“Jon – ik maak me zorgen,” zei Michelle.
Eind mei, terwijl de kinderen op school waren en Michelle aan het werk, had hij een snipperdag genomen, zodat hij in alle rust twee extra kluizen kon verbergen in huis – zijn vrouw bewaarde sinds die dag een briefje waarop heel gedetailleerd stond beschreven waar hij ze had verborgen – in plaats van het gehele bedrag in één enkele kluis te verbergen, leek het hem beter om het te verspreiden – als het nodig mocht zijn, kon hij de verborgen geldkluizen weer bloot leggen. Voorlopig lag er een goede stuclaag overheen, een bedrag van bijna zevenhonderdduizend euro verdeeld over twee kleinere kluizen – veel kleiner dan die andere waarvoor je slechts een litho moest weghalen.
“Dat begrijp ik,” zei Jon.
Ze waren onderweg naar huis – om half een ’s nachts – de verjaardag van een vriendin van Michelle was een gezellige boel geweest, maar Jon zou water drinken, of cola, of sinas, alles behalve bier. Michelle had een paar glazen wijn gedronken – de kinderen waren thuis – een nichtje van Jon fungeerde er als oppasser.
“En het kom niet door de wijn,” zei ze.
“Zorgen over geld – heel veel geld…”
“Ja.”
“Denk je er zo vaak aan?”, vroeg Jon.
“Elke dag.”
“Ben je bang?”
“Nee, dan zou ik dat hebben gezegd.”
“Oké.”
“Leg nog eens uit waarom je die twee andere kluizen wilde installeren,” zei Michelle die naar Jon keek, maar hij hield zijn ogen op de weg – het was een smalle dijk, want de vriendin woonde achteraf – prachtige boerderij, heel mooi opgeknapt – gemoderniseerd.
“Risico verspreiden – ik denk dat ze naar het geld hebben gezocht, maar nooit gevonden en je mag niet uitsluiten dat ze het nog eens zullen proberen, als we tijdens de zomervakantie in Frankrijk zullen zijn – .”
“En dat vind ik een beetje eng – dat je zo denkt.”
“Je moet vooruit denken – mensen zijn voorspelbaar, erg vaak tenminste – ik heb een hekel aan gedrag dat doet denken aan psychiatrische stoornissen,” zei hij.
“Om die reden heb je veel aandacht besteed aan beveiliging – mijn ouders vonden je paranoïde.”
“Je ouders zijn erg aardige, maar naïeve mensen.”
“Maar je hebt geen alarmsysteem aangelegd.”
“Nee, want een hond is effectiever.”
“Geen poedel, denk ik.”
“Ik denk aan een herdershond.”
“Da’s dan voor het eerst.”
“We hebben vroeger honden gehad.”
“Ik heb je er nooit over gehoord.”
“De kinderen konden beter wat groter zijn,” zei hij.
“Zullen we het eerst in de groep gooien?”
“Mm, om vervolgens te horen dat Floortje een chihuahua schattig zou vinden en dan moet je er ook iets mee doen – ik begin over een herdershond met een reden – zo’n dier beschermt het huis – zijn thuis – ons thuis.”
“Wat ben jij héérlijk democratisch, Jon.”
Hij begon te lachen – zijn voet liet het gaspedaal los en Jon stuurde naar links – richting Den Bosch, daar lag de oprit voor de snelweg – ze woonden in Utrecht.
“Een hond en een kat.”
“Gaat dat samen?”, vroeg Michelle.
“Jawel hoor – tuurlijk.”
“Huisje, boompje, beestje,” zei Michelle. “En dan zou er nooit iets raars kunnen gebeuren, denk je?”
“Je hebt in elk geval wat risico’s uitgesloten.”
“Ze kunnen hoogstens geld stelen – een deel ervan.”
“Of desnoods alles, maar we zijn zelf veilig, tenzij we zouden afspreken dat we het geld op de stoep van het Leger des Heils achterlaten – of de politie.”
“Ik haat het, Jon, ik haat het.”
“Dat begrijp ik, maar je moet je voorstellen wat ze zouden doen als het geld er niet eens meer is,” zei hij.
