Een vroege wandelaar ontdekte dinsdagmorgen vroeg dat er een dode in de rivier dreef – zo op het eerste gezicht een goed geklede man – gezicht naar beneden – armen en benen die in het donkere water leken te willen verdwijnen. De politie was snel ter plaatse.
Het bleek om Nicky Reijnders te gaan, de man die premier had moeten worden.
Een naaste medewerker had zijn vermissing al gemeld. Enkele minuten voor tien werd er aangebeld – Bressers had zich juist aangekleed en probeerde zich te herinneren of hij een afspraak was vergeten.
Hij deed de deur open – Foley stond om zich heen te kijken – ietwat nonchalant, maar er verscheen een verbeten trek op zijn gezicht toen ze elkaar in de gaten kregen. “John – om elf uur is er een persconferentie – er bestaat een grote kans dat jouw naam zal vallen.”
“Hoe bedoel je?”, vroeg Bressers.
“Jesus, man – Where have you been?”, vroeg Foley die geen zin had om te wachten tot Bressers hem uitnodigde binnen te komen en gewoon verderliep.
“In bed – ik lag er laat in.”
Beide mannen liepen naar de woonkamer – Foley ging zwijgend zitten, slaakte een diepe zucht – Bressers pakte zijn mobiele telefoon en zag een reeks flashberichten die louter over Reijnders bleken te gaan – hij was ’s ochtends vroeg dood in de rivier gevonden. Het was groot nieuws – niet alleen in Nederland. Ook de BBC meldde het bericht.
“Jee. Da’s rot, zeg.” Bressers legde zijn telefoon neer.
“Je hebt hem verleden week gesproken,” zei Foley. “Er gaan tal van filmpjes over het internet – miljoenen mensen die graag willen weten wat je hebt gezegd.”
“Misschien moet ik mijn boodschappen voorlopig laten bezorgen,” zei Bressers. “Sorry. Misplaatst grapje. Ik heb Reijnders uitgelegd dat hij de vader is van een zoon – hij moest begrijpen welke gevolgen het contract heeft gehad – dus ook voor hem persoonlijk. Er loopt een onderzoek naar de dood van Chrissie Blakely. Dat heb ik hem allemaal verteld. Hij had zo’n idiote zelfverzekerde tandpastaglimlach op zijn gezicht. Het is heel goed mogelijk dat Reijnders iemand uit zijn entourage in vertrouwen heeft genomen – het zou kunnen – al moet je constateren dat je belangrijkste getuige dood is.”
“Een man die premier zou worden – gezien de peilingen stond het feitelijk vast dat hij het ambt zou bekleden – hij moest geen stomme dingen doen – dat is de beeldvorming die er in de media is gegroeid.”
“Dan kunnen de mensen tenminste vrijuit speculeren over een samenzwering,” zei Bressers die een stoel achteruit trok en plaats nam. “Ik had eerlijk gezegd de indruk dat Reijnders zich niet eens herinnerde waarom we de afspraak hadden gemaakt – misschien iemand die hem een handje wilde geven – succes wensen. Het duurde eventjes voordat hij me kende.”
“Wat ga je nu verklaren, John?”
“Reijnders en ik zijn elkaar al eens tegengekomen – lang geleden – op St. George om precies te zijn.”
“Een campagnemedewerker had het over een donatie,” zei Foley, “Reijnders scheen te hebben gezegd dat je hem een geldbedrag wilde schenken.”
“Laat maar in een persbericht melden dat ik de dood van Nicolas Reijnders diep betreur en zijn familie hierbij condoleer met het onvoorstelbare verlies.”
“Wat doe je met het dossier?”
“Niets. Voorlopig.”
“Je wacht tot de storm overwaait,” zei Foley.
“Ik heb niets meer gehoord van Boele.”
“Denk je dat hij – ?”
“Je vraagt je af of Nicky Reijnders en Tosh Blakely elkaar soms hebben ontmoet.”
Twintig jaar geleden had Reijnders uitgelegd dat zijn carrière een vooraf vastgelegd traject zou moeten volgen. ‘Maar – ik moet – het is een familietraditie, net als dit werk – ontwikkelingshulp – samenwerking – als voorbereiding op een politieke carrière – net als mijn vader en grootvader moet ik minister worden.’ Hij had nooit durven vermoeden dat zijn verleden hem ook echt een keer zou inhalen – zelfs al zou Chrissie Blakely inderdaad door een dronken toerist zijn aangereden – wat natuurlijk heel goed zou kunnen.
Foley trommelde met zijn vingers op het tafelblad. “John – kerel – Ga je me nog eens koffie aanbieden?”
