“Eerst kon je makkelijker op de snelweg komen,” zei Andrea die tegen een boomstam leunde, terwijl Leon zich boven hun hoofden verborgen hield tussen takken en bladeren – soms gooide hij een takje naar beneden – de volle maan zat er aan te komen en hij was in een pesterige bui – anders had hij dat nooit zo. Met zijn vieren zaten en lagen ze tussen een rij bomen die een grens vormde tussen de snelweg en thuis – alleen Leon had de afzondering van een eikenboom gezocht.
Opnieuw gooide Leon een takje omlaag – precies op het hoofd van Andrea die opstond en ergens anders zitten. “Ellendig rotjong,” zei ze. “Het is altijd hetzelfde, verdorie – elke volle maan opnieuw.”
“Bloedmaan vannacht,” zei Leon. “Ik heb honger.”
“Als je nou eens minder rood vlees eet,” zei Esmée. Er lag een vrolijke grijns op haar gezicht, maar ze wist ook heel zeker dat Leon daar juist niks van kon zien.
“Meen je dat nou echt?”, vroeg Leon.
“Zeg eens – verander je vannacht in een weerwolf?”, vroeg Esmée die het verhaal van Leons drankje weliswaar al eens had gehoord, maar de jongen zelf er nog niet over had horen praten. “Ik bedoel – je had het net over een bloedmaan. Die is veel sterker toch?”
“Twee eetlepels in plaats van eentje,” zei Leon, “net als mijn vader trouwens. We controleren elkaar, omdat het geen fijn drankje is – het is zelfs smerig.”
“Wel effectief,” zei Andrea.
“Wat is het grootste nadeel als je steeds verandert?”, vroeg Esmée die er voor het eerst vragen stelde.
“Slecht voor je gewrichten – je slijt erg snel,” zei Leon, “je moet mijn vader eens zien als hij opstaat – hij is blij dat hij geen volledige veranderingen meer heeft.”
Tegen de vangrail hingen vooral mannen en vrouwen, maar ook wat kinderen die naar het eiland stonden te kijken – een uitgebreid groen terrein vol bomen, struiken en grasvelden – zelfs een flatgebouw dat als een opzettelijke vergissing was blijven staan.
“Denk je dat het altijd zo zal blijven?’, vroeg Andrea.
“Het staat op papier – iedereen heeft ervoor getekend,” zei Jokke. “We mogen nieuwelingen uitnodigen, zoals Esmée, die een sterke fee is. Alle bewoners moeten akkoord gaan met de nominatie.”
“Ik hoorde dat je flauw bent gevallen, toen ik – eh – in ons oude huis – zeg maar – mijn ding heb gedaan.”
“Was echt al het glas kapot?’, vroeg Gijs die een munt had gevonden en hem uitgebreid stond te bestuderen.
“Ja – en alle elektronica was doorgebrand.”
“Wat gebeurde er dan?”, vroeg Jokke.
Uiteraard hadden ze het complete verhaal al eens gehoord, maar nog niet eerder van Esmée zelf.
“Heel simpel. Ik mocht niet buitenspelen,” zei ze.
“Is dat alles?”, vroeg Gijs. “Dus dat verhaal klopt?”
“Ja.”
“En dan vinden ze mij een klier,” zei Leon.
“Maar ik mocht nooit buitenspelen van mijn vader.”
“Hoezo dat?”, vroeg Gijs.
“Gevaarlijk – alleen dacht ik altijd dat mijn vader bang was dat mij iets zou kunnen gebeuren en het was precies andersom – dus dat de kinderen wat zou overkomen, omdat hij goed wist hoe het zat.” zei ze.
“Nu mag je wel naar buiten,” zei Jokke.
“Ja. Mijn vader vindt dat geen probleem meer.”
“Toch maak je je zorgen,” zei Andrea.
“Tuurlijjk.”
“Over mijn vader.”
“Wanneer komt hij terug?”, vroeg Leon.
“Geen idee. Hij heeft meer tijd nodig. Zei hij.”
“Waarmee?”, vroeg Gijs die de munt wegstopte.
Op de snelweg klonken er ineens stemmen – mannen die stonden te schreeuwen. “Niet wegrijden, hoor, ik moet echt stevig poepen!”, riep een man die al aan de andere kant van de vangrail stond. “Ik zoek effe een bosje op om lekker te gaan zitten, we staan nog wel een tijdje.” Vervolgens liet hij zich omlaag glijden. “Dat mocht niet van jou – dat heb je gezegd!” Een zwaar gebouwde man die een wit overhemd droeg met korte mouwen had iets naar beneden geroepen.
“Kijk daar nou eens,” zei Leon.
“Ik hoop dat de bus wegrijdt – lachen,” zei Jokke.
“Wel een nette chauffeur,” zei Andrea.
“Ze mogen niet poepen in de bus,” zei Esmée.
“Dan moet hij het toilet schoonmaken,” zei Gijs.
“Het is ook altijd hetzelfde,” zei Jokke.
Opvallend snel liet Leon zich uit de boom glijden, maar het leek er ook op dat hij gewoon sprong – hij zakte eventjes door zijn knieën en stak zijn neus in de lucht – het was een reflex, hij wist waar de bezoeker was – toch zag het eruit alsof Leon op jacht ging.
“Leon – het is verboden!” riep Andrea.
“Maak je niet druk – ik ga hem alleen bang maken,” zei Leon, “mensenvlees staat niet op het menu.”