“Niks, denk ik.”
“Dàt hangt helemaal af van de psychische gestoordheid van de – klusjesman – die ze sturen.”
“Het is toch een hoop geld.”
“Precies – en stel je nou eens voor dat er nooit iemand aanbelt om zijn of haar geld op te halen,” zei hij.
“Dan ben je al die tijd bang geweest voor niets.”
“Inderdaad.”
“Je moet me één ding beloven,” zei hij, “mocht ik je ooit eens op een apart tijdstip vragen in de auto te stappen en met de kinderen naar je ouders te gaan, dan moet je dat ook meteen doen – dus zonder vragen.”
“Oké.”
“Dank je.”
“Wat ga je dan doen?”
“Alles regelen natuurlijk.”
Michelle sloeg haar handen even voor het gezicht, maar ze huilde niet – Jon keek eventjes opzij en meende dat met name de kilte van zijn reactie nogal hard was binnengekomen – hij legde een hand op haar knie, maar ze schoof hem onmiddellijk weer weg.
*****
Drie dagen later en het was een zonnige, warme dag. De kinderen waren op straat aan het spelen, het was een fietsstraat, auto’s reden er zelden, er passeerden regelmatig hardlopers, wandelaars natuurlijk, mannen en vrouwen met honden. Michelle ruimde de was op – Jon zat achter de computer te zoeken naar mogelijkheden om zwart geld wit te wassen, een tijdrovende bezigheid, zowel het uitzoeken als de feitelijke uitvoering, maar kennelijk een populaire bezigheid – er bleek enorm veel informatie beschikbaar te zijn op internet – alleen moest Jon er een café voor beheren – op papier in elk geval – hij las een verhaal waarbij er goed bier in het riool werd gestort, zodat de omzet op papier verhoogd kon worden – .
Jon kende zijn plicht als echtgenoot en vader – elimineren van alle risico’s – toch hadden ze er allebei voor gekozen het geld te bewaren, omdat het nu eenmaal erg veel was – een miljoen euro – ongeveer.
Hij voelde de prettige lichaamswarmte van zijn vrouw – ze stond rechts achter hem – Michelle zoende hem in zijn nek – haar haren vielen over zijn gezicht. “Hoi liefie,” zei hij en Jon schoof de muis weg.
“Wat ben je aan het doen?”, vroeg ze.
“Mogelijkheden zoeken om geld wit te wassen,” zei hij, “erg lastig, tenzij je een corrupte bankmedewerker weet te vinden – hem of haar vijfduizend euro geeft voor het studiefonds van de kinderen die dan aan de universiteit van Sofia kunnen studeren – je zult mensen moeten vertrouwen die je nooit eerder hebt gezien – risico’s lopen,” zei hij.
“Andere manieren? Zijn die er ook?”
“Je kunt het mokkelen naar Dubai – zo’n soort land – waar ze een echt ouderwets bankgeheim hebben.”
“Lijkt me lastig.”
“Inderdaad – de situatie is erg lastig.”
“Jon,” zei Michelle, “als er iemand voor komt – Zou je het geld dan gewoon teruggeven aan – zo’n man?”
“Ik zou er geen mensenlevens voor op het spel zetten,” zei hij, “dat is het niet waard – niet voor mij en dat zou het werkelijk voor niemand mogen zijn.”
“Ik dacht – in de auto – dat je iets anders wilde doen,” zei Michelle. “Hoever zou je kunnen gaan?” Ze trok een stoel onder de tafel vandaan en nam plaats.
“Verkeerde vraag – Hoever zou ik willen gaan?”
“Ik durfde het niet te zeggen,” zei Michelle.
“In elk geval zou ik het risico nooit opzoeken.”
“Alles doen – en alleen maar – om je gezin te beschermen,” zei Michelle, “je bent een heel harde man – veel harder dan ik ooit had durven denken – al ben je ook ontzettend lief en zorgzaam – gelukkig.”
“Zo hard vind ik mezelf niet eens.”
