John Bressers forceerde een vriendelijke glimlach.
“Ik neem het je niet kwalijk, hoor,” zei Bressers, “ook collega’s met meer dan dertig dienstjaren achter hun naam blijken er moeite mee te hebben.”
“Ik bedoel… mijn vader is een moordenaar.”
“Het is niet helemaal toevallig dat – vermoedelijk – een kameraad van Andy kort geleden over hetzelfde begon – vrijspraak voor de dader – die een lintje verdiende – want de schuld van Daniël Mansveld zal voor altijd aan zijn directe familie blijven kleven – als een erfzonde – dus – ja – ik snap het natuurlijk wel.”
“Net als – ,” zei Andy.
“Hou je er alsjeblieft even buiten, Andreas,” zei Ulrike, “nu niet. Zou je me dat plezier willen doen?”
Andy keek alleen naar de vloer.
“Ons strafrecht kent zeker uitzonderingen – zoals de jongens die jaren terug besloten een juwelier te overvallen – de eigenaar van de winkel waarschuwde hen herhaaldelijk om weg te gaan, maar de jongens bleven geweld toepassen – de vrouw van de eigenaar schoot een paar van de jongens dood. Er kwam geen vervolging, ondanks pogingen die familieleden van de dode jongens hebben ondernomen. Het is zoals het is. Als je een winkel overvalt, kun je doodgeschoten worden. Dat noem ik een beroepsrisico. Jouw vader werd ’s nachts geliquideerd. Ondanks de schande die je moeder, broer, zus en jijzelf voelen, bestaan er geen omstandigheden waardoor het openbaar ministerie af zou kunnen zien van vervolging. Ik heb gevraagd om de zaak uit de media te houden. De nachtelijke insluiper heeft niet bepaald op de politie gewacht.”
“We moeten de gifbeker leegdrinken,” zei Ulrike.
“Ja, tot de laatste druppel,” zei Bressers.
“Verdomme,” zei Ulrike die haar vuist balde.
“Is er een uitweg?”, vroeg Andy.
Er viel een korte stilte waarbij Bressers zijn schouders heel even omhoog trok. “Wie zal het zeggen? Geen idee. Weten jullie wie de dader is?”
“Nee,” zei Ulrike, maar er ging een korte aarzeling aan vooraf.
“Je zus Krista is het kantoor van jullie vader binnengegaan. Wist je dat ze dat heeft gedaan? Of was je er misschien bij? Dat werd me niet duidelijk.”
“Mijn vaders Batcave,” zei ze. “Verboden toegang.”
“Nou?”
“Een weekje of zo later vertelde ze er ineens over – ons pap was vergeten de deur op slot te doen – ze moest en zou er binnen gaan en vond iets vreemds. Ja, natuurlijk deed ze dat. Waarom zou je zo’n kamer anders dertig jaar lang trouw op slot houden en je echtgenote en kinderen verbieden er binnen te gaan. Krista had een bundeltje gevonden met lange blonde en zwarte haren. Het klonk behoorlijk eng.”
“Lag er nog iets anders?”
“Zoals?”
“Gewoon. Gebruiksvoorwerpen.”
“Nee, daar heeft ze niets over gezegd.”
“Wanneer begon je voor het eerst te denken dat je vader een moordenaar moest zijn?’, vroeg Bressers.
“Hij was al dood – moeder vertelde het, dacht ik.”
“En – de haren die je zus heeft gevonden?”
“Ik dacht aan een obsessie – een fetisj of zo.”
“Ja, dat is ook nog een mogelijkheid.”
“Wie heeft mijn vader vermoord? Weet u het?”
“Een eenzame insluiper. Wie anders?”
Het was een herhaling van de woorden die hij eerder had gebruikt in het bijzijn van Vera en Krista. In elk geval leek Andy hem een toevallige omstander die een belangrijke rol probeerde te spelen, omdat hij vond dat de moordenaar van uitbuiter en kapitalist Daniël Mansveld niet bestraft hoefde te worden. Zijn vriendin Ulrike had hem gewoon laten begaan, al deelde ze zijn opvattingen. Mogelijk hadden ze niet eens een serieuze relatie, maar waren ze door een toeval aan elkaar gekoppeld – het groepje van Claudia van Weijlands – dochter van Crazy Freddie.
