Een fee in spijkerbroek (12)

Enkele uren later hadden ze de ergste opwinding over het filmpje alweer achter de rug, nadat Leon oprechte excuses had aangeboden over zijn gedrag bij de snelweg. Het was erg dom geweest, het filmpje was inderdaad viral gegaan en op een grote populariteit onder stadsbewoners zaten ze bepaald niet te wachten. Geleidelijk begon de nacht te vallen en een enorme volle maan hing laag boven de horizon – er lag een roodachtige glans op het oppervlak.

Op het balkon van mevrouw Madsen zat Esmée met haar beide voeten tegen het muurtje te kijken. Enkele minuten geleden had ze een berichtje gestuurd naar papa die nog altijd niet reageerde – het duurde erg lang – vanaf het begin maakte Esmée zich zorgen en haar angst bleef – alsof ze zeker leek te weten dat papa haar in de flat bij mevrouw Madsen en de anderen had achtergelaten, zodat hij ongehinderd kon doen waar zijn klanten hem al die tijd voor betaalden.

Het was erg laat, maar er hing een vreemde spanning in de lucht die ze nooit eerder had gevoeld – thuis niet en hier al evenmin. Een deur ging open – Andrea kwam naast haar staan. “Nu moet je goed opletten.”

Voordat ze haar woorden had uit kunnen spreken, leek er een wolk van dieren die ze niet direct herkende vanuit de aarde omhoog te komen – grote aantallen dieren die met klapperende vleugels voor een maansverduistering leken te kunnen zorgen. Inmiddels had Esmée haar handen op de reling gelegd en volgde ze de dieren – ontelbare vleermuizen.

“We noemen ze de kinderen van Nosferatus,” zei mevrouw Madsen die in de deuropening was blijven staan, “net zo menselijk als hun meester, alleen kunnen ze zich hun menselijke vorm niet meer herinneren, omdat dat alweer veel te lang geleden is.”

“Hè?’, vroeg Esmée die de uitleg verkeerd leek te begrijpen. “Bedoelt u nou dat deze vleermuizen – .”   

“Er liggen nog veel meer geheimen in dit kleine stukje aarde verborgen dan wij met zijn allen vermoeden,” zei mevrouw Madsen, “het is niet voor niks dat het slopersbedrijf zijn werk heeft moeten stoppen. Kelders met water, kelders zonder. Vleermuizen. Lichtdwergen die in het donker meer licht geven dan de helderste lamp die je kunt kopen.”

Inderdaad werd er in het bos een groep lichtdwergen zichtbaar die voor prachtig licht zorgde – alle kleuren van de regenboog – geen onschuldige magische wezens, zoals een man een jaar geleden per ongeluk had ondervonden en aan stukken was gescheurd. Wel ontzettend mooi om te zien, bedrieglijk onschuldig.

“En als de vleermuizen ineens wel begrijpen dat ze in werkelijkheid mensen zijn – vampiers die zich heel lang geleden hebben veranderd. Wat gebeurt er dan?”

“Laten we bidden dat dat nooit gebeurt.”

“Da’s een enorme ramp,” zei Andrea.

“Ook hierom laten de mensen ons met rust.”

“Het is toch ook gewoon afgesproken,” zei Esmée.

“Inmiddels wel. We moesten wel,” zei mevrouw Madsen, “zoals Nosferatus die altijd een diepe minachting heeft gehad voor feeën, maar nu dankzij Esmée zijn mening een tikje heeft moeten bijstellen.”

“Mooi zo,” zei Esmée.

Lange tijd vormden de vleermuizen een gigantische en bijna willekeurige zwerm in de lucht – ze waren natuurlijk op zoek naar eten – insecten, of muizen die er waren achtergelaten door de andere jagers. Esmée stelde zich voor dat de vleermuizen happend en etend door de lucht zweefden, als een reusachtige dans, zonder elkaar zelfs maar te kunnen raken. Het waren niet eens echte vleermuizen, maar oeroude vampiers die hun oorspronkelijke menselijke vorm waren vergeten. Esmée wist niet eens of het wel normaal was, zoals ze zich gedroegen. Wel mooi om te zien en misschien zou papa op dit moment ook naar de gigantische zwerm vleermuizen staren, maar zich geen seconde realiseren wat voor betovering hij zag.

Totaal onverwacht stortten de meeste dieren zich omlaag. Achter bomen en struiken, die langzaam in elkaar verstrengeld begonnen te raken, zou een smakelijk stukje eten moeten zijn. “Ai,” zei mevrouw Madsen – ze staarden net als de twee meiden naar de vleermuizen die zich op een prooi moesten hebben gestort – mens of dier, dat was moeilijk te zien.