“In de auto – dacht ik heel even – dat je zo’n kerel – die klusjesman – om zou kunnen leggen – vermoorden,” zei Michelle, “zaken doen, zoals ze dat in die enge films noemen – ik vind het echt heel eng.”
Hij schudde zijn hoofd en sloot het venster af dat hij open had staan, terwijl Floortje binnenkwam. “Nee, ik zou de risico’s willen uitsluiten – voordat de politie op bezoek moet komen om de lijken op te ruimen.”
“Ik heb honger,” zei Floortje.
“Trek – je hebt trek – geen honger.”
“Ja-a, trek.” Floortje trok er een gezicht bij.
“Als je gewoon je boterham op had gegeten – dan zou je nu geen – trek – hebben gehad,” zei Michelle.
“Pa-hap – Mam doet het weer!”, riep Floortje.
“En terecht,” zei Jon.
“Maar ik heb nog steeds h – trek.”
“Er is nog liga – dat mag je hebben en niks anders.”
“Goed mam,” zei Floortje die naar de keuken begon te lopen – Jon wachtte af tot zijn dochter weg was.
“Je had het over lijken opruimen,” zei Michelle.
“Ja, je hebt weinig aan die lui – de politie dus.”
“Kunnen we het geld nog inleveren?”
“We hebben wel erg lang gewacht, hè.”
“Bovendien wil ik het voor onszelf houden,” zei ze.
“Misschien komt er nooit iemand voor.”
“En als dat wel gebeurt?”
“Dan zal ik zaken moeten doen met die vent – al heb je er nog zo’n hekel aan – net als ik trouwens.”
Floortje verscheen in de deuropening met haar liga – ze had er een stukje van afgebeten en stond met een vrolijke grijns op haar gezicht te kauwen. “Lekker.”
“Er zitten mussen op het dak,” zei Jon.
“Inderdaad,” zei Michelle.
“Huh?”, vroeg Floortje. “Hoe weet je dat nou?”
“We zien en horen àlles,” zei Michelle die opstond en deed alsof ze een stukje liga wilde opeten, maar Floortje rende snel de tuin in en gilde er vrolijk bij.
*****
De jongens – Meindert en Allert – waren aan het voetballen, nu eens niet op straat, maar op een echt veld – de buurman speelde voor chauffeur, aangezien zijn zoon in hetzelfde team speelde. Floortje had nieuwe schoenen nodig, dus zochten moeder en dochter uren naar een geschikt paar, altijd een moeilijke operatie. Ondertussen ruimde Jon in de garage zijn gereedschap op – twee stalen kasten die voldoende ruimte moesten bieden om alles goed op te bergen.
Er stonden een paar fietsen, uiteraard ook de zijne, vanavond zou Michelle er de auto willen parkeren. Op de werkbank stond een oude radio en er klonk muziek uit de jaren tachtig – Depeche Mode – de oprijlaan bestond uit grind en elke stap zou hij kunnen horen – ook een fiets die dichterbij kwam of een auto.
“Fijne muziek,” zei een stem, maar hij luisterde net niet aandachtig genoeg om te kunnen bepalen waar de spreker vandaan zou kunnen komen – Jon pakte een beitel vast en deed alsof hij stevig na stond te denken.
Hij draaide zijn hoofd en zag een man die ongeveer veertig jaar oud zou moeten zijn – iets ouder misschien zelfs – de onbekende bezoeker droeg een kostuum – wit overhemd, maar geen stropdas – er groeide een stoppelbaardje op zijn kin – geen bril, een lange magere gestalte, hoge jukbeenderen – kort haar.
“Je moet er voor in de stemming zijn,” zei Jon.
“Is dat niet altijd zo?”, vroeg de man die keurig buiten bleef staan – het grind knarste onder zijn schoenen.
Jon gaf geen antwoord en speelde nog steeds met de beitel – het was onduidelijk waar de onbekende man voor kwam – eerlijk gezegd dacht Jon niet aan geld – hèt geld – misschien een evangelist, een priester of zo.
“Denk het,” zei Jon.
“Leuk wonen,” zei de man die om zich heen begon te kijken en deed alsof de omgeving hem nu pas opviel.