*****
Woensdagochtend leek het alsof de storm nog vele weken en misschien zelfs maanden zou aanhouden. Er lag een stapeltje kranten op zijn eettafel – zijn telefoon trilde nu en dan – om tien uur zou Van Rijn voor de deur moeten staan, mogelijk in gezelschap van een assistent-officier van justitie – de kans bestond dat de nachtelijke indringer had gesproken.
Zijn telefoon begon opnieuw te trillen.
Maaike.
“Hoi. Met mij.”
“Dag pap. Schikt het? Of heb je het hartstikke druk?” Er klonk een schalkse, vrolijke lach. “Nee toch?”
“Niet meer,” zei hij.
“Bedankt dat je me van die griezel hebt verlost.”
“Michel Grijs.”
“Ja.”
“Graag gedaan.”
“Hij ontloopt me,” zei ze. Er galmde een nieuwe lach.
“Ach ja,” zei hij.
“Hoe heb je dat voor mekaar gekregen?”
“Ik heb hem al eens eerder ontmoet,” zei hij.
“O jee.”
“Hij zal je nooit meer iets vervelends vragen,” zei Bressers.
Er viel een korte stilte. Nieuwe vraag. Ander onderwerp. “Ga je vandaag nog stemmen, pap?”
“Ja.”
“Mensen hebben het alleen nog maar over Reijnders.”
“Onbegrijpelijk.”
“Ze zeggen dat hij is vermoord.”
“Ben je al wezen stemmen?”
“Nee.”
“Nou, Reijnders was geen aardige man.”
“O.”
“Hij was een smeerlap.”
“Mijn stem gaat naar de Partij voor de Dieren.”
“Heel netjes.”
“Ja toch?”
De voordeurbel klonk. “Ik moet je neerleggen.”
“Visite?”, vroeg Maaike.
“Ja.”
“Eh – leuke visite?”
“Niet echt.”
“Succes dan.”
“Dank je.”
Hij legde zijn telefoon tafel en liep naar het halletje – draaide de sleutel naar rechts en maakte open – het was inderdaad Van Rijn, maar ook een jonge vrouw, donkerblond haar, bruine ogen, mantelpakje – witte blouse.
“Kom binnen,” zei hij.
Van Rijn ging verder zonder een woord te zeggen – zijn ogen twinkelden een beetje – dat wel – de jonge vrouw bleef op de deurmat staan en stak haar hand uit. “Ik ben assistent-officier van justitie, mijn naam is Lisette van der Bruggen. Aangenaam, hoop ik.”
“Het is een belangrijke zaak,” zei Bressers.
“Reijnders – Nicolas,” zei Van der Bruggen.
“Nicky – voor vrienden,” zei Van Rijn.
Er drong spaarzaam licht door het raam – gordijnen waren half opengetrokken – folie op kijkhoogte – een stapeltje tijdschriften lag op een tafeltje. Bressers vroeg of ze misschien iets te drinken lustten. Bijna vijf minuten later zette hij koffie en thee op tafel. Zelf nam hij, zoals altijd, koffie – zonder suiker of melk.
“Het was al een vervelende kwestie,” zei Van der Bruggen, “maar de dood van Reijnders heeft de zaak nog verder gecompliceerd.” Bressers trok zijn wenkbrauwen eventjes omhoog – grotere ogen. “Ja, mijnheer Bressers. U kunt heel goed doen alsof u – .”
“John.”
“Goed – heel fijn – John. Je doet alsof je nergens van weet en ondertussen ben je het best van ons allemaal op de hoogte van de meest ranzige trekjes van een man die binnenkort onze premier had kunnen zijn.”
“Wat weet je zelf van – Nicky?”, vroeg Bressers.
“Hij komt uit een vooraanstaande familie – zou de zoveelste minister zijn geworden, vermoedelijk premier – doet het goed in de media – eh – hij lachte veel en makkelijk, zoals blijkt in het filmpje dat is gemaakt verleden week donderdag, toen je hem zo ongeveer gefileerd moet hebben, al heeft niemand kunnen volgen wat je hebt gezegd – want mijnheer Bressers – John voor intimi – weet heel goed wanneer hij met zijn rug naar de camera’s moet staan.”
“Tot zover ben ik akkoord,” zei Bressers.
Van Rijn zweeg alleen, hij nam een slokje koffie.
“Zoals wel vaker is gebeurd in de geschiedenis, blijkt – bleek Reijnders een man te zijn die zich – eh – ja, ik moet zeggen in één woord onbeschoft gedroeg – er zijn vrouwen die ontslag hebben genomen, omdat ze zich niet veilig voelden in zijn nabijheid. Al zou er dan niets zijn gebeurd – ook geen aanranding.”
“Reijnders heeft illustere voorgangers,” zei Van Rijn.
