Maandelijks archief: juli 2017

De klusjesman (1/5)

Nee, het was geen dragende muur. Hij schudde zijn hoofd en veegde halflange donkerbruine haren weg. Er bleef een grijswitte veeg achter op zijn wang. Kinderen waren bij zijn schoonouders, omdat ze het kabaal van al het breekwerk niet zouden verdragen. Je moest er kinderen niet aan bloot willen stellen. Hij ging verder met slopen – zijn echtgenote stapte achteruit, terwijl stukken steen omlaag rolden – wolken stof dwarrelden omhoog – straks zou hij alles in één keer opruimen – maar eerst moest je slopen om daarna de troep op te ruimen.

Er viel een stilte – enkele seconden – stof sloeg neer op de betonnen vloer. Hij trok het mondkapje weg en nam een slok koud water – heerlijk koud water. “Daar heb je een dragende muur,” zei hij, “deze hoort er niet eens te zijn – ik heb geen idee waarom ze dit hebben gedaan, want ze hebben hem veel later pas gebouwd.” Michelle leunde tegen het kozijn – ze hield afstand.

Hij verwachtte een opmerking, of een vraag, maar ze keek zwijgend toe. Inmiddels had hij een groot deel van de muur gesloopt – er lagen grote brokstukken metselwerk op de vloer – zo hadden zijn vrouw en hij het ook bedacht, toen ze het huis kochten – ze zouden er enorm veel aan moeten doen – slopen, opnieuw bouwen, mooier en beter maken dan het ooit was geweest – een huis dat bij het kanaal was gebouwd.

Hij nam twee flinke slokken water voordat hij de fles wegzette – wilde de sloophamer oppakken, maar zijn aandacht werd getrokken door een – ja, wat precies? Hij boog voorover en pakte stukken steen op die in de weg lagen – gooide ze opzij.

“Wat is er?”, vroeg ze.

“Geen idee,” zei hij, maar het leek op een zwarte, leren koffer die achter het muurtje lag. Hij plantte zijn voet op de stenen die waren overgebleven en testte het gewicht van de koffer.

Het was een koffer – zo eentje die je meenam op reis, als je met het vliegtuig naar een tropisch land ging. Hij pakte de koffer en zei: “Cadeautje.” Er danste een glimlach op zijn gezicht. “Een verzameling ouwe kranten, historische gebeurtenissen. Troep.”

“Er bestaat geen troep, Jon. Alles is handel.”

“O ja. Vergeten.”

Hij legde de koffer neer in het halletje.

“Een koffer die je achter een muur verbergt,” zei Michelle die haar wenkbrauwen fronste, “dat is vreemd. Waarom doe je dat?”

“Hopelijk gaan we dat snel ontdekken.”

De koffer bleek voorzien te zijn van een cijferslot – hij probeerde enkele voor de hand liggende combinaties, maar het was lastiger dan hij had gedacht. Jon liep naar zijn gereedschapskist – er lag daar een hamer en beitel – het raadsel lag in de koffer en was niet de koffer zelf.

“Ga je hem openbreken?”

“Ja – natuurlijk.”

De sloten zagen er niet erg stevig uit – een fietsslot liet zich lastiger openbreken en dat lukte hem ook heel makkelijk.

“Wat zou er in zitten?”, vroeg Michelle.

“Ouwe kranten – jaren zestig en zeventig.”

“Denk je?”

“Wat anders?”, vroeg Jon en hij plaatste een beitel op het slot voordat hij de hamer hard liet neerkomen. Na de tweede klap brak het slot af – het tweede slot begaf het sneller – hij had er slechts één klap voor nodig.

“De kinderen zouden die machtig interessant vinden,” zei Michelle. “Eigenlijk wel jammer, hoor.”

“Had je ze erbij willen hebben?”

“Misschien.”

Jon legde de hamer en beitel opzij – er verscheen opnieuw een glimlach op zijn gezicht die al snel veranderde in een grijns – zijn vrouw hield er niet van – dat wist hij. Er volgde zo’n opmerking.

“Stel je voor dat de vorige eigenaar er – ,” zei hij.

“Ja – ja, ga nou meer verder,” zei Michelle.

