John Bressers en de Affaire Blauwbaard (3/11)

Zijn zoon woonde in een gehuurd appartement dat zich net buiten het oude stadscentrum bevond en zat in de afrondende fase van zijn studie. Hij hoefde al een tijdje niet meer regelmatig naar de universiteit en leek ook nooit echt het plan te hebben gehad om een carrière na te streven in de academische wereld. Wat zijn plannen dan wel zouden zijn, bleef vooralsnog een vraag. Een sluiproute naar de werkgever van vader John Bressers was al een tijdje geleden geblokkeerd. Terwijl Bressers na een kort taxiritje uitstapte, bestudeerde hij korte tijd de gevel van het gebouw.

Hij gaf vijftien euro aan de chauffeur. “Alsjeblieft.”

Langs het kanaal groeiden er bomen, een lichte regenval zorgde voor een spiegelend effect op het asfalt. Een goede reden om niet te willen wandelen. Hij drukte op de bel en wachtte geduldig tot hij het zoemertje zou horen. Er moest een reden zijn om nu het hele gezin bij elkaar te vragen.

Bressers vond het wel zo netjes om een fles rode èn witte wijn mee te nemen, aangezien het onduidelijk was welke soort het meest passend zou zijn. Daarom van elke soort één.

Al snel hoorde hij de stem van Jelle. “Hallo?”

“Goedenavond,” zei Bressers.

“Hé – je bent vroeg,” zei Jelle. “Kom verder.”

Er klonk een zoemer die eindigde in een klik, nadat hij de deur open had geduwd. Links van hem bevond zich een lift, maar hij wilde graag de trap gebruiken.

Onderweg naar de tweede verdieping verdrong hij de affaire Mansveld naar de achtergrond, heel even dacht hij zijn telefoon te voelen, er kwam een app binnen en straks zou hij checken wat het was.

Halverwege de galerij prijkte er op het kozijn een bordje met de naam ‘J. Bressers’. De voordeur ging open en Jelle stond in het halletje, Bressers gaf hem de twee flessen. “Alsjeblieft.”

Zijn zoon bestudeerde de etiketten aandachtig en floot verwonderd. “Da’s hele goeie, pap. In de winkel koop je zoiets niet, hooguit op een veiling.”

“Je bent praktisch klaar met je studie,” zei Bressers, “ik veronderstel dat je ons daarom hebt gevraagd langs te komen. Vanwege je toekomstplannen.”

“Alsof je mijn gedachten kunt lezen,” zei Jelle.

In de praktijk bleek het appartement minder groot dan hij vaak dacht, één slaapkamer, wel een nette badkamer en open keuken en dat scheen nog de belangrijkste voorwaarde te zijn, want Jelle had sinds zijn achttiende jaar een baan in een restaurant.

Het was een nogal exclusieve gelegenheid. Jelle Bressers bleek in de praktijk een leergierige jongen die letterlijk onthield wat de chef-kok hem had verteld.

Normaal zou hij nu aan het werk zijn. Het besef drong onverwacht tot Bressers door. “Werk je nog?”

“Nee, ik heb ontslag genomen.”

Eerst plaatste Jelle de flessen op het aanrecht.

Roosmarijn en Maaike moesten nog binnenkomen.

“Nieuwe eigenaar, andere chef-kok, ik vond hem direct al een enorme… griezel,” zei Jelle die een ogenblik pauzeerde, omdat hij mogelijk commentaar verwachtte van zijn vader die alleen aandachtig luisterde. “Eerlijk gezegd dacht ik dat hij een vage kennis van jou was. Rudie Haaksema Donders.”

“Zo iemand ben ik wel eens tegengekomen, ja.” Een chef-kok, een man met een dubbele achternaam en die natuurlijk verbijsterd had gereageerd op de naam Bressers die je niet alle dagen tegenkwam.    

“In welke hoedanigheid? Wat deed hij?”

