(Slot) Formules en Rituelen van de Magische Wereld – ‘of hoe de duivel alsnog een lange neus kreeg’

Seconden, minuten, misschien vele uren later ontwaakte hij weer, liggend op de vloer – een venijnige pijn doorsneed zijn hoofd – hij voelde elke slag van de zilveren knop die op zijn hoofd was neergekomen. Hij draaide zich op zijn rug en staarde naar het plafond. Was het allemaal echt gebeurd of had de reeks bizarre gebeurtenissen uitsluitend in zijn eigen verbeelding plaatsgevonden? Er moest een boek in de kast staan waarin formules en rituelen van de magische wereld waren beschreven. Zijn bevende vingers raakten zijn hoofd aan en hij voelde opgedroogd bloed.

Hij was in elk geval hard neergekomen. Gordijnen waren gesloten. Maximiliaan vertoonde zich nu eens niet, maar Ted voelde zich een slaaf van de negentiende-eeuwse schim. Had iemand hem wel eens gevraagd of hij dit wel wilde? Een man die belangstelling had voor een boek, geschreven in een niet-bestaande taal, moest haast een geschikte kandidaat zijn. Ted probeerde op te staan – de kamer begon ietwat te draaien, dus hij wachtte nog even. Straks zou hij gaan douchen – alle ellende van zich afspoelen. Goed – nu eens even alles samenvatten. Er stond een toverboek in de kast, een echt toverboek waarin je kon teruglezen hoe je mensen zou kunnen genezen van – bijvoorbeeld – enge ziektes. Hij wist het niet eens zeker, aangezien het boek was geschreven in een taal die Maximiliaan had bedacht. Waarom eigenlijk? Zouden er in de negentiende eeuw mensen hebben bestaan die oprecht geloofden in magie? Achterliggende eeuwen blonken vooral uit in jacht op mensen die zich met tovenarij en hekserij hadden verbonden. Ted liet zijn vingers over zijn gezicht glijden en voelde wederom de bloedkorsten die zich heel voorzichtig begonnen te vormen op zijn hoofd – klonters bloed in zijn haar. Hij zou het boek vernietigen en de kennis om dit te doen zou hij niet in het boek vinden, dus moest hij zich als een ijverige student voordoen. Komende weken en misschien zelfs maanden zou hij Maximiliaan zo goed mogelijk willen bedriegen. Ondertussen zou hij naar een manier zoeken om alle ellendige demonische figuren voor eens en voor altijd uit zijn leven te bannen.

Hij begreep niet waarom Maximiliaan hem zo vreselijk moest mishandelen. Zo erg zelfs dat Ted het bewustzijn was verloren. Er klonken voetstappen, iemand die snel dichterbij kwam, een man – of misschien een vrouw – nee, toch een man die in het trappenhuis naar boven of beneden liep. Schimmen hoorde je niet, die waren er ineens.

Na bijna tien minuten kwam hij overeind. Hij hield zich vast aan de deur die open was blijven staan, alsof de laatste bezoeker in grote haast was vertrokken. Ja, hij zou het boek vernietigen. Opnieuw klonken er voetstappen in het trappenhuis en hij vervloekte zijn eigen schrikachtigheid. Het was een domme reactie. Ted liet zijn kleding op de vloer van zijn badkamer vallen en boog een stuk voorover, draaide zijn hoofd naar links, zodat hij de verwondingen beter kon bekijken. Dit viel onmogelijk uit te leggen. Niemand, zijn familie en vrienden, zou begrijpen wat er was gebeurd. Niemand geloofde dat hij gewoon was gestruikeld en gevallen – of erger – dat hij geen idee had wat hem was overkomen. Ted achtte het een beter idee om te gaan zitten, een plastic krukje, dat er altijd stond, diende als waarborg tegen een nieuwe val. Warm water stroomde langs zijn lichaam – hij zag de douchebak enigszins rood kleuren, maar niet zo erg als hij had verwacht. Hij gebruikte geen shampoo, poetste lusteloos zijn tanden en veegde bijna tien minuten later de spiegel schoon, zodat hij de plekken opnieuw kon bestuderen, maar die nu waren schoongespoeld. Ja, het viel ontzettend mee. Zijn natte haren onttrokken de wonden heel mooi aan het zicht, behalve natuurlijk de vlek die Moonbeam had aangebracht op zijn hoofd. Die was heel goed te zien.