Zijn rug onttrok de koffer aan het zicht van zijn partner. Jon trok het deksel open. Een schril fluitje ontsnapte aan zijn lippen. Michelle kwam naast hem staan en sloeg een hand voor haar mond. Ze gilde niet. De koffer bevatte geld – heel veel geld – talloze pakken biljetten in relatief kleine coupures, uitsluitend gebruikte biljetten die vermoedelijk – waarschijnlijk – nee, zeker niet traceerbaar zouden zijn voor –  de autoriteiten, belastingen en al degenen die belang konden hebben bij een koffer met geld. “Bloody hell,” zei hij.

“Is het echt?”, vroeg Michelle.

Jon pakte een bundel bankbiljetten op en bestudeerde een biljet van vijftig euro – hij hield het tegen het licht en alles leek op het eerste gezicht te kloppen – .

“Wil je m’n portemonnee pakken?”, vroeg hij.

“Ja – uiteraard.”

Hij haatte contant geld, meestal betaalde hij in winkels met zijn pinpas – dat was handiger. Michelle gaf hem zijn portemonnee en hij haalde het enige biljet eruit dat hij er altijd in bewaarde – een briefje van vijftig euro, omdat hij vond dat je altijd minimaal vijftig euro aan contant geld op zak moest hebben. Jon stond op en vergeleek de biljetten – of ze hetzelfde aanvoelden – hij verfrommelde ze allebei. Zijn nagels gleden over het papier en hij merkte geen verschil – het was echt, officieel bankpapier – het was echt geld – hij had een koffer met geld gevonden.

“’t Is echt – volgens mij,” zei hij.

“Mijn God.”

“Inderdaad.”

“Hoeveel?”

“Ja-a,” zei hij, “’t is heel erg veel.”

“Dat zie ik – maar hoeveel is het?”

“Een miljoen euro, misschien iets meer.”

“Wil je het – ?”, vroeg ze.

Hij stond naar de koffer vol geld te kijken – had zijn beide handen op zijn heupen geplaatst. “Het is crimineel geld – anders bewaar je dit niet in huis.”

“Shit.” Michelle klonk heel even alsof haar favoriete speelgoed zojuist was afgenomen. “Potverdorie.” Haar paardenstaart zwaaide nijdig heen en weer.

“Al hoeft dat niet te betekenen dat we al dit lekkers vrijwillig teruggeven aan de autoriteiten,” zei hij.

“Het zijn allemaal gebruikte biljetten – dat zie je zo.”

“Niet relevant, Michelle. Als je het wilt uitgeven, moet je ook uitleggen hoe je er aan bent gekomen.”

“O – ja.”

“Crimineel geld. Het kan moeilijk anders.”

“Jammer.”

“Inderdaad.”

“Dus we moeten het naar de politie brengen.”

“Eigenlijk wel,” zei Jon.

“Maar?”, vroeg Michelle.

“Hoe bedoel je?”

“Nou – je zei – ‘eigenlijk wel’.”

Hij stopte het briefje van vijftig euro terug in zijn portemonnee die hij op de vensterbank legde – het andere biljet dwarrelde omlaag en landde op het geopende deksel van de koffer.

“’t Is best fijn om een zakcentje achter te hand te hebben. Waarom zou je het meteen teruggeven?”

“Omdat het crimineel geld is – dáárom”

Jon knikte met zijn hoofd. “’t Is niet echt achtergelaten door iemand waarvan je kunt zeggen dat het leven hem overkomt – .”

Michelle draaide zich om en leek weg te lopen, maar bleef onmiddellijk staan en keek over haar schouder.

“Stevig aan het roer, kapitein van zijn eigen schip?”

“Ja – precies.”

“Het is ook wel lekker om zoveel geld te hebben,” zei Michelle die haar handen over haar hoofd liet glijden.

“Wegbrengen naar de politie kan altijd nog,” zei Jon.

“Oké.”

“We weten dat het huis lange tijd leeg heeft gestaan – we hebben het kunnen kopen, omdat het in een slechte staat verkeert – misschien is het een idee om een eigen onderzoek te doen naar de laatste eigenaren van het pand – daar moet je achter kunnen komen – ik denk aan het kadaster – om te beginnen.”

“Makelaar?”, vroeg Michelle die haar handen had gevouwen op een wijze die plechtig aandeed.