“Tja,” zei Bressers die zich het gesprek met Maaike herinnerde – enkele maanden geleden, nadat ze door Grijs was gevraagd te komen werken als incident manager. Het had weinig zin om het te verzwijgen, aangezien Jelle nu ook geheel op de hoogte was. “Hij – eh – studeerde toen in Jakarta en wilde zich verdiepen in de zeer boeiende Indonesische keuken.”

Tevens bleek de jonge Haaksma een ongezonde interesse te koesteren voor kleine jongens, stamde uit een oud politiek geslacht, net als Reijnders. Terwijl gewone mensen langdurige gevangenisstraffen kregen, werd hij het land uitgezet met het dringende advies nooit meer terug te keren.

“Wat heeft hij gedaan?”, vroeg Jelle.

Bressers schudde langzaam het hoofd. “Zeg ik niet.”

“Jammer.”

“Je zou hem opzoeken en ermee confronteren.”

“Nee, dat zou mijn carrière kunnen schaden.”

Op dat moment ging de voordeurbel. Roosmarijn en Maaike kwamen tegelijkertijd binnen. “We konden met een oudere mijnheer mee naar sluipen,” zei Roosmarijn die er een opgewekte lach bij toonde.

*****

Ongeveer een uur of twee later stonden er alleen halfleeg gedronken wijnglazen op tafel, een andere soort dan Bressers voor zijn zoon had meegenomen.

Erg veel scheen er afgelopen uren niet te zijn gebeurd. Zijn telefoon vermeldde een mail, afkomstig van Giselle Brahms, dat de persconferentie inderdaad was uitgesteld. Wel las Bressers een persbericht waarin werd vermeld dat Mansveld in zijn eigen huis was vermoord. Niets over een hond of andere huisgenoten. Zo hoorde het ook. Hij liet na ongeveer een minuut zijn toestel in een broekzak wegglijden. “Aan het werk?”, vroeg Roosmarijn. “Dat doe je anders niet.”

“De zaak Mansveld,” zei Bressers.

“Ken ik hem?”

“Ik hoop het niet,” zei Bressers met een opgewekte grijnslach, “al heb je hem verleden jaar een keer de weg gewezen, toen je met Deborah en mij terug naar onze auto’s liep. Man met een luchtig rieten hoedje.”

“O ja, ik heb nog gevraagd of je hem kende,” zei ze.

“Klopt. Ik heb een diplomatiek antwoord gegeven.”

“Zijn vrouw was erbij.”

“Een vrouw, Roos – niet per se zijn vrouw.”

“O God. Zo’n type.”

“Het is een nadeel van mijn werk dat je mensen leert kennen in situaties die voor hen nooit zo voordelig uitpakken. Ze weten zich vaak niet te gedragen.”

“De rest lees ik wel in de krant,” zei Roosmarijn.

Maaike pakte haar wijnglas vast en zei: “Ga je het nog zeggen, Jelle? We moeten straks naar huis.”

“Er is me een baan aangeboden,” zei Jelle.

Heel even hield Bressers zijn adem in.

“Wat kun je gaan doen?”, vroeg hij.

“Diplomatieke dienst. Buitenland dus. Maar niet de particuliere sectie waar jij altijd voor hebt gewerkt.”

“Ambassades. Leuk werk,” zei Bressers. “Als ik alles opnieuw zou kunnen doen, koos ik daarvoor. Partner en kinderen mee. Een echt gezinsleven, dat heb ik wel gemist, ik kwam er alleen te laat achter.”

“Zou ik zijn meegegaan, denk je?” Het was een heel normale vraag, de ruzies lagen al ver in het verleden.

“O jawel, als de kinderen erbij zijn lukt dat wel, veel landen hebben goede internationale scholen,” zei hij. “Bovendien heb je in Aziatische en Afrikaanse landen ander licht dan in Nederland en voor een kunstenares lijkt me dat erg belangrijk. Dacht ik zo.”