“Hij is toch nooit zo?” vroeg Esmée.
“Normaal is hij een watje,” zei Gijs.
“Behalve nu – mam was er al bang voor,” zei Andrea.
Jokke legde zijn hand op een schouder van Esmée.
“Je kunt je er beter niet mee bemoeien,” zei hij, “want je bent zomaar in staat om Leon te verdampen.”
Takken zwiepten heen en weer – Leon bevond zich inmiddels in de volle zon – uit zijn mond klonk de smerigste grom die Esmée ooit had gehoord. “Hè?”
“Bloedmaan – een heel sterke deze keer,” zei Andrea.
Op de snelweg stonden mensen te kijken, een enkeling was aan het filmen met zijn telefoon. Toch verstomden de meeste gesprekken, omdat Leon het bos verliet en niet langer een geheel menselijk uiterlijk had – in feite zou een transformatie onmogelijk moeten zijn, maar zijn gezicht zag er nu veel hariger uit dan normaal – zijn kaken kwamen ook verder naar voren – oren waren puntiger en net zo behaard als zijn hoofd. De anderen probeerden hem in te halen – Leon was erg snel.
“Hé – ik wil alleen effetjes – ,” zei de man wiens brein nu ineens scheen te registreren wat er echt gebeurde.
Vrij onverwacht scheen Leon zijn zelfbeheersing terug te vinden, terwijl de andere vier langzaam aan een omsingeling van de onbekende man begonnen. Binnen enkele seconden had Leon zijn gewone uiterlijk teruggekregen – hij snoof niet eens meer.
“Hij bedoelde er niks mee, hoor, mijnheer,” zei Jokke, “vermoedelijk – dacht u – aan een – iets.”
“Zijn gezicht – daarnet,” zei de onbekende.
“Verbeelding, u zult het zien, straks, op het filmpje.”
“Nee – echt – ik heb het gezien.”
“Beslist niet,” zei Leon.
“Maarre – vertel eens, mijnheer – Wanneer bent u voor het laatst bij een dokter geweest?”, vroeg Jokke.
Ook Esmée voelde de koude rillingen op haar rug.
Alle anderen hielden hun mond en keken toe.
“Hoezo? Wat bedoel je daarmee?”
“U moet een afspraak maken – dat zou ik echt doen, als ik in uw schoenen stond,” zei Jokke, “en dan moet u de huisarts vragen uw darmen te laten onderzoeken.”
Alsof er helemaal niks was gebeurd begonnen Leon, Andrea en Esmée weg te lopen – ze keerden terug naar het bos, maar Gijs en Jokke bleven nog eventjes bij de man die inmiddels hakkelend naar woorden stond te zoeken en leek te zijn vergeten dat hij alleen maar over de reling was geklommen om te poepen.
“Het is natuurlijk wel zo dat Nosferatus anders praat over feeën – sinds Esmée bij ons woont,” zei Gijs.
“Ja – inderdaad,” zei Leon.
“Hoe deed hij dat vroeger?”, vroeg Esmée.
“Toen had hij het altijd over een stelletje trutten,” zei Gijs.
“O, da’s heel erg,” reageerde Esmée.
Iets later keerde Jokke terug – ze bleven met zijn allen eventjes stilstaan, terwijl de buspassagier terugliep naar de snelweg en in de tussentijd steeds over zijn schouder keek, alsof hij zeker wilde weten dat hij niet achtervolgd zou worden door een onbekend wezen dat opvallend veel haar op zijn gezicht had. Het was onduidelijk of hij had gedaan wat had hij willen doen.
“Onverantwoord bezig – jij – lul,” zei Andrea die Leon zelfs onverwacht een klap op zijn arm gaf.
Opnieuw toonde Leon zijn weerwolvenhoofd – er groeiden overal haren waar er normaal geen waren – zijn tanden zagen er veel scherper uit en gevaarlijker.
“Je bent gefilmd,” zei Esmée, “ook dat nog.”
“Ja, maar er is niks te zien, we hebben uitgevonden dat er nooit wat te zien is op zo’n filmpje – gelukkig.”
“Ik heb zin om iets te verscheuren – dood te maken.”
“Je moet zo meteen thuis nog een eetlepel nemen,” zei Andrea, “je hebt overduidelijk te weinig gehad.”
Terwijl ze door het bos wandelden, controleerde Esmée of er filmpjes waren gepost over een weerwolf die de passagier van een bus dreigde aan te vallen. Op you tube gingen zulke dingen meestal erg snel – voordat je in de gaten had dat er wat aan de hand was bleek iedereen op school allang op de hoogte te zijn.
Het duurde een halve minuut voordat ze een paar recente filmpjes op het scherm had staan en de actie van Jokke stond er wel degelijk tussen – niet zo erg duidelijk – wel wist ze waar ze naar moest kijken.
“Je hebt echt geen gelijk, hoor, Jokke,” zei ze.
Zwijgend bestudeerden ze het filmpje dat 21 seconden duurde – het commentaar was opvallendst, want de vrouw stond zichzelf te overschreeuwen. “Wow. Mot je nou es kijkuh, joh. Het is ech’ een origineluh.”
Daarna nam Jokke het gesprek over – Leon had zijn alledaagse gedaante aangenomen – inderdaad veranderde het beeld op slag – er gleed een vreemde ondoorzichtige waas over het scherm, zodat ze onmogelijk konden zien wat er aan de hand was.
6 augustus 2018
Plaats een reactie