“Nee, die zal willen weten waarom we dit vragen.”

“We zeggen dat we een overzicht willen maken van alle mensen die er hebben gewoond – ik maak er een weblog van – aangezien we ongeveer – een miljoen – redenen hebben om dat te doen.”

“Dan moeten we het geld ergens verstoppen – een veilige plek – de zolder bijvoorbeeld – of we moeten een kluis kopen – .”

“Die zou je in een muur kunnen verbergen.”

“Zeker weten, ja.”

“Toch is het best spannend,” zei Michelle, “het geld is om te beginnen niet van ons – nooit geweest ook.”

Jon legde zijn armen om de schouders van zijn echtgenote – .

“Als je een miljoen euro kunt verstoppen achter een muur, dan kun je het geld best missen – geen probleem.”

“En als hij terugkomt om zijn geld te halen?”

Hij zoende Michelle op haar mond – ze had warme, vochtige lippen – haar ogen vertoonden enige angst.

“Ik zou het heel zakelijk afhandelen, denk ik.”

“Ja – vast.”

Misschien had er gedurende enkele seconden een duistere gloed in haar ogen gelegen, maar die was nu verdwenen – haar mondhoeken gingen weer omhoog.

“Eerst moeten we de koffer weggooien – het geld tellen en in plastic zakken verstoppen die we zullen verstoppen,” zei Jon.

“Ik vind het een heel avontuur, hoor,” zei Michelle.

“Alles komt goed,” zei Jon, “dat beloof ik.”

“Vast.”

“Al kan ik het geld ook aan het Leger des Heils geven – die kunnen er ook heel nuttige dingen mee doen.”

“Voorlopig niet, verdorie.”

Ongeveer een kwartier later stond hij alleen in huis – Michelle was vertrokken om boodschappen te doen en hij twijfelde er niet aan of ze zou met foldertjes van goede, maar dure kluizen terugkeren. Hij wilde doorzichtige plastic zakken gebruiken en uiteraard duct tape, zodat hij het geld in handzame kleine pakketten zou kunnen verpakken – bedragen van ongeveer honderdduizend euro – misschien de helft. Een krat bier diende als krukje. Hij legde bundels bankbiljetten in een plastic zak en probeerde in te schatten hoeveel waarde ze vertegenwoordigden. Het leek onwerkelijk, alsof hij acteerde in een film. Alleen de camera’s ontbraken en een regisseur.

Toch bleek er nog iets anders verborgen te zijn onder de bankbiljetten waarmee de koffer was volgepakt. Jon begon een volgend pakket bundels bankbiljetten bij elkaar te leggen, de bodem van de koffer werd langzamerhand zichtbaar – er lagen zeven pakketten gewikkeld in plastic en duct tape. Jon hield zijn adem in, toen hij het vuurwapen uit de koffer opviste – er waren er zelfs twee – zijn mobiele telefoon meldde een nieuw berichtje, maar hij bestudeerde twee pistolen – voorzien van kogels en extra munitie, keurig verpakt in een doosje.

Twee pistolen. Authentieke vuurwapens. Dodelijk.

Er lagen zelfs geluidsdempers in diverse afmetingen.

Jaren geleden is hij bij een schietvereniging geweest, maar voor Michelle en de kinderen was hij ermee gestopt.

Eerst nam hij een slok water, al zou hij liever iets gebruiken dat sterker was dan dat – niet eens bier. Vuurwapens behoorden tot een compleet andere categorie dan een koffer vol geld – plusminus een miljoen euro, misschien zelfs meer – hij wist het niet zeker, maar het volledige bedrag boeide hem weinig. Het was in elk geval een hoop geld en een verdomd goede reden om mensen dood te schieten. Michelle hoefde er nooit iets van te weten – de pistolen zou hij altijd in het kanaal kunnen gooien, tijdens een wandeling of fietstocht enkele kilometers verderop.

Jon nam een plastic zak en liet er beide wapens in wegglijden – ook het doosje met kogels deed hij erbij. In de tussentijd luisterde hij aandachtig of Michelle al thuiskwam – zo snel – het bleef stil. Hij begon met behulp van duct tape de inhoud aan het oog te onttrekken – gewoon een pakket met veel tape.