“Geloof je in God?”, vroeg Bressers.
“Dat weet u best, mijnheer Bressers. U weet alles.”
“Het is een beetje flauw om het zo te vragen.”
“’t Is tijd om te gaan,” zei Ulrike die opstond en omlaag keek – Andy bleef net iets te lang zitten. “Of wil je liever blijven?”, vroeg ze en er lag een spottende klank in haar stem die Bressers nog niet eerder had gehoord.
Als eerste bereikte Andy het halletje, Ulrike volgde ietwat aarzelend en keek nog een paar keer over haar schouder – Andy opende de voordeur en wachtte af.
“Nog één laatste vraag,” zei Bressers.
“Ja?”
“Je hebt erg emotioneel gereageerd, toen je hoorde dat je vader was vermoord – Is dat juist?”, vroeg hij.
“Ik was gewoon opgelucht – omdat hij dood was.”
“Waarom? Hij was er nooit.”
“Je went aan alles – elke situatie – maar ik heb me sowieso nooit gelukkig gevoeld als vader thuis was.”
“Door zijn alcoholprobleem?”
“Ook.”
Voor de familie kwam de moord als een regelrecht geschenk – een afwezige vader, een situatie die permanent was geworden, omdat iemand twee kogels had afgevuurd. Inderdaad zouden ze de schande nog lang blijven voelen, want vroeg of laat kwam het verhaal op straat te liggen – het moest.
Vier kogels – ook de hond was doodgeschoten.
“Wiens idee was het trouwens om een hond in huis te nemen?”, vroeg Bressers, terwijl Ulrike al op straat stond – zijn hand rustte op de deurklink – Andy scheen vooral enorme haast te hebben – hij wachtte enkele meters verderop. Ulrike bleef staan.
“Mijn vader – want je wist maar nooit – hij was vaak weg – moeder zou het best fijn vinden – een hond is immers betrouwbaarder dan een alarmsysteem.” Haar stem verraadde direct dat er nauwelijks enige discussie over het onderwerp moest zijn geweest. Misschien liep het dier al in de tuin, toen Vera voor het eerst hoorde dat hij een waakhond wilde hebben.
“Wie liep er het meest mee, als je vader weg was?”
“Michael.”
“Maar je broer woont in Nijmegen. Net als jij.”
“Moeder heeft een hondenuitlaatservice ingehuurd, want ze weigerde met dat vervloekte beest te lopen.”
Meestal zou het dier buiten in een hok hebben gelegen, aangezien Vera haar bodyguard niet in huis wenste te hebben en het niet eens wilde uitlaten. Bressers was zeer benieuwd naar Michael – de enige broer – die was gaan zuipen nadat hij had vernomen dat zijn vader was doodgeschoten – volgens Krista.
“Wil je je broer vragen of hij bij me langskomt?”
“Vanwege de Majesteit en zo.”
“Ja – inderdaad.”
Bijna onhoorbaar viel de voordeur in het slot. Opvallend genoeg had Andy nauwelijks gereageerd op Bressers’ verwijzing naar een kameraad, Marten, die ruwweg dezelfde archaïsche communistische woorden gebruikte als Andy en uit dezelfde groep rond Claudia zou moeten komen. Geen strijdmakkers. Uiteraard moesten ze elkaar kennen. Er waren teveel overeenkomsten. Meer dan toeval.
Zelfs de rol van Claudia leek amper relevant te zijn, hoewel ze vrijwel continu op de achtergrond een rol speelde. Alweer. Het was bij Reijnders ook het geval. Geen directe betrokkenheid, ze was er wel bij.
Ondanks alle aandacht voor de familie Mansveld die best wel eens verder zou kunnen gaan onder een andere naam – Wiedemann – anders dan die van de vader niet besmet, want Bressers verwachtte eerdaags een krantenartikel dat als onthullend werd gebrandmerkt.
Rond middernacht had hij wederom de afzondering van zijn dakterras opgezocht – er stond een biertje op tafel – erg warm was het niet meer, maar hij hield van het uitzicht, al bleef het jammer dat de sterren schenen te verdwenen achter al het stedelijke licht.