“Ja – geweldig – inderdaad.”
Jon leunde bijna ongeïnteresseerd tegen de werkbank, maar hield nog steeds de beitel vast. Hij startte een onhandige poging om zijn nagels schoon te maken.
“Ik – eh – heb een broer gehad die – eh – een tijdje terug in dit huis heeft gewoond,” zei de man.
“O,” reageerde Jon.
“We komen uit Ieper.”
“Stad met een verleden.”
“Maar we wonen al dertig jaar in Holland.”
“Als kind geëmigreerd,” stelde Jon vast.
“Mag ik verder komen?”, vroeg de onbekende.
“Tuurlijk.”
“Ziet u – mijn broer is vermoord – misschien kent u het verhaal – een vergismoord – zei de politie.”
“Ja, een trieste geschiedenis,” zei Jon.
“Het was moeilijk, maar ik moest het aanvaarden – zulke dingen gebeuren nu eenmaal in de wereld.”
“’t Is een idiote wereld,” zei Jon.
Toch prettig dat deze van oorsprong Belgische mijnheer heeft gewacht tot Jon Dekker alleen was. Het had anders gekund – in dat geval zou Michelle de kinderen direct in hun Volvo hebben gefrommeld. Ze zouden met hun viertjes zijn vertrokken – heel zeker.
“Ik heb me altijd afgevraagd of mijn broer iets zou hebben achtergelaten – een boodschap – we zijn de laatste tien jaren niet echt close geweest – Ziet u?”
“Ja.”
Jon strekte zijn arm en schakelde de radio uit – nu geen muziek met veel synthesizers, maar volstrekte rust, als je de plonzende roeispanen niet meerekende.
“Zo – eindelijk heb ik uw volledige aandacht.”
Nog steeds hield hij de beitel vast. Hij speelde er mee.
“Alsof je die nodig hebt,” zei Jon.
“Ik ken een miljoen redenen om uw aandacht te vragen, mijnheer Dekker – uw gezin niet meegeteld.”
“Een miljoen – da’s een heleboel.”
De man liet zijn rechterhand over zijn korte, stekelige haar glijden – het colbertjasje viel verder open en in de oksel bleek zich een enorme transpiratievlek te hebben gevormd – man liet zijn arm direct zakken.
Jon meende een nerveuze bibber te herkennen en een paar vochtdruppels op het voorhoofd te zien.
“Mijnheer Dekker – ik ben ook maar gestuurd.”
Maandelijks archief: augustus 2017
De Klusjesman (3/5)
De klusjesman (2/5)
Jon en Michelle lagen in bed – het was ’s avonds laat – boven hun hoofd hing een litho van Dali, een kunstenaar die ze normaal veel te duur zouden zouden vinden, maar door een gelukkig toeval konden ze het betalen. Het raam stond op een kier, iets meer dan dat zelfs. Koude buitenlucht drong binnen, maar zo hadden ze het graag. Ze genoten van elkaars lichaamswarmte. Kinderen lagen al enkele uren te slapen – alle drie – Meindert, Allert en Floortje. Er moest nog veel gebeuren in huis, maar ze konden er in elk geval wonen en dat deden ze sinds een maand.
“Ik heb een artikel gelezen over de laatste bewoner die langer dan een jaar in dit huis heeft gewoond,” zei Michelle die het karwei had opgepakt om de geschiedenis van het huis uit te pluizen, omdat ze dacht te ontdekken wie er een groot geldbedrag zou kunnen hebben verstopt achter een zelf gemetselde muur. Ze sprak haar woorden op een plechtige toon. Vervolgens viel het ineens en schijnbaar zonder aanwijsbare reden stil – Jon keek opzij en wachtte af. De schaduwen van hun slaapkamer waren donker genoeg om vreemde, bijna grillige vormen te creëren.
“Er is best veel over bekend, ik heb alleen een tijdje moeten zoeken,” zei Michelle. “Man is vermoord.”
Jon luisterde naar voetstappen van hun kinderen op de overloop, zodat ze konden horen wat moeder en vader tegen elkaar zeiden. Er was niets.