Op hetzelfde moment begon Nosferatus de weg over te steken, enkele seconden later gevolgd door Leon en zijn vader die hun menselijke gedaante nog hadden – met ingehouden adem keek Esmée toe – voordat ze in het bos verdwenen, keek Leon heel eventjes om en ze herkende alle drie een gevaarlijke glans in zijn ogen en weinig goeds beloofde voor degene die ze in het bos zouden vinden en geen reden had om er te zijn.

Een verdieping hoger stond de huismeester te vloeken, eerst deed hij dat in het dwergs, later zei hij. “Altijd datzelfde vervloekte gedoe met volle maan.”

“Ik zal blij zijn als het ochtend is,” zei Gijs, de vader van Gijs. “Het ziet er altijd alsof de wereld vergaat.”

“Anders ik wel,” zei mevrouw Madsen.

“Dus dit gebeurt elke maand?”, vroeg Esmée.

“Veel minder heftig dan nu,” zei Andrea.

“Maar wat hebben de vleermuizen aangevallen?”, vroeg Esmée die zag hoe ze weer omhoog kwamen.

“Een goeie vraag,” zei mevrouw Madsen.

Zo’n slordige honderd meter verderop begonnen de takken van enkele bomen wild te bewegen – Andrea stootte Esmée aan die het al direct zag gebeuren – haar telefoon lag op het tafeltje en begon te trillen, heel eventjes, want er kwam een berichtje binnen. Toch bleven ze met zijn drieën staren naar het bos – een levensgrote gedaante kwam heel langzaam omhoog – het was een grote man, als Nosferatus, maar met twee enorme vleugels die hem in de lucht brachten – het leek een heel gewoon schouwspel, maar Esmée stond letterlijk happend naar adem toe te kijken – zoiets vreemds had ze nooit eerder gezien.

Aanvankelijk verdwenen er honderden vleermuizen in hun ondergrondse schuilplaatsen – de meesten bleven in de lucht rondcirkelen – boven de plek die ze hadden uitgekozen en waar ze een sappige prooi hadden gevonden. Het kon bijna niets anders zijn.

“Hebben Leon en zijn vader een extra beetje van hun drank genomen, mam?’, vroeg Andrea, maar haar moeder hoefde al niet eens antwoord te geven – er renden twee voorover gebogen weerwolven in het maanlicht – heel eventjes werden ze zichtbaar – een paar seconden, maar wel duidelijk. Net zo apart en ook griezelig als Leon afgelopen middag was geweest, omdat hij er nauwelijks wat aan had kunnen doen en zijn verandering door geen macht op aarde tegengehouden had kunnen worden – het drankje van mevrouw Madsen had dit niet kunnen verhinderen.

“Nee.”

“Zou het hebben geholpen?’, vroeg Esmée.

“Nee. Het is een bloedmaan.”

“Ik wist niet eens dat – Nosferatus,” zei Esmée die een vraag probeerde te stellen, maar ineens ophield.

“Hij is ook echt een duivel,” zei mevrouw Madsen, “vooral als de dingen anders gaan dan hijzelf wil.”

Tenslotte begonnen alle vleermuizen te verdwijnen naar hun schuilplaatsen – in de kelders. Het leek ook weer alsof de nacht helderder was dan van tevoren. Achter de bomen zette Nosferatus zijn voeten aan de grond, niet veel later kreeg hij gezelschap van Leon en zijn vader – Esmée dacht dat het zo zou gaan. Ze wilde natuurlijk weten wat er nou was gedood door de vleermuizen die er massaal af waren gedoken.

“Het kermis van de duivel,” zei een vrouw – iemand die schuin boven Andrea en haar moeder woonde.

Veel was er niet meer te zien, dus Esmée ging zitten en controleerde haar telefoon – er knipperde een zenuwachtig groen lampje wat betekende dat ze zojuist een berichtje had binnengekregen. Een sms. Afkomstig van haar vader, zo leek het. Het gezicht van Esmée zag eruit als dat van een stenen beeld.

“Wat is er?”, vroeg mevrouw Madsen.

“Het gaat nòg langer duren voor hij terugkomt,” zei Esmée. “Niet eens weken, maar mogelijk maanden.”

Andrea en haar moeder lazen het bericht dat eindigde met de woorden: ‘Sorry schat, het spijt me heel erg.’

“Bel hem eens op,” zei mevrouw Madsen. “Nù.”

“Ja maar,” zei Esmée. Toch probeerde ze haar vader te bellen die zijn telefoon bleek te hebben uitgezet. Dat deed hij anders nooit. “Mevrouw Madsen – mijn vader noemt me altijd – liefie – hij zegt nooit – schat.” Ze zei het woord alsof het om een scheldwoord ging.

“De bloedmaan leidt altijd tot problemen,” stelde mevrouw Madsen vast. “Het is echt elke keer zo.”


Plaats een reactie