De Buurvrouw (4/6)

“En waar baseert ze dat op?”, vroeg Vernon. Hij betreurde het meteen dat hij erover was begonnen. Hij had gewoon op zijn fiets moeten stappen en nonchalant naar de buurman zwaaien die naar een verdwijnende politiesirene zocht – want zo was het. Misschien verwachtte Van Kerkrade dat er elk ogenblik een paar agenten op zijn stoep zouden staan om hem mee te nemen naar het bureau. Er moest veel meer aan de hand zijn dan alleen een beschuldiging. Het was al erg genoeg dat een dochter haar vader durfde te beschuldigen van moord. Vernon wilde niet eens serieus accepteren dat er sprake was geweest van moord.  Wanneer haatten twee mensen elkaar voldoende om een echte moord te willen overwegen? In de verte klonk een nieuwe sirene, maar die waren er altijd, als je goed luisterde.

“Ze schijnt zoiets gezegd te hebben,” zei hij.

“Je vrouw?”

“Ja – er zou zonder enige twijfel sprake moeten zijn van moord, als ze eerder kwam te overlijden dan ik.”

“Da’s – eh – erg dun,” zei Vernon.

Van Kerkrade begon te lachen. “Het is totaal niks!” Er lag geen enkele blijdschap in zijn ogen.

“En je zoon? Wat zegt hij?”, vroeg Vernon.

“Knettergek,” antwoordde Van Kerkrade.

“Maar toch – je dochter heeft het geroepen.”

“Ja, want zo voelt ze het – intuïtie – haar hart zegt dat ik een moordenaar ben – bovendien heeft – mams – die heeft het meer dan eens – hardop – gezegd.” Van Kerkrade spreidde zijn armen en de blik in zijn ogen verraadde een onuitgesproken vraag – of Vernon het verlossende antwoord wilde geven – onschuldig natuurlijk. Er lag helemaal geen vraag die hij moest beantwoorden. “Volslagen knots. Net als haar moeder.”

Vernon stak zijn handen weg in zijn  broekzakken en schopte tegen een stoeptegel – hij probeerde de juiste woorden te vinden. “Dus je hebt een vader, moeder en twee kinderen, een zoon en dochter. Moeder sterft en dochter gelooft dat er sprake moet zijn van moord. Vader en zoon denken er anders over.” Heel even gingen de mondhoeken van zijn buurman omlaag. “De crematie is allang achter de rug,” zei Vernon.

“Ja. Wat wil je daarmee zeggen?”

Vernon haalde zijn schouders omhoog. “Je stelt jezelf de verkeerde vraag, buurman. Waarom denkt je dochter dat je haar moeder hebt vermoord? Dat is het probleem.”

“Die griet is gewoon geschift. Net als haar moeder.”

Vernon gaf geen reactie meer en wilde boodschappen halen voordat er een echt meningsverschil zou groeien met zijn buurman, een ruzie die onherstelbare schade zou aanrichten. Hij draaide zich om. Zijn hoofd richtte hij naar Van Kerkrade. “Een lastig probleem, Allan.”

Niet zo heel ver weg klonk er een nieuwe sirene, zonder enige twijfel een politieauto, direct gevolgd door een tweede en zelfs een derde. De buurman zei niets meer en bleef alleen kijken naar de auto’s die snel in een andere richting verdwenen. Vernon meende een onrust in de ogen van Van Kerkrade te ontdekken, eerder onrust dan angst. Alsof de dochter een rechercheur had weten te overtuigen dat er inderdaad sprake moest zijn geweest van moord.

Hij bleef wel erg lang staren.

“Ik ga boodschappen halen,” zei Vernon. Hij pompte de achterband van zijn fiets op, terwijl Van Kerkrade zocht naar een politieauto die maar niet dichterbij scheen te komen, al zou hij het nog zo graag willen. Vernon slingerde zijn linkerbeen over de fiets en reed weg. De buurman ging zijn huis weer binnen.

Het beeld – een starende buurman – liet hem geen seconde los, zelfs niet in de buurtsuper. Van Kerkrade werd van moord beschuldigd door zijn eigen dochter, een stevige beschuldiging die niemand lichtzinnig zou mogen opvatten – het was voldoende voor een langdurige ontwrichting van de familierelaties. Als het al ooit goed zou komen. Zoon en dochter hadden ieder een andere partij gekozen. De scheidslijn liep dwars door het gezin. Vernon begreep dat de kwestie hem geen bliksem aanging ondanks het feit dat hij alle details over hun ruzies had kunnen weten – als hij de muziek niet zo hard had aangezet. Geen spijt.

Hij legde twee flessen wijn in zijn karretje – rode wijn – toen zijn naam werd genoemd. Niet eens op een harde snerpende manier, maar gewoon zachtaardig – een vrouwenstem.

“Mijnheer Delsing,” zei de jonge vrouw.

Vernon keek over zijn schouder en zag de jonge vrouw, de dochter van zijn buurman, die haar vader had beschuldigd van moord op haar moeder.

“Dag Lidia,” zei hij.

Ze had vrij lang donkerblond haar, bruine ogen.

“’t Is een beetje gênant – dit.”

“Waarom?”, vroeg hij. Vernon wilde niet meteen laten blijken volledig op de hoogte te zijn.

“Ik dacht – Heeft mijn vader niet met u gesproken?”

“Jazeker.”

“En – Wat vindt u ervan.”

“De beschuldiging?” zei Vernon.

“Ja,” zei Lidia.

“Klopt het? Heb je hem inderdaad beschuldigd – van – ?”, vroeg Vernon die een oudere man liet passeren. De gangpaden waren niet echt breed te noemen.

“Nee, dat heb ik dus niet,” zei Lidia. “Ik heb alleen gezegd dat hij om een sectie had moeten vragen. Da’s alles, mijnheer Delsing. Ziet u – als mijn moeder een erfelijke ziekte onder de leden heeft gehad, dan zou ik dat graag willen weten.”

“Ja, dat begrijp ik wel.”

“Toen is hij erg boos geworden,” zei ze.

“En – je broer?”

“Gisteravond hebben we het uitgepraat – in het café,” zei Lidia die zelfs een lachje wist te produceren. “Je krijgt wel koppijn van dat uitpraten, hoor.”

“Ik heb iets gehoord over hondjes.”

“Ja – ook zoiets – dat heeft hij dus niet eens met ons besproken. Ik zou er eentje hebben genomen, desnoods allebei, maar zeg het dan tenminste. Nu heeft hij ze gewoon weggedaan. Zo lijkt het net of hij alles aan het opruimen is wat hem aan mijn moeder herinnert. Hij haatte moeder. Daar begint het steeds meer op te lijken.”

Vernon durfde niet over het parkietje te beginnen. Of de verzuchting op de dag dat de buurvrouw overleed. ‘Jezus. Omdat – ik zo blij ben dat de bitch dood is.’

“Heeft mijn vader soms meer dingen verteld?”

“Nee.” Vernon had geen zin om de ruzie nog verder op te stoken. Geen enkel belang bij. Totaal niet.

“Gelukkig,” zei Lidia die haar handen vouwde. Een devoot gebaar.

“Maar je hebt je vader niet – keihard – beschuldigd van – ?”, vroeg Vernon.

“Nee – nou ja – ik heb geroepen – Heb je mama soms vermoord of zo? Hij reageerde zo vreemd.”


Plaats een reactie