Aanvullende gegevens over de moord op Mansveld. Een grote bruine envelop in zijn brievenbus. Niet helemaal volgens afspraak, maar het was er. Geleidelijk begon er een groter plaatje te groeien. Echt grote steden zoals Bangkok of Mexico-Stad telden vele miljoenen inwoners. Mannen en vrouwen zouden zich bijna letterlijk in de massa kunnen verbergen – verdwijnen. Een man of vrouw die plots wegbleef, werd vrijwel direct vervangen en misschien was er familie die nog een tijdje op zoek ging naar hun verwant, maar vroeg of laat stopte dat. Ook moordslachtoffers bleven nog wel eens onopgemerkt. Waarom zou je veel moeite doen voor een dakloze? Of een hoer? Bressers dacht aan Samuel Little die negentig moorden had bekend – in de VS – een man die een gewelddadig leven had geleid in een verborgen wereld op straat. Als je de juiste keuze maakte, zorgden de vooroordelen van politiemannen ervoor dat je ermee wegkwam.
Het leek erop dat Mansveld eveneens zo te werk was gegaan – de jacht op kwetsbare eenlingen, zoals hij in een documentaire op tv had gezien – zelfs in een moderne gedigitaliseerde samenleving werkte het zo. Zonder een account op de sociale media bestond je niet. Dan kon je zonder een spoor verdwijnen.
Gelukkig had de oudere mijnheer Nueng zijn werk zorgvuldig gedaan. Zijn werk zag er goed gedocumenteerd uit. Alle bewijslast zou door een Nederlandse rechter worden geaccepteerd. Des te vervelender voor zijn vrouw en kinderen. Daniël Mansveld was een seriemoordenaar. Acht slachtoffers. Het waren er meer, maar dankzij het laconieke werk van andere politiemensen zouden het er nooit meer worden, want de vrouwen waren dood verklaard. Een natuurlijke oorzaak. Geen nader onderzoek. Geen lijkschouwing. De verborgen onderkant van de samenleving. Alleen in Mexico-Stad bleek er een affaire te zijn geweest waarbij Mansveld zijdelings betrokken was. Hij had een huis onderverhuurd aan een vader van drie kinderen – in de kelder bleken zes dode vrouwen te liggen – niet Mansveld, maar de vader van drie werd gearresteerd. Natuurlijk zegde Mansveld daarna de huur op. Hoe zou je ooit in zo’n huis kunnen wonen?
Werkwijze deed sterk denken aan de acht uit Bangkok. Er lag geen enkel bewijs dat het dezelfde dader zou zijn. Helemaal niets. Maar de vader van drie kreeg een levenslange gevangenisstraf. Er groeide een zekere walging jegens Mansveld die zo’n keurige nette man had geleken, tien jaar geleden. John Bressers probeerde zijn indruk altijd te vergeten. Of hij luisterde naar zijn onderbuik die hem vertelde dat zo’n man teveel zijn best deed.
Het was de rotzooi van andere mannen en vrouw die ervoor had gezorgd dat Bressers met pensioen wilde gaan zonder ooit echt van een welverdiende rust te zullen kennen. Hij nam een slok bier en probeerde te bedenken door wie Mansveld was doodgeschoten. Voor een ongeoefende amateur was de aanslag te zorgvuldig uitgevoerd – slechts twee schoten – in hoofd en borst. Hij zou het exact zo hebben gedaan.
De volgende dag iets na tien uur ging zijn telefoon – het was Giselle Brahms en Bressers stond op het punt om boodschappen te gaan halen. “Ja – hallo?”
“Ik heb – eh – Arne Fröling gesproken,” zei Brahms die geen tijd wilde verliezen aan nodeloze beleefdheden. “Hij wil je spreken op neutraal terrein. Dat is – eh – afrit 14, de A16 richting Antwerpen – hij wacht op je voor de ingang van de McDonald’s.”
“Erg smaakvol,” zei Bressers.
“Tot 1 uur vanmiddag wacht hij op je.”
“Goed werk van Arjan.”
“Ik denk dat hij hem bedreigd heeft.”
“Soms is angst een goede raadgever.”
“Dus – Ga je?”
“Al verwacht ik nog wel Michael Mansveld,” zei Bressers, “die zal opnieuw de trein moeten nemen.”
“Dat regel ik wel,” zei Brahms.