“Is er een motief bekend – een dader misschien?”
“Man stond bekend als een einzelgänger, gedroeg zich erg netjes in het openbaar, een kluizenaar dus eigenlijk, hij bemoeide zich nergens mee, ze wisten in de buurt niet eens dat hij uit België kwam.”
Op de overloop kraakte er een plank, een van de kinderen zou aan het wandelen kunnen zijn – .
Ze wachtte enkele seconden die in een minuut veranderden – het moest echt volkomen stil zijn.
“Politie dacht aan een vergismoord.”
“Er waren met andere woorden geen concrete aanwijzingen die het slachtoffer verbonden met de onderwereld – georganiseerde misdaad,” zei Jon.
“Zoiets – ja – daar dacht ik ook aan.”
“Blijkbaar beschikt de recherche over een smoelenboek waarin alle bekende leden van de plaatselijke maffia worden beschreven, het liefst met een foto erbij, al dan niet gemaakt na een arrestatie.”
“Een criminele database. Je zou het wel denken.”
“Politiewerk is vooral informatie verzamelen.”
“Ja – en dus?”, vroeg Michelle.
“Een crimineel mag geen aanwijzingen achterlaten.”
“Dus de man, die hier jaren geleden heeft gewoond, kan een onderwereldbankier zijn geweest – iemand die een groot geldbedrag bewaarde voor de maffia.”
“Louter speculaties,” zei Jon.
“Waarom zouden ze het geld hebben laten liggen?”
“Ze wisten niet waar hij het had verstopt – dus konden ze moeilijk gaan zoeken – het zou aandacht trekken.”
“Is het zo simpel?”, vroeg Michelle.
Jon wilde eraan toevoegen dat vroeg of laat een stelletje met een paar kinderen het huis zou willen kopen en er driftig ging verbouwen – slopen en herstellen, zodat er een ander pand zou verrijzen. Ondanks het late uur besloot hij zijn mond te houden. Sommige woorden moesten verdwijnen in het nachtelijke duister, terwijl een gordijntje langzaam heen en weer zwaaide – het begon ineens te waaien.
“Natuurlijk zouden we een deel van het bedrag aan de politie kunnen geven,” zei Jon, “ze kunnen er niks van zeggen – het valt niet te bewijzen.”
“De eigenaren van het geld zouden weten dat we het hebben gevonden, dus hebben we geen rust meer.”
“Dat ook, ja. Daar heb ik ook aan gedacht.”
“Kunnen we dat rotgeld niet gewoon verbranden?”
“Dan moeten we bewijzen dat we dàt hebben gedaan – namelijk dat vervloekte geld van hun verbranden.”
“Verdomme.”
“Inderdaad.”
Op straat knetterde een brommer voorbij. Nou ja, in hun oude huis rammelden de glazen in de vitrinekast, als er een oude dieselbus op volle snelheid passeerde.
Michelle draaide zich op haar linkerzij en hij meende dat ze snel wegzakte in een rusteloze slaap – Jon bestudeerde nog enkele minuten het plafond, ontdekte enkele oneffenheden die hij had laten zitten. Zou hij de consequenties durven te aanvaarden van alle beslissingen die ze samen hadden genomen? Ze hadden het geld gevonden èn verstopt – een voordeel, maar het was ook een geweldig beangstigend probleem.
Bovendien lagen er twee pistolen en munitie in de kruipruimte van hun huis – voor het geval dat het ooit eens nodig mocht zijn en anders zou hij ze vernietigen en de onderdelen in het kanaal gooien – als hij eens alleen in huis zou zijn – hij zou een slijptol gebruiken. Zelfs al had hij zich lang geleden – voordat hij Michelle leerde kennen – langdurig bekwaamd in het gebruik van vuurwapens – een getalenteerde schutter.
Er danste nog een vraag in zijn hoofd, want vroeg of laat zou hij zijn gezin moeten beschermen – een gangster, een of andere patser, een man kwam namens een organisatie het geld opeisen. Misschien hadden ze hem alleen verteld dat er geld moest zijn – je wist maar nooit. Echt zeker was het uiteraard niet – misschien kwam er nooit een man aan de deur om een koffer op te halen.
