Joeri had een verblijf van amper een week op Alpaca achter de rug. Zoveel hoefde hij zich niet eens aan te passen. Al bleef de herinnering hem bijten. De beelden waren op zijn netvlies gebrand, ook de schutter in het paleis die hem neer had moeten schieten vertoonde zich in een droom – nachtmerrie. Wel ging hij vrij snel weer aan het werk. Hij vond het een opluchting om normaal bezig te zijn in de klas.
Marith woonde bij een pleeggezin in de stad, ging naar een andere school, maar had haar eigen dubbelganger nog steeds niet mogen ontmoeten, ook al bleef ze er regelmatig naar vragen. Joeri ging er regelmatig langs – als hij binnenkwam, leek er nooit veel aan de hand – toch zei de pleegmoeder dat ze normaal erg in zichzelf gekeerd leek te zijn – soms kreeg ze domweg geen enkele reactie van het meisje. Een andere keer begonnen de glazen in de vitrinekast te trillen, alsof er een zware bus of vrachtwagen passeerde. Haar ogen kregen een vreemde kleur, bovendien sprak het meisje een totaal onbekende taal.
Joeri vroeg hoe het ermee ging.
Ze antwoordde: “Ik wil die ander ontmoeten.”
“Zeg eens – Is Elektra er nog?”, vroeg hij.
“Natuurlijk. Wat dacht jij? Ik ben haar ook. Of dacht je soms dat ik alleen het meisje was?,” vroeg Marith.
“Eerlijk gezegd dacht ik dat Elektra op Alpaca was achtergebleven,” zei Joeri, “het zag er mooi uit. Spectaculair. Een mooie show die je hebt opgevoerd.”
“In het paleis van Hellingshoek werd ik zo wakker, je weet het, dat heb ik je verteld, prins Atari heeft me vrijgelaten en ik werd wakker in dit lichaam, de herinneringen zijn van het meisje en Dennis – ja – misschien heeft Dennis het gedaan – dat zou kunnen. Alles draait om de honger naar macht. Welke rol had Dennis bijvoorbeeld in het paleis? Was hij belangrijk? Ik heb eerlijk gezegd geen flauw idee.”
“Waarom wil je zo graag het andere meisje zien?”
“Ik wil gewoon naar huis. Dat is alles.”
“Eerlijk gezegd vond ik het makkelijk, toen je nog gewoon een meisje was en niet een heks of godin.”
“Ik ben een heks waarvan de geest onsterfelijk is, maar het lichaam wordt ouder en sterft tenslotte, ooit zoek ik weer een nieuwe gastvrouw, ja, een vrouw.”
“Wil je me even alleen laten met je pleegouder?”
“Ja.”
Marith verliet de woonkamer, terwijl Joeri de vrouw aankeek die een hand voor haar mond hield. “Ik sta perplex, dus het is ook ècht allemaal gebeurd, zoals de kranten ook schrijven – ze is echt een heks.”
“Ik dacht dat die entiteit op Alpaca was gebleven.”
“En nu?”
“Je hebt het gehoord. Ze wil haar dubbelganger ontmoeten, of beter gezegd: haar doppelgänger.”
“Dus die heeft ook een soort – macht?”
“Ja – geërfd van haar vader – de vraag is alleen welke van de twee mannen haar moeder in bed heeft gehad. Ik denk eerlijk gezegd de verkeerde, de doppelgänger. Gezien de macht die het andere meisje blijkt te hebben. Als onze Marith, die van Alpaca, naar huis gaat, dan zou de betovering beslist kunnen stoppen.”
“En anders?”
“Dan blijven er mensen verdwijnen naar Alpaca.”
“De balans tussen de werelden moet worden hersteld – zo zit het – als ik je goed begrijp,” zei ze.
“Afgezien daarvan – we willen een ontmoeting – de meisjes leren elkaar kennen – wat er daarna gebeurt,” zei Joeri. “ja, dat is voor iedereen een verrassing.”
“Maar je hebt een idee.”
“Ja,” zei Joeri die zich het moment herinnerde waarop hij naar Alpaca verdween; de vlakte van de versteende boommensen, gevolgd door een sprong die eindigde op een mistig strand niet ver van de stad.
“En misschien gebeurt er helemaal niks,” zei hij.
“Geloof je dat echt?’, vroeg Beatrijs, zoals de pleegmoeder heette, ze deed alleen de noodopvang.
Joeri werd zich bewust van Marith die tegen een deurkozijn stond te leunen – de armen over elkaar.
“Ik had een goede reden om mee te gaan,” zei Marith, “en dat deed ik echt niet om hier te blijven wonen.” Joeri hoorde de stem van een machtige heks – Beatrijs sloeg een hand voor haar mond – hield haar adem in. “Joeri praat net zo makkelijk over een doppelgänger, alsof het niks is – ik wil hem geloven, maar ik moet het met eigen ogen zien – mìjn ogen dus – niet die van een tienjarig kind – als je begrijpt wat ik bedoel.”