Op neutraal terrein had Fröling gezegd tegen Arjan van Elzakker, maar het betekende vooral dat Bressers een reis van in totaal enkele uren moest afleggen – heen en terug – terwijl de ontmoeting zelf hooguit vijf minuten zou duren. Toch had Fröling er een nog langere trip achter de rug – eerst met het vliegtuig naar Brussel, dan de auto om vervolgens om te draaien, zodat hij een prima uitgangspunt zou hebben als hij snel weer het land wilde verlaten. Een slecht geweten. Dat betekende het. Niettemin geloofde Bressers geen moment dat Fröling betrokken was bij de dood van Cindy Hoefnagels of Krista Guderian. Hij reed op de A59 richting Waalwijk, terwijl de bijna terloopse grappig bedoelde opmerking door zijn hoofd schalde. ‘Ik geloof dat Daniël zijn kippetje vannacht heeft opgegeten.’ Dit had hij in de ontbijtzaal uitgesproken.
De watertoren van Raamsdonkveer vormde een markant punt in het landschap – het betekende dat Bressers linksaf moest slaan – via de A26 verder naar het zuiden – tot slot kwam hij op de A16 terecht – normaal deed hij dit om naar Antwerpen te rijden. Nu stond er een gepensioneerde muziekproducent te wachten – iemand wiens DNA op het lichaam van een moordslachtoffer was aangetroffen. Bressers had het volume van zijn radio hoger gezet – klassieke rockmuziek, al was het een beetje een allegaartje. Langs de snelweg begonnen de borden te verschijnen waardoor weggebruikers werden gewaarschuwd voor de naderende Belgische grens.
Op het terrein van het fastfoodrestaurant negeerde hij de mogelijkheid om zittend in zijn auto een hamburger te bestellen – vandaag geen zin in, nooit eigenlijk – het zou nooit zijn idee zijn geweest om hierheen te komen – er waren prima gelegenheden in het oude stadscentrum van Den Bosch. Er stonden verschillende auto’s geparkeerd met een Belgisch kenteken – Fröling zou voor de ingang wachten – hij was er ook wel – Bressers meende dat een zwarte SUV voldeed aan de voorkeur van Arne Fröling. Er stonden een paar mannen en een vrouw geïnteresseerd te kijken, terwijl Bressers uitstapte. Verhitte discussies. Een politiesirene die snel dichterbij kwam. Bressers liep verder – langs het geopende portierraampje. Zo op het eerste gezicht leek het alsof Fröling sliep – met zijn hoofd weggezakt naar links – het was zijn bekende ouder geworden gezicht van een man die flink was afgevallen de afgelopen jaren – toch herkende Bressers hem direct. Geen twijfel mogelijk. Er was een goede kans dat de auto al geruime tijd op het parkeerterrein had gestaan en niemand zou iets in de gaten hebben gehad. Wanneer ga je uit van het ergste? Geen schoten gehoord. Hooguit twee dof klinkende ‘plops’. Man of vrouw stapte uit de auto en liep onopvallend weg.
Na een korte aarzeling ging hij het restaurant binnen – net voorbij de schuifdeuren bleef Bressers staan. Zijn telefoon begon te trillen. Hij pakte het toestel.
Het was Van Rijn.
“Zeg – John… Heb jij Fröling koud gemaakt?”
“We hadden een afspraak. Dat wel.”
“Da’s geen antwoord.”
“Nee. Hij wilde me spreken.”
“Verdomme – dit kan er ook wel bij.”
“Hoe komt het dat jij dit al weet?”, vroeg Bressers.
“Er zijn mensen aan het twitteren – sinds een kwartier – met foto’s van een dode Arne Fröling.”
“Toen was ik nog onderweg,” zei Bressers. “Al draag ik sinds ik weer aan het werk ben gegaan wel een pistool – maar ik heb een vergunning,” zei hij.
“Wat ga je doen?”, vroeg Van Rijn.
“Ik wacht wel op de recherche.”
“Oké.”
“Het is geen nieuwe zaak. Er bestaat een relatie met Bangkok, nieuwjaarsnacht tien jaar geleden. Krista.”
“Ik heb er wat over gelezen, maar niet veel.”
“Cindy moet terug zijn gegaan naar Hans Albrecht. Krista werd vermoord, Arne Fröling gearresteerd en Daniël en ik zaten in hetzelfde vliegtuig naar huis.”
9 augustus 2019
Plaats een reactie