“John – ik was beslist meegegaan.”

“Al heb je daar achteraf niks aan.”

“Inderdaad.”

Maaike en Jelle staarden elkaar zwijgend aan. Er viel een korte stilte, Bressers pakte zijn glas en hij zei: “Jongen – gefeliciteerd. En maak er wat van.”

“Dank je.”

“Eerlijk gezegd was ik bang dat je professioneel wilde gaan koken in een restaurant, al dan niet met sterren.” Bressers schoof zijn stoel weg. “Maaike. Ben je nou ook gevraagd door buitenlandse zaken?”

Maaike begon te lachen. “Nee, helemaal niet zelfs.”

“Wat dan wel?”, vroeg Roosmarijn.

“Ik ga de opleiding volgen voor officieren van justitie,” zei Maaike, “als pap me nog wil steunen.”

“Uiteraard doe ik dat. Ik geef het geld liever met een warme hand,” zei Bressers, “zoals dat zo fraai heet.”

“Dank je.”

“Uitdagend werk,” zei Roosmarijn.

“Ik denk dat ik het kan.

“Dat geloof ik ook wel,” zei Bressers.

“Pap. Ik heb gehoord dat jij nooit een geregeld salaris hebt ontvangen. Hoe ging dat in de praktijk?”

“Aandelen, ik heb er zelf altijd voor gekozen om ze vrij snel te verkopen, want ik er een beetje een hekel aan, er zijn collega’s die een hoop geld hebben verloren in 2008. Natuurlijk heb ik wel wat veilige en stabiele beleggingen die wat procenten opleveren. Nooit spectaculair, wel regelmatig. We leven er allemaal goed van. Da’s erg belangrijk.”

Op de achtergrond klonk er zachte klassieke muziek, Jelle stond op en begon de glazen bij te schenken.

*****

Rond middernacht liepen Bressers en Roosmarijn naar de lift, Maaike wilde nog blijven zitten. “Ik heb het opgezocht, maar zo’n opleiding is best zwaar.”

“Natuurlijk,” zei hij, terwijl het lampje van de lift rood oplichtte, “en zo hoort het ook, want de rechtelijke macht is één van de pijlers van ons staatsbestel. Ze willen weten wie ze binnen halen.”

Voor de hoofdingang van het appartementengebouw stond een taxi klaar en alleen Roosmarijn stapte in.

“Stabiel… betrouwbaar… politieke opvattingen… uit wat voor gezin komt de kandidaat,” zei hij. Haar hand rustte bovenop het portier. “Zulke dingen dus.”

“Ja. Diplomaat word je trouwens ook niet zomaar.”

“Heb ik het toch goed gedaan, John.”

“Inderdaad,” zei Bressers die de lucht bestudeerde, alsof er meer regen zou kunnen vallen.

Terwijl de taxi langzaam wegreed, liep Bressers naar een brug over de Zuid-Willemsvaart die toegang bood tot het oude stadscentrum. Ondertussen controleerde hij nieuwe berichten op zijn telefoon. Er waren er verrassend genoeg erg weinig, of misschien gelukkig. Het betekende dat Ilse zorgvuldig te werk ging. Net als Brahms overigens, hoewel ze even na elf uur een berichtje had gestuurd dat collega Arjan van Elzakker een bezoekje zou gaan brengen aan Arne Fröling die een appartement in Lissabon had gehuurd, zolang zijn eigen woning herbouwd werd.

Er bestond geen enkele zekerheid dat Mansveld de bekentenis zelf op de muur van zijn slaapkamer had achtergelaten – een boodschap die juridisch geen enkele waarde had – toch moest er iemand over kennis hebben beschikt – een man die tien jaar geleden minimaal één ernstig misdrijf had gepleegd.

Het dossier van Bressers vermeldde hooguit informatie over diamanten uit Zimbabwe. Hoe vaak zou Mansveld meer geld in zijn eigen zakken hebben laten verdwijnen dan er van tevoren was afgesproken? Bressers had geen idee. Onbelangrijk.