Om kwart voor negen zat hij te eten. Alles bij elkaar was hij bijna drie uur buiten westen geweest en Ted moest eten. Halverwege zijn maaltijd ontwaarde hij een stille schim die zich in de schaduw van een ondergaande zon bevond, maar niet verroerde. Ted herkende hem. Het was Maximiliaan die zich deze keer niet op wenste te dringen.

“Ga weg!”, beet Ted hem toe.

“De oude didactische methoden werken vaak het best,” zei Maximiliaan, “maar ik heb misschien een beetje overdreven.”

“Ik wil je niet meer zien – nooit meer.”

“Misschien ben je er nog niet klaar – ,” zei Maximiliaan, maar Ted stond erg abrupt op en stapte naar het raam – hij trok de jaloezieën wild omhoog, zodat de schim razendsnel in het licht verdween.

Hij dacht aan licht en ook aan vuur – een mooi, zuiverend vuur – toch wilde hij het zeker weten. Ted liet zijn dromen van een mooi, uitzonderlijk lang magisch leven voor wat ze waren – dromen. Hij weigerde een speelbal te zijn van onbekende machten die hun eigen gevaarlijke duistere belangen nastreefden. Ted zou zich nooit meer laten slaan – een schim liet zich heel gemakkelijk verdrijven – je had er alleen licht voor nodig – zonlicht – elektrisch licht – licht is licht. Er speelde een gedachte in zijn hoofd. Mogelijk waren de schimmen die hij had gezien alle tovenaars en heksen, alle opvolgers van Maximiliaan, uitgedoofde zielen die waren gestraft door een boze wrekende God die geen onnatuurlijke duivelse machten op aarde duldde. Ted nam een slok water, normaal een biertje, maar alcohol durfde hij nog niet aan – hij had te veel klappen gekregen.

Terwijl de ondergaande zon zich langzaam achter een flatgebouw begon te verschuilen, zag hij donkere schaduwen verschijnen die zich traag door het huis verplaatsten. Normaal gebruikte hij slechts een drietal schemerlampjes om zijn woning te verlichten – nu gingen alle lampen aan – de keuken, gang, beide slaapkamers en woonkamer – nooit eerder had hij zoveel licht aangedaan. Toch zag hij flitsen van schaduwen om zich heen – schimmen die heel kort uit het licht traden en voldoende duisternis hadden gevonden om zichtbaar te zijn. Iets na middernacht ging hij naar bed. Het werd een onrustige nacht waarbij Ted regelmatig ontwaakte, een lamp boven zijn hoofd gloeide fel genoeg om de schimmen uit zijn buurt te houden. ’s Ochtends, toen het licht van de opkomende zon zijn slaapkamer binnendrong, gleed hij weg in een diepe slaap. Ted werd pas om half een ’s middags wakker.

Goed – het was maandagmiddag en hij had allang aan het werk moeten zijn. Vijf telefoontjes en een app die bijna drie uur geleden was verstuurd – zijn werkgever had enkele hardnekkige pogingen ondernomen om contact met hem op te nemen. ‘Net wakker. Ik leef nog. Ben ziek. Sorry voor het late bericht.’ Daarna schakelde hij zijn telefoon meteen uit, want het laatste wat hij wilde was een gesprek met zijn direct leidinggevende die hem de volgende ochtend aan het werk hoopte te hebben. Een overheerlijk zonlicht kwam via alle richtingen zijn huis binnen – hij woonde in een hoekappartement – er zaten overal ramen. De schimmen, die zich gisteravond na zonsondergang massaal aan hem opdrongen, waren verdwenen – nee, ze waren nog – ze verborgen zich alleen in het licht en hielden hem evengoed in de gaten. Zouden het de schimmen zijn geweest die het boek telkens terug brachten en netjes op de plank zetten?

Hij nam plaats achter zijn computer en opende het forum – er waren geen nieuwe opmerkingen geplaatst. ‘Vraagje aan Gandalf. Waarom denk je dat het bloed van een maagd moet kunnen helpen?’ Gandalf merkte immers op dat het bloed van een maagd moest kunnen helpen om de betovering te breken. Het leek Ted erg vergezocht, want de formules en rituelen stonden op zichzelf – tot dusverre had hij geen seconde overwogen dat het boek een middel zou zijn om dode geesten aan de aarde te binden. Misschien was dat wel het doel van het boek? Hij voelde zich direct beter, want zijn hoofdpijn nam een beetje af. Om half drie verdween de zon achter een wolk – schimmen gleden over het plafond en langs muren – menselijke gestalten die tevoorschijn kwamen uit het licht dat hen eerder nog verborgen hield – vervagende herinneringen aan mensen die ooit hadden geleefd en lief gehad.