En toch – er waren ruim een miljoen redenen om iemand langs te sturen voor een goed gesprek – zodra hij klaar was met zijn huis, steeg de kans dat er iemand langs zou komen – bijvoorbeeld een klusjesman.
Zeker weten – ja, ze zouden een klusjesman sturen.
*****
Zaterdagmiddag – de zon scheen, lucht was vrijwel onbewolkt, er dreven alleen een paar sluiers hoog in de atmosfeer – het begon al lekker warm te worden. Meindert en Allert waren aan het voetballen – Floortje zat een computerspelletje te spelen. Michelle had voor het eerst de parasol tevoorschijn gehaald – ze zaten aan het tafeltje – Jon las de krant, een papieren editie wel te verstaan, geen iPad. Er stond thee op tafel en drie glazen limonade die warm stonden te worden, omdat de kinderen te druk waren.
Hij legde de krant op tafel – er fietste een jongeman voorbij die aanwijzingen riep naar een stel roeiers. Jons linkerhand gleed over een ongeschoren kin. Michelle staarde opzij en liet haar boek zakken.
“Een beetje ongedurig, mijnheer Dekker?”
“Ik ben aan het spijbelen,” zei hij.
“Je hebt met andere woorden last van afkickverschijnselen,” zei Michelle die het boek neerlegde op tafel – er stak een 3FM-bladwijzer uit.
“Is papa verslaafd?”, vroeg Floortje die zich geen tijd gunde om op te kijken van haar spel.
“Aan klussen, hè – verbouwen.”
“Inderdaad – je zou bijna opnieuw willen beginnen.”
“Als je dat maar laat,” zei Michelle.
“Ik zou het ook niet doen. Niet echt.”
“O – op die manier – saai,” zei Floortje.
Michelle pakte het boek van de tafel en zette in een vloeiende beweging haar zonnebril weer op.
“Ga effe ga kijken hoe onze voetballertjes het maken – ze zijn al een tijdje uit beeld.” Jon stond op en dacht vrijwel direct aan de klusjesman – een idee dat verleden week, ’s avonds, net voordat hij ging slapen, in zijn gedachten verscheen. Hij dacht niet echt dat er gevaar dreigde, want ook een klusjesman zou eerst zijn verzoek bij hem neerleggen – dus eerst praten, dan volgden er harde maatregelen.
Aan zijn linkerhand lag het kanaal – de woonboten lagen er onveranderd kalm bij, zoals altijd – rechts begon een relatief smalle straat met parkeergarages. Meindert en Allert stonden bijna honderd meter van elkaar – ze speelde geen partijtje, maar schopte de bal eindeloos over en weer – het was een training. Op het kanaal passeerde er een kano – acht roeiers met een stuurvrouw die aanwijzingen lag te schreeuwen. Meindert liet de bal verder rollen – expres of per ongeluk, maar Jon tikte de bal met een boogje terug.
“Hé pap, ik wist niet dat je dat ook kon – .”
“Lang, heel lang geleden.”
“Welke positie?”
“Links back.”
“Was je goed?”, vroeg Meindert.
“Schiet nou o-op!”, schreeuwde Allert, maar Meindert gebaarde dat hij even rustig aan moest doen.
“’n Bottenbreker,” zei Jon die er hard genoeg bij probeerde te lachen om zijn zoon het idee te geven dat het maar een dom grapje was – het was geen grap.
“Huh, dat is helemaal niet waar,” zei Meindert.
“Daar heb je beslist gelijk in, jongen.”
Jon wandelde terug en begreep dat een klusjesman – mocht die ooit van plan zijn om langs te komen – niet eens misschien, maar heel zeker – dan zou dit mogelijk in de vakantie gebeuren – met het gezin in Frankrijk en tegen de tijd dat ze terug wilden keren – nee, eerder al, want zijn broer gaf de planten water – volgde er een verlossend telefoontje – er is ingebroken en de kluis, die hij zo netjes had verborgen achter een litho van Dali, was leeg.
