Joeri liet de haan van zijn revolver voorzichtig teruggaan, terwijl Marith de dood van opa Koen alweer vergeten scheen te zijn bij de aanblik van een man die oneindig veel belangrijker was dan Koen. Joeri stak een hand uit naar de man die zich ternauwernood op het vlot had weten te hijsen – een man met een opvallend bleke huid en dezelfde donkere haren en zelfs kleur ogen – vader en dochter, het was volstrekt duidelijk, bovendien liet de reactie van Marith niets aan duidelijkheid te wensen over. De herinnering aan een doppelgänger verdreef hij ook meteen. “Ik ben Joeri, de onderwijzer van Marith.”
“Dennis,” zei de vader van Marith. “Je hebt het podium gebruikt waarop we – ze – gevechten laten plaatsvinden, als het weer te slecht is, oogt spectaculair, moet ik zeggen, je kunt diep vallen, de paleisadel kijk toe, terwijl ze achter een raam staan.”
“Ik vermoedde al zoiets,” zei Joeri, die zijn slechte gedachten probeerde te verdringen, een koning die de hel van zijn stad zou kunnen ontvluchten, als de ghouls over de verdedigingsmuren wisten te klimmen.
“Ik heb de propaanbrander gebouwd,” zei Dennis.
“Pap, ik dacht dat, maar – ,” zei Marith die haar zin niet voltooide en stopte met praten, omdat ze had geloofd dat haar echt vader dood was.
“Nee, liefie, je oude vader leeft nog steeds,” zei hij.
“Fijn. Nu kunnen we echt naar huis,” zei Marith.
“Hopelijk is dat ergens landinwaarts,” zei Joeri, “want daar brengt de wind ons momenteel naar toe.”
“We zijn hier gekomen, dus we kunnen ook terug.”
“Dat zou erg prettig wezen, Dennis.”
Dennis en Marith stonden een metertje van de rand van het vlot vandaan, ze staarden omlaag, naar de stad Alpaca, die zich in zijn volle uitgestrektheid toonde. “Kijk maar eens goed, want dit is iets wat weinig mensen voor ons hebben gezien – urbi et orbi – de stad en de wereld, want dat is wat het betekent – Alpaca.”
“Heet de hele wereld dan Alpaca?”, vroeg Marith.
“Ja, want de stad is Alpaca en de stad is de wereld.”
“Dat snap ik niet, papa.”
“Er was geen naam voor deze plek, toen de eerste schipbreukelingen hier terechtkwamen, dus hebben ze de stad Alpaca genoemd, niemand weet nog hoe dat ooit is ontstaan, maar de stad was ook de wereld, aangezien je buiten de stadsmuren niet zult overleven, of je moet de beschikking hebben over een luchtballon, dan drijf je boven het gevaar – hoop ik.”
“Ik zou het niet hebben kunnen navertellen,” zei Joeri het magazijn van zijn revolver controleerde, hij had nog twee kogels over, geen drie, zoals hij zelf dacht.
“En nu?”, vroeg Dennis.
“We zijn hier gekomen, dus we kunnen ook terug,” zei Joeri, “je hebt het net zelf gezegd. Weet je nog?” Er wachtte hem nog een paar ogenblikken voordat de luchtballon in laag hangende wolken zou verdwijnen. Onder hem lag een stad, zoals gezegd, bestond er slechts één stad in deze wereld die Alpaca heette, zoals in de laatste eeuwen van de Europese oudheid de westerse wereld werd beheerst door de stad Rome. Joeri zag dat er een rivier stroomde die de stad in tweeën kliefde, het paleis domineerde, bleek centraal en strategisch te liggen en zelfs een deel van de rivier eindigde of begon ondergronds, onzichtbaar voor al te nieuwsgierige blikken. Joeri twijfelde er niet aan dat er ook een schip klaar lag voor de koning. Hij zou altijd kunnen ontkomen aan de hongerige kaken van de ghouls.
“De ballon werd slecht bewaakt,” zei Joeri.
“Ach, je kunt toch nergens heen. Waar moet je heen? Er is niets anders dan Alpaca. In een flits, dus tijdens de chaos die je hebt aangericht, herkende ik ineens mijn dochter. Voor mij was dat voldoende. Al heb je geen idee waar je aan bent begonnen.”
Marith was gaan zitten, niet ver van de brander. De luchtballon bewoog zachtjes in oostelijke richting, verder landinwaarts, terwijl ze de duintoppen aan leken te kunnen raken, als ze dat echt zouden willen.
Dennis schakelde de brander opnieuw in en joeg warme lucht in de ballon, zodat ze weer stegen. Alpaca leek een onbeduidende stad te zijn achter de duinen. Er bewogen donkere schimmen tussen hoog gras, mensachtige figuren, ghouls misschien wel, of die zouden ze zijn als het donker was. Enorme aantallen zelfs, die aangetrokken leken te worden door de stad, zoals vliegen die een felle lamp in een duistere nacht opzochten.
