ja, uiteraard. Maar de jonge Mansveld had het parkeerterrein veel eerder bereikt dan Bressers en moest dus contact hebben gehad met Fröling, omdat Michael over zijn vaders telefoon beschikte, aangezien hij als diens opvolger optrad.
Net voorbij de zoveelste vrachtwagen stuurde hij naar rechts en zocht op zijn telefoon het nummer van de firma – het duurde enkele seconden voordat hij de stem van de receptioniste hoorde. “Bressers hier.”
“Dag, mijnheer,” zei ze.
“Kun je me doorverbinden met Ilse. Dringend.”
“Ja – ogenblik.”
Nauwelijks een halve minuut later hoorde hij de stem van Ilse – de collega die verantwoordelijk was voor alle research en dus ook de antwoorden wist.
“Ja – John?”
“Is Michael Mansveld afgelopen jaren een of meerdere keren met zijn vader mee geweest op zakenreis? Heb je daar soms info over gekregen?”
“Ja – inderdaad, hij zou zijn vader opvolgen.”
“John – Jongejans hier. Wat is er aan de hand?” Het was een directe interventie van de oude directeur – intercom.
“De jonge Mansveld achtervolgt me.”
“Ja?”
“Hij is een tweevoudige moordenaar – behalve zijn vader heeft hij vanochtend ook Fröling vermoord.”
“Da’s niet best,” zei Jongejans.
“Ik ga hem zo meteen proberen te ontwapenen.”
“Waar ga je dat doen?”, vroeg Jongejans.
“De eerstvolgende parkeerplaats.”
“Doe je rustig aan met hem?”, vroeg Jongejans.
“Ja – de jongen is half bezopen.”
“Ook dat nog.”
“Ik bel je straks wel, als alles achter de rug is.”
Het duurde nog tien minuten voordat hij een parkeerplaats bereikte – een pompstation ontbrak, er stonden drie vrachtwagens geparkeerd en de chauffeurs hadden de gordijntjes in hun cabine dicht.
Voordat hij uitstapte, controleerde Bressers eerst of zijn wapen geladen was. Ja, natuurlijk, alsof hij zijn huis zou kunnen verlaten zonder dit in de woonkamer te doen. Zijn arm hing gestrekt omlaag – de veiligheidspal had hij weggeschoven en Michael mocht hem absoluut niet kunnen verrassen of hij zou schietend passeren. Het was een mogelijkheid die Bressers toch niet serieus nam.
Michael parkeerde de auto die hij gehuurd bleek te hebben – Green Wheels – zo vertelde een afbeelding op het portier dat openging en snel weer dichtklapte.
In de tussentijd ging Bressers met zijn rug naar de zon staan die alweer richting westen begon af te dalen – zijn verklaring in het wegrestaurant had erg veel tijd gekost. Gelukkig zouden de gemiste schoten van Mansveld junior hooguit een koe kunnen raken, terwijl Bressers zelden doel miste. Nog steeds verraadde de motoriek van Mansveld dat hij ook de afgelopen uren had gedronken, zelfs al bleef dat voor een toevallige omstander verborgen.
“U bent de derde,” zei Michael wiens arm omhoog ging en het leek alsof hij direct zijn wapen wilde afvuren, maar Bressers reageerde sneller – niet lullen, maar poetsen – dat zei zijn oude mentor altijd. Hij had Jongejans beloofd de jongen in leven te houden. Daarom richtte hij op de linkerschouder – Michael was links, net als zijn vader Daniël – Bressers deed alles rechtshandig, behalve schieten.
Er klonken twee schoten kort na elkaar – het bovenlichaam van Michael werd achteruit geduwd – zijn wapen kletterde in het gras en Bressers liep naar de jongen die achterover viel en vrij had neerkwam.
John Bressers zette zijn voet op het wapen en schuwde daarbij niet om een paar vingers te breken.
Michael schreeuwde en vloekte, hij liet het wapen los – terwijl hij de loop van zijn eigen wapen in de mond van de jonge moordenaar duwde, pakte hij wat onhandig een zakdoekje om het wapen op te pakken.
“De fouten van mijn vader – ,” zei Michael die beslist nuchterder oogde dan Bressers aanvankelijk had gedacht – zijn ogen stonden zelfs enorm helder.
“ – Zijn de fouten van je vader en niet de jouwe,” ging Bressers verder.
“Wèl.”
“Door de doop ben je verlost van de erfzonde.”
Hierop zweeg Michael en sloot een tijdlang zijn ogen. “Ik zit nu echt heel erg diep in de problemen.”
“Je leven wordt wel zeer overzichtelijk.”
“Omdat ik naar de gevangenis ga.”
“Precies.”
“Shit. Dat was nou juist niet de bedoeling.”
“Hoe heb je het ontdekt?”
“Van mijn vader – dat hij een moordenaar is?”
“Ja.”
“Ik was erbij, toen hij werd benaderd door een mannetje – een pooier – hij had een leuk meisje – ze kostte 500 euro – dan mocht hij er alles mee doen.”
“Jij sprak de taal en dat snapte het mannetje niet.”
“Net als mijn vader. Die werd helemaal gek, toen ik hem vertelde dat ik het gesprek had kunnen volgen.”
Er stopte een donkergrijze Volvo op de parkeerplaats en Bressers herkende rechercheur Roelofsz die ogenblikkelijk uitstapte. “We hoorden dat je vermoedelijk werd gevolgd – dus – ,” zei hij.
Er volgde een kort bedankend knikje met zijn hoofd.
“Je hebt je vader doodgeschoten. Dat kan ik plaatsen. Maar Fröling? Daar begrijp ik niets van.”
“Hij was erbij – tien jaar geleden – toen het meisje… zo heb ik het van mijn vader gehoord – .”
“Ik hoorde er pas van toen ik in Nederland was.”
“Huh – jij bent de ergste van allemaal. Volgens mijn vader. Bressers moordt in dienst van de Majesteit.”
Roelofsz en Bressers keken elkaar een ogenblik aan.
“Geen idee wat je bedoelt,” zei Bressers.
“Zo zei hij het echt. Hij waarschuwde me voor jou.”
“Ik heb gewerkt als incident manager, een soort mediator, een beetje saai soms en ik werk altijd op kantoor.”
16 augustus 2019
Plaats een reactie