“Waarom”, vroeg Joeri. “Ik snap je niet.”
“Er hoort in jullie wereld geen doppelgänger te bestaan,” zei Marith, “het is vreemd. Ik wil het per se zelf hebben gezien – daarna ga ik terug naar huis.”
“Naar Alpaca.”
“Ja,” zei ze.
“Waarom zou je dat nou doen?”, vroeg Beatrijs.
“Ik ga gewoon terug. Punt uit.”
“Bovendien ben ik verantwoordelijk,” zei Beatrijs.
“Daarom gaan we naar de school,” zei Marith, al hoorde de Joeri nog altijd de heks spreken, “confronteren in de klas, er zijn kinderen met telefoontjes. Zo heten die dingen toch? De kinderen en misschien de leerkracht zullen filmen wat er gebeurt. Jij zult nergens de schuld van krijgen.”
Joeri herkende een wilde flikkering in de ogen van Marith, of Elektra, hij probeerde een gedachte te verdringen die ineens was opgekomen en was net zo simpel als gruwelijk, als hij tenminste gelijk had. “Ik begin het ineens door te krijgen – dus wat je hebt gedaan en het is afgrijselijk,” zei Joeri, “de storm – je hebt het meisje helemaal niet gebruikt om de dood van opa Koen te wreken – het was gewoon collateral damage – bijkomende schade, zoals het heet. Het ging je om iets anders, nietwaar Elektra? Je wilde je op een tegenstander wreken. Dennis moest en zou sterven. Heb je daarom een stad met vele duizenden inwoners van de Alpacabodem weggevaagd? Is dat echt de reden waarom je dat gedaan hebt. Vanwege Dennis?”
Marith staarde naar de vloer en zei niets. Vervolgens keek ze Joeri in de ogen – net als Beatrijs die zo geschokt was dat ze geen woord meer kon uitbrengen.
“Wat heeft hij gedaan?’, vroeg Joeri wiens stem ijselijk kalm klonk. “Heeft het met Atari te maken?”
“School,” zei Marith – nu sprak ze zelf. “School!” Ze gilde zo hard dat de oren van Joeri er pijn van deden.
Marith draaide zich snel om, verliet de kamer en rende de trap op – boven sloeg er een deur dicht – Joeri wist heel zeker dat ze geen woord meer zou zeggen.
“En nu? Ik weet het even niet,” zei Beatrijs.
“Het probleem is dat Marith – of Elektra – over letterlijk alles heeft nagedacht – ze biedt je zelfs een alibi aan – hoewel ik zeker weet dat Elektra het geen probleem zal vinden als je in de problemen komt.”
“Dan moet ik er niet aan meewerken,” zei ze.
“Je zult wel moeten. Anders is ze morgen of overmorgen spoorloos verdwenen en kun je het niet uitleggen. Je hebt geen spoor van bewijs,” zei Joeri.
“Ik kan het niet,” zei Beatrijs.
“Kom morgen gewoon naar mijn school – de klas – ooit horen ze elkaar een keer te ontmoeten – er is geen enkel verschil tussen de twee – ik bedoel – zelfs hun vingerafdrukken zijn identiek.”
“Misschien heb je gelijk.”
“Het is zoals het is, Beatrijs. Jullie komen op bezoek. Wat er daarna gebeurt – ik weet het net zo min als jij.”
“Jawel. Ze verdwijnt in een volle klas.”
“Ze verschaft je een alibi. Je bent verantwoordelijk voor het kind, niet de heks die ze is,” zei Joeri.
“Ik heb met andere woorden geen keus,” zei ze.
“Precies.”
De volgende morgen om enkele minuten over half tien was Joeri druk bezig – de kinderen werkten zoals ze altijd deden en ook Marith deed goed mee. De deur van zijn klaslokaal stond open. Inderdaad verscheen Beatrijs op het afgesproken tijdstip in de deuropening – Marith, of beter gezegd, Elektra hield zich bijna schuil achter de pleegmoeder die rustig binnenkwam. Er gleed een opgewonden siddering door de klas – stemmen die toenamen qua volume en wegstierven.
Zoals Elektra al verwachtte, haalden sommige kinderen meteen hun telefoontjes tevoorschijn – Joeri zei geen woord – Marith stond op en keek Elektra aan, een volmaakt spiegelbeeld, alleen lag er een oneindig diepere wijsheid in de ogen van Elektra opgesloten.
Het duurde erg lang voordat er wat gebeurde – gezegd werd – beide meisjes stonden gewoon tegenover elkaar – ze zeiden helemaal niets – deden ook niets.
Geen agressie, alleen berusting. Bijna alle kinderen filmden met hun telefoon, ook een leerkracht die in de gang toekeek. Joeri wachtte af – bijna een minuut.
“Jouw Dennis is dood, net als de mijne,” zei Marith.
Elektra legde haar vingers op een wang van Marith die haar gezicht wegtrok en een stapje achteruit deed.