Hij stak de weg over en staarde naar het kalme water. Zijn slippers verdwenen in het gras. Zou het hem spijten als ze tijdens hun vakantie de kluis leeg kwamen halen? Dus alleen de kluis? Al het andere lieten ze natuurlijk netjes achter – ze maakten geen puinhoop van het huis – mogelijk lag er een briefje met een enkele zinnen, een bedankje voor de goede zorgen – omdat het bedrag in tact was – nou ja, bijna.
De vorige bewoner, dus de man die volgens de recherche per ongeluk was geliquideerd, had in vrijwel dezelfde positie gezeten als Jon Dekker. Geen crimineel verleden, maar toevallige eigenaar van ruim een miljoen gitzwarte euro’s, anders lagen ze niet achter een muurtje – mèt twee geladen pistolen. Er moest naar het geld zijn gezocht en hij had alle aanwijzingen over het hoofd gezien – gemist. Is het dan zo onvoorstelbaar dat een man doodleuk een nepmuur bouwde in zijn huis om geld te verstoppen?
In het andere geval zou hij het geld naar een bank moeten brengen, dus zwart geld witwassen – niet in Nederland, want daar was het immers te veel voor – het zou in Zwitserland kunnen – daar hadden ze nog een soort bankgeheim – tenzij de overheid vermoedde dat je een hoop geld verstopte op een bankrekening was je volstrekt veilig.
Foto’s – Michelle had foto’s gemaakt van de verbouwing – vanaf de eerste dag, toen ze er binnen waren gegaan – vader, moeder en drie kinderen die een bouwval bestudeerden, veel werk, dankbaar werk en een gigantische verrassing achter een muur die er om te beginnen al nooit had mogen staan – Jon moest de foto’s bestuderen van de verbouwing – ergens zou hij aanwijzingen moeten vinden – er moest te zien zijn dat er mensen aan het zoeken waren geweest.
Hij draaide zich om en liep terug naar huis.
*****
’s Avonds, terwijl de kinderen al in bed lagen, bladerde hij het fotoalbum door – Michelle had alle foto’s geprint, zodat ze ook echt bewaard zouden blijven – een digitaal archief is tijdelijk. Jon zat op de bank en Michelle was boven aan het rommelen – ze ging elk moment naar bed – ging eerst tanden poetsen en zo – het zou een onschuldig tijdverdrijf moeten zijn – foto’s van de verbouwing bekijken, maar hij voelde zich een rechercheur die aanwijzingen zocht, al dan niet opzettelijk achtergelaten door een paar kerels die over een te geringe bouwkundige kennis beschikten – anders zouden ze een nepmuur hebben herkend, een muur die geen enkele redelijke functie vervulde in huis.
“Wat ben je aan het – ?”, vroeg Michelle. “O – leuk, de foto’s – je bent mijn foto’s aan het bekijken.”
“Ik had ze nog niet gezien.”
Ze keek naar de opgeslagen bladzijde, droeg geen bril of contactlenzen, dus ze zag alleen omtrekken.
“Blijf je nog lang op?”
“Nee – ik denk het niet.”
“Ik ga slapen.”
“Welterusten.”
Hij bleef alleen achter en bestudeerde elke foto die Michelle de eerste dagen van het huis had genomen – muren waarop oud, grotendeels afgescheurd behang zichtbaar was – gaten die in de muur waren geslagen – losse vloerplanken – een muur die er niet eens had mogen zijn – ja, het was heel redelijk om te denken dat een paar gangsters het huis hadden doorzocht, misschien wekenlang zonder te vinden wat ze zochten – hij glimlachte – .
Jon wist vrijwel zeker dat ze op zoek waren geweest naar het geld – anders was de liquidatie van de Belgische man inderdaad een zinloze daad geweest – .
Ja, volgens de makelaar hadden er krakers gewoond, die overigens maar korte tijd zijn gebleven. Ze hadden er een chaos achtergelaten en Jon begreep wat ze er hadden gedaan – gezocht.
Geld. Geen krakers, maar klusjesmannen die geld zochten.