Afgevallen bladeren lagen in het gras, normaal zou je een geel en groen veld moeten zien, maar dat was er allang niet meer. Bomen stonden roerloos langs de weg. Het waaide niet, soms reed er een auto voorbij – hij zag een fietsster, een jonge vrouw die een sjaal rond haar hals had gewikkeld waarin haar hoofd het liefst zou willen verdwijnen. Overdag bleef het redelijk warm – een winterjas zorgde er dan voor dat transpiratievocht over zijn rug droop. ’s Avonds was het anders – na zonsondergang werd het koud en kil, als bij een echte herfst – de bomen droegen hun dunner wordende kleed met gepaste waardigheid en verkleurden steeds meer – werden geel, rood, als je tenminste geluk hebt, want rood is mooi.
Op andere dagen, of als de zon achter wolken schuilging, trok hij de ritssluiting zover mogelijk omhoog. Afgelopen vrijdag kwam hij de eerste grieppatiënt van het seizoen tegen. Een andere man liep vrijwel onophoudelijk zijn neus op te halen.
Hij had zijn klapstoeltjes op het balkon achtergelaten – sterrenbeelden draaide door het nachtelijk hemelduister – de poolster was vrijwel onzichtbaar. Er stond een zinken emmer met omgekeerde deksel tussen de stoeltjes. Daar legde hij afgelopen zomer zijn tablet neer en stond het blikje bier dat hij leegdronk, terwijl buiten de bezoekers heen en weer liepen. Soms hoorde hij, terwijl de temperatuur onder de 20 weigerde te geraken, het gerinkel van metalen ampullen – hij wist dat het ampullen waren, want overdag vond hij ze in grote aantallen terug op straat. De ampullen bevatten stikstof waarvan jongens dachten dat je er high van zou kunnen worden.
Een flatbewoonster had de tuin voor de hoofdingang van het gebouw in herfstkleuren gebracht. Ze verzuchtte dat het een hoop werk was.
Zondagavond stond hij enkele ogenblikken op het balkon – of de loggia, zoals een vriend laatst opmerkte. Als het regende, bleef hij droog, maar alleen als de regen loodrecht naar beneden kwam. De straat was verlaten – er waren geen jongens die rondhingen, zoals in de zomer – het was kouder dan hij had gedacht. De verwarming ging elke avond aan – niet te hoog, zo erg was het nou ook weer niet, maar hij trok wel geregeld een warmere trui aan. Liever een warme trui dan de hitte van de verwarming.
Mensen hebben zich achter gevels van hun woningen verborgen – om zes uur was het donker – hij stapte in zijn auto en reed naar huis. Hij zou het liefst weer om negen uur ’s avonds op het balkon plaatsnemen en genieten van een buitenlucht die weigerde af te koelen, zoals de gehele zomer door is gebeurd. Herinneringen aan een zomer die weigerde voorbij te gaan en steeds weer opnieuw bezit wist te nemen van het land, ook toen het al statistisch niet meer kon.
Gisteravond zocht hij op internet naar een mobiele airco, zodat hij volgend jaar voorbereid was op de hitte. Hij vond bittere commentaren over dure, lawaaierige machines die niet deden wat ze moesten doen. Een consumentenprogramma had dit geschreven op zijn website. Hij sloot zijn notebook af en koesterde zijn herinneringen aan een zomer die in zijn hoofd voortduurde, ook al lag de straat bezaaid met bladeren en veranderden bomen steeds meer in houten skeletten waarin hij voor het eerst sinds het vroege voorjaar nesten van vogels kon zien. Op zijn eettafel lag een oproep van zijn huisarts om een griepspuit te komen halen, maar die had hij laten verlopen – geen zin in – net als de herfst, om van de winter nog maar te zwijgen – hij had er geen zin in.
In zijn hoofd zomerde het nog steeds.
Straks pakte hij een biertje, vanavond na tien uur of zo, dan betrad hij het balkon en zou hij alsnog plaatsnemen op het stoeltje – net als in de zomer – en de vroege herfst, toen het zo warm was.
Ja – in zijn hoofd zomerde het nog een beetje – .
31 oktober 2016
Plaats een reactie