Het was stil in huis – hij stond op en liep naar beneden – Jon wist maar één plek in huis te komen die als bergplaats voor een paar vuurwapens kon dienen – de kruipruimte onder het huis – hij zou er niet kunnen staan, normaal gesproken was het er droog – Jon trok het luik omhoog en liet zich omlaag zakken – hij wilde het niet in het zicht leggen. Misschien zouden de vuurwapens er blijven liggen – vele tientallen jaren – ongebruikt – het maakte weinig uit – Jon kroop door de kruipruimte. Na zo’n vijf meter groef hij een ondiepe kuil en legde het pakket erin – hij veegde het zand terug – een beetje onopvallend – daarna ging hij terug – verliet de kruipruimte en legde het luik netjes terug. Er wachtte een hoop werk – boven lag een koffer met geld – die hij inmiddels half leeg had gemaakt – Jon keerde terug naar de slaapkamer en hoopte een goede beslissing te hebben genomen, maar zou Michelle niet gemakkelijk inlichten over de twee pistolen.


Zomer

De wolken leken over te drijven zonder ook maar één druppeltje regen te laten vallen – de zon verdween achter stapelwolken die je alleen ‘s zomers zult zien. Er passeerde een jongen op een knetterende scooter – een pizzabezorger gekleed in shorts en T-shirt – alsof er nooit een bui zou kunnen vallen. Jonge vrouwen reden op fietsen met dezelfde zorgeloosheid. Ach, zo ging het al weken, zelfs maanden. Dreigende wolken rolden over elkaar heen, stapelden zich op – steeds verder omhoog, maar de regen, die verfrissing moest brengen, viel steeds ergens anders.

De zomer verliep in een traag tempo, er zou nooit een einde aan komen – het was warm en droog – soms koel en verfrissend. Om een uur of zes – ’s avonds – vielen er druppeltjes die schenen te vervliegen voordat ze de grond mochten raken. Zijn linkerbeen tintelde een beetje, maar alleen de buitenkant en zijn linkervoet, die ook deels verdoofd leek aan te voelen, terwijl er een tinteling over het midden van zijn voet ging – de hele dag al.

Vele fonteintjes vormden zich op straat – grote regendruppels spatten uiteen. Auto’s reden langzaam voorbij – jongens renden naar hun auto’s die glommen onder drijfnatte bomen. Er heeft daarbeneden een Chinees restaurant gezeten – gelukkig is de eigenaar failliet gegaan – zijn uitgedoofde reclame lag achter het gebouw op een hoopje – al een paar dagen – de nieuwe eigenaren zijn hard aan het werk – er komt een Thaise orchidee. Knetterende bliksems schoten door de lucht, gevolgd door zware rollende donders – een televisieprogramma werd onderbroken – het signaal was verloren gegaan in een elektrische atmosfeer – een paar mannen die spraken over wielrenners die hun gemak ervan namen in etappes waar geen eind aan scheen te komen en zich voortsleepten over Franse wegen – sprinters die geduldig de messen slepen. Televisie om vijf uur was vroeg genoeg.

Twee weken terug, eind juni, begonnen de veldjes in de straat weer groen te kleuren – de maand juli kwam eraan – vroeger spraken mensen dan over een ‘regenmaand’. Hij zag regelmatig mannen in de straat die het gras kwamen maaien alsof het groen versneld aan de oppervlakte gebracht moest worden.

Mensen maakten zich klaar voor vakantie, grote steden begonnen leeg te lopen, net als de onweerswolken die massa’s water uitstortten. Waarom kon er nou nooit eens voldoende vallen? Al konden er nooit genoeg mensen op vakantie gaan… Het was de mooiste tijd van het jaar om in een grote stad te wonen  – al hoorde je wel mensen die Spaans, Frans, Chinees, Japans of Italiaans spraken – om dat te horen, ging hij naar het centrum. Als de toeristen weggingen, verschenen er ineens studenten, of beter gezegd: nuldejaars – het hoorde gewoon bij de zomer. Er klonken geen bliksems of donders meer – hij hoorde alleen het constante geruis van regen die eindeloos neerviel op straat.

De televisie stond uit – er klonk zachte muziek – buiten vielen er geen regendruppels door het schijnsel van de straatlantaarn – het was droog geworden – eventjes…