Aan zijn linkerzijde lag het terrein van het voormalige ziekenhuis. Via de Marktstraat liep hij verder, er liepen wat dronken jongens en meisjes.

Tien jaar terug had hij Mansveld en Guderian tijdens de eerste minuten van het nieuwe jaar weg zien gaan. Krista Guderian werd de volgende dag dood gevonden in haar kamer. Mansveld zou een moord hebben bekend en er lag totaal geen bewijs dat hij er ook echt bij betrokken was geweest. De zaak was nooit voor de rechter gekomen. Of de politie in Bangkok had het onderzoek verder laten zitten. Waarom zouden ze zich druk maken om een dode Duitse vrouw? Jawel, Arne Fröling had vastgezeten. Getuigenverklaringen wezen naar een Europese man en hij bleek een van de weinigen te zijn die was achtergebleven. Bressers èn Mansveld waren al weg.

Telefoon ging. Hij bevond zich halverwege de Ridderstraat. Het was het nummer van Giselle Brahms. “Waar ben je, John?”, vroeg ze. “Ik heb net een – eh – opgewonden Thaise commissaris aan de lijn gehad die het liefst met jou wilde spreken. Hij wist niet echt zeker te zeggen of je hem moest kennen.”

“Hoe heet hij? Hij kan een bijnaam hebben.”

“Nueng.”

“Nee, het spijt me. Dat zegt me niks.”

“Hij heeft dossiers liggen – drie vermoorde blanke vrouwen die ruim tien jaar geleden zijn vermoord tijdens jullie verblijf in de Thaise hoofdstad, hoewel je toen druk bezig was met Albrecht en zijn adjudant Cindy Hoefnagels. Nooit geweten trouwens. Ik denk dat zelfs justitie stevige stukjes informatie kwijt is.”

“De wereld van de zware criminaliteit kent een solide machocultuur, daarom valt het minder snel op wanneer een vrouw een voorname rol blijkt te spelen. Het heeft me ook een tijdje gekost voordat ik dàt in de gaten kreeg, zeg ik tot mijn grote schande.”

“Hoe heb je hem aangepakt?”

Bressers lachte heel hard, jongens en meisjes bleven staan en keken toe. “Hij bleek grote sommen geld binnen te krijgen via een Amsterdamse makelaar – betalingen wegens verdiensten – al werd het nooit echt duidelijk wat zijn verdiensten waren. Dus we hebben de geldkraan dichtgedraaid. Dat werkt altijd wel. Daarna wacht je even en kun je het subject praktisch opdweilen, om die reden vertrok Cindy.”

“Het geld was op.”

“Het is een goede truc, hij was aan het potverteren.”

“Inderdaad – zeg.”

“Ik heb ook niet – ,” zei Bressers die abrupt stopte met praten. “Hoe zit het met de modus operandi?”

“Kleine verschillen, we hebben DNA gekregen van de commissaris die hoopt zijn laatste drie dossiers te mogen sluiten voordat hij met pensioen mag.”

“Er blijft alleen een vraag openstaan wie in hemelsnaam kennis zou kunnen hebben gehad van een moord – nee, een serie moorden die destijds plaats hadden in een overbevolkte hoofdstad waar een leven meer of minder nauwelijks telde,” zei hij.  

“Arne Fröling.”

“Een goede verdachte, net als ik. En Mansveld.”

“Jij?”

“Tuurlijk.”

“Heb je het gedaan?”

“Welnee. Ik bezocht regelmatig een massagesalon,” zei Bressers die het toch prettig vond dat Roosmarijn niet naast hem liep, “lekker hoor. Thaise massage. Je gaat verkwikt weer naar buiten. Zonder happy-end.”

“O, dat toch wel.” Er klonk een korte lach.

“Altijd trouw aan de Majesteit en mijn vrouw.”


Plaats een reactie