“Je hebt gelijk, meester Joeri,” zei Dennis die de propaanbrander controleerde en iets veranderde. “Kijk,” mompelde hij, “zo moet hij beter werken.”
“Het zijn er een heleboel,” merkte Marith op die aan de rand stond te kijken, maar tegen werd gehouden.
“Ja, ze hebben geen schijn van kans, als er echt een massale aanval begint, dat zou je tenminste denken,” zei Joeri. “Je moet er een meter vandaan blijven, Marith, het vlot is gebouwd voor mensen die eraf moeten vallen, als variété, een dom circusspektakel.”
“Ja, meester Joeri.”
“Nou moeten we wel eten zien te scoren,” zei Dennis.
Dennis had gelijk, maar ze moesten er een keer voor dalen, bovendien bestonden er op de wereld die Alpaca heette geen supermarkten, zoals thuis. Het betekende een dier vangen, dus schieten, daarna zouden ze het vlees roosteren boven een vuur.
Joeri zocht naar het zwaard waarmee hij de touwen had los gehakt, zodat ze konden ontsnappen, maar kennelijk was het gevallen, toen er mannen wanhopig aan boord van het vlot probeerden te raken. Hij herinnerde zich het moment niet goed meer. Joeri observeerde vader en dochter – Marith had gedacht dat Dennis was overleden, zoiets had ze geroepen, nadat hun hereniging eenmaal een feit was.
Joeri realiseerde zich dat Dennis meer leek op het meisje dat in zijn woonplaats was achtergebleven dan haar onbezorgde evenbeeld op het vlot van de ballon.
Het zou iets kunnen betekenen, maar dat hoefde niet. Marith had geen idee hoe ze in Alpaca terecht was gekomen, legde uit wat opa Koen voor haar had betekend, hoe ze gedurende vele maanden in zijn huis had gewoond. Het was een verhaal dat herinnerde aan zijn eigen avontuur, bedacht Joeri, afgezien van de vlakte die volstond met mensen als geknotte wilgen, slachtoffers van de doppelgänger Marith. Hij miste dat deel van het verhaal, maar wilde er geen vragen over stellen, aangezien het afleidde en misschien zou ze er vroeg of laat terloops iets over zeggen. Een enkele keer staarde hij net iets te lang naar Dennis en zijn dochter. Zou ze het stoffelijk overschot van haar vader hebben gezien? Maar ze was zo ontzettend blij. Het leek te mooi om waar te zijn.
Hij keek over de rand van het vlot, terwijl de ballon zijn reis naar het oosten gestaag voortzette, de hoge duinen waren inmiddels in een moerasgebied veranderd dat ergens voorbij de horizon eindigde. Ook worstelde er een ondenkbaar brede rivier zich door het onherbergzame landschap, zodat de verschillen tussen land en water erg klein waren geworden. Hij ontdekte visachtige wezens die door het water gleden dat veel dieper was dan hij zich kon voorstellen, net onbekende dieren die menselijke vormen vertoonden; ranke lijven, maar geen echte benen, aangezien ze niet langer hoefden te lopen, zwemvliezen en beslist ook scherpe tanden, zoals bleek, als ze naar andere dieren hapten.
“Hoeveel kogels heb je nog, Joeri?”, vroeg Dennis.
“Twee,” antwoordde Joeri en hij besloot het andere wapen gewoon te verzwijgen, al moest Dennis hebben gezien dat hij twee vuurwapens van de tafel had gepakt, voorafgaand aan het duel. “Twee stuks.”
“Da’s niet veel,” zei hij.
“Enig idee hoe we terug kunnen keren naar huis?”, vroeg Joeri. Het was een belangrijke vraag. Dennis zou het antwoord moeten weten, aangezien hij al veel langer in Alpaca leefde. “Er moet een manier zijn.”
Dennis staarde naar een onbekend punt aan de horizon, terwijl de zon voorzichtig door de wolken heen begon te breken, voor het eerst sinds Joeri aan zijn reis in de onbekende wereld was begonnen. Tot overmaat van ramp hingen er twee zonnen in de lucht, wat inhield dat ze echt heel erg ver van huis waren.
“Ik heb geen idee,” zei Dennis die een diepe zucht slaakte. “Eerlijk gezegd bevalt het me hier best.”
“Nou, ik wil echt naar huis, hoor, papa,” zei Marith.
“Maak je geen zorgen, liefie, je komt thuis.”
“En ik heb honger,” zei Marith.
“Dan zul je nog effetjes moeten wachten,” zei Dennis.
“En jij? Hoe ben jij naar Alpaca gekomen?”
“Dat weet ik niet zo goed, opeens stond ik op een soort hoogvlakte, er groeide bomen die ooit echte mensen waren geweest, ze huilden tranen van bloed. Mijn pink begon een boomtakje te worden, dus ik ben gesprongen, later werd ik wakker op een strand.” Joeri hoorde zichzelf praten en wist zeker dat hij niet zo snel zou vertellen hoe zijn avontuur was begonnen. Daarom deed hij zijn uiterste best om Marith uit het zijn verhaal weg te laten, omdat hij het niet begreep.