“En nu is hij dood en stevent zijn partij af op mogelijk de grootste overwinning in de geschiedenis – zetelaantallen die herinneren aan de jaren tachtig – een laatste peiling voorspelt ruim 54 zetels – revolutionair – zeker in ons versplinterde politieke landschap. Een aardverschuiving. Ze zullen de premier willen leveren,” zei Van der Bruggen.
“Ik snap wat er op het spel staat,” zei Bressers.
“Klopt het dat een dossier niet mag worden gepubliceerd als een van de betrokken partijen is overleden?”, vroeg Van Rijn. “Dat is het verhaal.”
“Er zijn een paar uitzonderingen,” zei Bressers. “Maar de contractbreuk van Nicky Reijnders is misschien het belangrijkste element. Hans van der Schoor heeft mij in opdracht van zijn baas gevraagd het dossier Reijnders af te geven. Dat is verboden. Ook had Reijnders na zijn misdaad nooit meer voor een vooraanstaande politieke functie mogen kiezen. Het is één van de belangrijkste bepalingen geweest.”
“Wat heeft hij gedaan?”, vroeg Van der Bruggen.
“Hij heeft een vrouw verkracht,” zei Bressers. “Twintig jaar geleden. Op St. George om precies te zijn. Ik was in de buurt – kreeg de opdracht om te gaan kijken – hij moest de kans krijgen om zo snel mogelijk het eiland te verlaten. Dat is ook gebeurd.”
“En wat is er met de vrouw gebeurd?”
“Ze werd negen maanden later moeder van een zoon – is twee maanden geleden door een dronken toerist dood gereden – de jongen vond zijn moeder terug in het mortuarium van het ziekenhuis – zijn opleiding werd betaald door Equal Chances – heel bizar. Reijnders kende het dossier, maar had niet gedacht dat een jongen met een donkere huidskleur zijn zoon zou kunnen zijn – Reijnders had het over een zwarte.”
“Een vrouwenverkrachter en racist,” zei Van Rijn.
“Heb je bewijs?”, vroeg Van der Bruggen.
Foley moest beslist hebben geweten dat er iemand van justitie vragen zou komen stellen – een gevolg van de nachtelijke indringer – Guus van Tellingen – het was een domme actie geweest – voor die nacht had de zaak met een sisser af kunnen lopen. Al behaalde de partij van Reijnders ruim twintig zetels meer in de Tweede Kamer dan hij normaal had kunnen bereiken. Er hing evengoed een zwaard van Damocles boven het hoofd van de partijleider. Nicolas Reijnders had zelf het touw doorgesneden. Een laatste wanhoopspoging om de verkiezingen te beïnvloeden, omdat zijn grote droom was verdampt tijdens een gesprek in een Bosch’ café. Reijnders had goed geweten dat zijn politieke carrière achter de rug was. De schande bleef over.
“Ja,” zei Bressers.
“Dan – eh,” zei ze, “wil ik het inzien.”
De woorden van zijn dochter Maaike klonken in zijn hoofd. ‘En jij, pap – Heb jij de Majesteit altijd geëerd?’ Hij stond op en griste zijn telefoon mee.
“Ogenblikje.”
*****
Zijn auto had hij achtergelaten op de bezoekersparkeerplaats – zijn eigen plek werd bezet gehouden – de huurauto van Boele stond er al. John Bressers had zijn oude makker een berichtje gestuurd – ze moesten bijpraten over de laatste ontwikkelingen. Het was bewolkt, er viel wat regen – een passend weertype. Bressers stak zijn hand op naar de receptioniste die meteen vrolijk terug zwaaide.
De deur ging open – Bressers en Boele schudden elkaar de hand – Tosh zat onderuit gezakt in een fauteuil naar televisie te kijken – de eerste onthullingen over zijn vader werden besproken – een handgeschreven bekentenis van Nicky Reijnders.
“De grootste oppositiepartij sinds de CDA en PvdA – in de jaren tachtig – toch hebben ze het nakijken,” zei Boele. “Alles loopt compleet anders.”
“Zonder sociale media was het gelukt,” zei Bressers.
“Ik begrijp niet waarom hij dood is,” zei Tosh.
“Vanochtend heb ik zijn vrouw gesproken,” zei Bressers.
“En?”, vroeg Tosh.
“De weduwe wilde alleen weten of ik destijds een pistool op zijn hoofd heb gezet.”
“Voor de bekentenis?”
Hij trok zijn schouders omhoog, een beetje nonchalant, alsof het hem weinig kon schelen.
“Je hebt je wapen wel laten zien,” zei Boele.
“Tuurlijk.”
14 mei 2018
Plaats een reactie