“Het is best vervelend om zo gewoon te zijn, hè?”, vroeg Elektra. “Vind je ook niet? Maar weet je nou wat het echte probleem was? Jouw Dennis was niet zo bijzonder. Er zat een tovenaar in zijn hoofd… er is al een tijdje niets meer gebeurd en je begrijpt toch wel waarom? Ik hoop tenminste dat je zo slim bent.”
“Wat is de naam van de tovenaar?”, vroeg Joeri.
Elektra stak haar hand uit naar Marith en negeerde Joeri die rustig wachtte op het antwoord dat misschien nooit meer zou komen. “Elektra is één van de laatste Zephyrs, we zijn onsterfelijk, jammer genoeg hebben we geen eigen lichaam en dat is onze vloek.” De meisjes schudden elkaar de hand. Joeri nam plaats op de rand van zijn bureau en keek toe.
“Naam,” zei hij.
“Holger, meester Joeri.”
“Heet hij zo? Is dat zijn naam? Holger?”
“Ja.”
“Oké. Goed.” Hij knikte een enkele maal met zijn hoofd, stond op en legde een hand op de rug van Marith, als teken dat ze weer moest gaan zitten. “Nu heb je je antwoord – Wat ga je nu doen, Elektra?”
“Ik ga terug naar Hellingshoek, meester Joeri.”
“Ga je de doden begraven, Elektra?”, vroeg Joeri. Direct ging er een opgewonden fluistering door de klas, terwijl hij zijn vraag betreurde en zijn eigen onnadenkendheid vervloekte – ‘slechte beurt, Joeri’. Een onderwijzer moest zijn woorden beter kiezen.
“Ik ga opnieuw beginnen,” zei Elektra.
“Hè?”
“Opnieuw beginnen,” zei ze. Er glom een opgewekte glimlach op het gezicht van het meisje dat er geen was. “Opnieuw beginnen, ja, lekker, vanaf het begin.”
“Kan dat?”
“Tuurlijk.”
“Ook om die reden ben je meegegaan. Uitgekookt.”
“Ja, ik ben best wel slim.”
Joeri dacht het verkeerd te zien, maar Elektra werd ineens dunner – nee, doorzichtiger dan ze aanvankelijk was. Hij zag een tafeltje staan, het ging ongelofelijk snel, misschien wel zoals hijzelf naar Alpaca was verdwenen en nu deed Elektra het zelf. Hij hoorde kreetjes van jongens en meisjes die hetzelfde verschijnsel waarnamen. De ogen van Marith waren weggedraaid – omhoog – hij zag alleen het wit van haar ogen – meer niet – Joeri wees naar Beatrijs die al klaar stond om Marith op te vangen. Marith moest nog wat restenergie hebben overgehouden die Elektra wist te gebruiken. Eerst werd ze doorzichtig, vervolgens verdween ze gewoon.
“Heb je dat?’, vroeg een jongen.
“Ja,” zei een andere.
“Ik zet het op internet,” zei een meisje.
“Eerst!”, riep een jongen.
Voordat Marith om zou kunnen vallen, pakte Beatrijs haar vast en legde ze het meisje op een kast neer.
“Ik ga 112 wel bellen – voor de zekerheid,” zei een leerkracht die in de deuropening toe stond te kijken.
“En nu, meester Joeri?’, vroeg een meisje.
“Je hebt het gehoord, Annebelle, alles draait om een tovenaar en een heks die Holger en Elektra heten, de laatste Zephyrs, ze hebben geen eigen lichaam. misschien moeten we vertrouwen in een jongen die Atari heet, al wordt hij prins Stommeling genoemd.”
“Dat klinkt niet best,” zei Annebelle.
“Nee. Maar we zullen het ermee moeten doen,” zei Joeri. “Als het goed is, zullen we het nooit weten.” Hij keek peinzend voor zich uit en zei: “Ze zei dat het verhaal begon in een stad genaamd Hellingshoek. Bovendien kunnen er een hoop mensenlevens worden gered die anders verloren zouden gaan – hoop ik.” Tijd en ruimte gehoorzaamde aan totaal andere wetten – in elk geval als een man of vrouw naar Alpaca reisde – een vreemd spel, een zekere Holger had mensenlevens nodig voor zijn wrede magie, een tovenaar die het brein van Dennis beheerste en hem misschien ook gewoon wàs, zoals Elektra ook Marith heette en kon reageren als een tienjarig meisje. Verleden en toekomst vloeiden in elkaar over. Holger beoefende zijn praktijken al vele eeuwen en Joeri hoopte alleen maar dat Elektra ook echt van plan was om hem voor eens en altijd tegen te houden, al zou hij de zekerheid misschien nooit echt kunnen krijgen.
‘Ik ga opnieuw beginnen’, had Elektra gezegd.
Maar gelijke oorzaken hebben gelijke gevolgen. In dat geval zagen Joeri en Elektra elkaar weer terug.
26 maart 2018
Plaats een reactie