“Jee – Moet je nou eens kijken,” zei Marith.
Bijna een kilometer verderop lagen er talloze brokstukken van vliegtuigen in het water – op het land – glanzende, afgebroken delen van rompen, vleugels, straalmotoren die over een grote oppervlakte verspreid waren geraakt, vliegtuigstoelen. Joeri ging naast Marith staan en begreep dat het geen nut zou hebben om het meisje naar een andere richting te laten kijken, aangezien ze de wrakstukken had ontdekt. Hopelijk lagen er geen lijken meer, misschien sporadisch kaalgevreten beenderen, aangezien de beesten allang hun werk hadden gedaan. “Mijn God,” zei Joeri die het schouwspel probeerde te overzien. Beide zonnen waren inmiddels volledig door de bewolking gebroken en legde een verblindende schittering over het gigantische oppervlak. Joeri ontdekte de namen van wel zeer aardse bedrijven die in de loop der jaren vliegtuigen waren verloren, soms zonder ook maar één spoor achter te laten – er bestonden fantastische verklaringen voor zulke verdwijningen en Joeri dacht er nu ook aan, toch zou hij ervoor oppassen om de woorden nu uit te spreken.
De ballon verloor enige hoogte, zodat de brokstukken dichterbij begonnen te komen – Joeri dacht dat hij ze bijna kon aanraken, zoals de duinen eerder die dag.
“Wat is er nou gebeurd, papa?”, vroeg Marith.
“Ik heb geen idee,” zei Dennis.
Joeri dacht aan verschillende werelden die naast elkaar bestonden, ofschoon een gewone sterveling nooit tussen de werelden zou kunnen reizen. Toch was er zoiets gebeurd. Er flitste nog een andere angstaanjagende gedachte door zijn hoofd. Het hoefde helemaal niet zo te zijn dat alle mensen die naar deze onbekende wereld waren gereisd in hetzelfde tijdvak terecht waren gekomen, tijd en ruimte waren grillige verschijnselen waardoor de tijdsverschillen uiteenliepen tot misschien honderden jaren. Als de verklaring was geweest dat Alpaca, de stad, generaties terug, aldus opa Koen, werd gebouwd door schipbreukelingen – zijn woorden, zo had hij het letterlijk gezegd – dan bestond er geen andere verklaring. Verleden, heden en toekomst vormden hier een merkwaardige hutspot, Joeri veronderstelde dat zelfs de vismensen afstammelingen zouden kunnen zijn van mensen die hier ooit waren gestrand en niet in staat om weer terug te keren naar huis. Hij balde zijn vuist en keek opzij – naar Dennis en Marith, er moest een manier zijn om thuis te komen. Het moest.
De luchtballon ging verder, Dennis schakelde de brander opnieuw in, zodat ze weer gingen stijgen, ze passeerden oudere wrakstukken, delen van vliegtuigen die er veel eerder al waren gestrand, onbekende toestellen, maatschappijen en symbolen waar nog geen ontwerper mee bezig was geweest,
Alpaca was een vergaarbak van het universum, een vuilnisemmer, alsof er een mechanisme bestond, een onbekende macht die alle anomalieën op Alpaca terecht liet komen – zodat elders de orde was hersteld.
Wrakstukken die verdronken leken te zijn. Onbekende planten hadden zich vastgehecht aan het metaal, gelukkig werden er geen lijken zichtbaar achter de gebroken ramen of tussen enorme openingen die als gevolg van een crash waren ontstaan, zelfs het toestel dat er in latere jaren bovenop was neergekomen. Hij bleef naar beneden kijken, zoals Dennis en Marith ook deden. Opeens voelde hij een hand op zijn schouder, alsof Dennis zijn evenwicht dreigde te verliezen, Joeri keek opzij en zag de koele, berekenende blik van de doppelgänger, ook herkende hij een zekere razernij. De andere hand trok de revolver weg die Joeri achter zijn broek had gestoken – dus toch – vervolgens veranderde de gezichtsuitdrukking van Dennis snel.
Dennis duwde hem ineens weg, naar voren, Joeri verloor zijn evenwicht en struikelde over de rand. Hij hoorde een gil en wist heel zeker, gedurende een enkele seconde, dat Marith over de rand werd geduwd, of zelf had gesprongen – maar ze viel ook.
Hij viel in het water, liet zijn revolver los, vocht zich naar de oppervlakte en zag Marith naast zich vallen.
Dennis was een doppelgänger, niet haar vader.
Marith gilde heel hard, ze verdween in het water, Joeri graaide naar het spartelende lichaam en hield haar vast. “Ik laat je niet gaan, dat zou ik nooit doen.”
5 februari 2018
Plaats een reactie