Zijn ogen bleven naar het beeldscherm van zijn laptop staren en zochten een definitieve oplossing voor zijn problemen, maar Gandalf antwoordde niet en mogelijk veel later pas. Waarschijnlijk was bloed geen passend middel om een toverboek te vernietigen. Waarom zou je magie gebruiken om diezelfde magie te stoppen? Buiten begon de lucht dicht te trekken – donkere onweerswolken stroomden door de atmosfeer – er hing een beangstigende windstilte die elk ogenblik doorbroken zou kunnen worden. Hij wachtte op een bliksemflits die zich knetterend een weg naar de aarde zocht. Schimmen kregen een vastere vorm, al slaagde hij er nauwelijks in om echte gezichten te ontwaren. De schimmen kregen een grauwe vale kleur, als echte mensen die uit een dichte mist tevoorschijn kwamen. Ze spraken niet, maar maakten dankbaar gebruik van de duisternis die de stad begon te overvallen. Op straat zochten voetgangers een veilig heenkomen – ze gingen flats binnen en prijsden zichzelf of God gelukkig, omdat ze net op tijd waren. Toch duurde het lange tijd voordat het onweer losbarstte. Zijn hordeur had hij dicht getrokken, balkondeur was geopend. Hij liep naar het raam en zag de onmiskenbare gedaante van Maximiliaan Brouwmeester wiens duim triomfantelijk omhoog was gestoken. Er lag een tevreden grijns op zijn gezicht bevroren. Een zwakke stem, die enigszins deed denken aan een zucht, sprak vlakbij zijn rechteroor. ‘Vuur zuivert, beter nog dan water, alle zonden van de mens.’ Hij draaide zich om en overzag zijn woonkamer die nooit eerder zo vol was geweest met geesten die niets anders deden dan afwachten. Er volgde een verblindende flits – als een blikseminslag die plaatsvond in zijn huis – de schimmen deinsden achteruit, Maximiliaan verscheen vanuit het niets naast de kast – het duurde slechts enkele seconden voordat ze met zijn tweeën waren overgebleven. “Je enige kans op een groots en meeslepend leven – om echt iemand te zijn die boven de grijze massa uitstijgt – een witte raaf tussen miljoenen zwarte raven.” Hij hief zijn armen verontschuldigend omhoog. “Ik zal je niets meer aandoen,” zei hij.

Op hetzelfde moment hulde een bliksemflits zijn huiskamer in een helder licht. De gestalte van Maximiliaan Brouwmeester, die zeer menselijk leek te zijn, kreeg gedurende een enkele seconden de aanblik van een duivel, zoals Ted zich er een zou voorstellen – een donkerrode huidskleur en vlammende ogen – twee priemende hoorns die op zijn voorhoofd staken – donkere, rood naar zwart neigende haren – . Het duurde maar zeer korte tijd. Een rollende donder walste door de atmosfeer. Maximiliaan herkreeg zijn menselijke gedaante, maar Ted zou het nooit vergeten en vroeg zich alleen af wat er in het leven van Moonbeam fout was gegaan – een hippie, symbool van vrede en liefde, die zich had verkocht aan een duivel. De verleiding was er geweest, maar Ted voelde de vernederende klappen van Brouwmeester nog altijd op zijn hoofd.

“Ik geef toe – het is heel aanlokkelijk,” zei Ted.

Buiten begon het hard te regenen – een zomerse wolkbreuk – een gordijn van water dat hard neerviel. Ted en Maximiliaan bestudeerden elkaar. Er volgde een nieuwe bliksemflits die ratelend en knetterend horizontaal door de atmosfeer schoot. De duivelse gedaante van Maximiliaan werd opnieuw zichtbaar – zijn hoorns prikten nijdig voorwaarts. Zijn ogen leken te branden – als gloeiende steenkolen. “Nu moet ik zeggen dat ik een makkelijke prooi in je dacht te hebben – maar je bent een veel gecompliceerder mens dan ik ooit had kunnen denken.”

“Verdwijn uit mijn leven en ik wil je nooit – echt, nooit meer terugzien – neem je boek mee, anders verbrand ik het,” zei Ted die een aansteker uit de la pakte. Hij brandde regelmatig wierookstokjes. Daarvoor bewaarde hij een aansteker.

“Groots – meeslepend,” zei de duivel die een heel gewone, menselijke naam had gebruikt.

“Soms denk ik wel eens dat God een soort gigantische immateriële bewustzijn is – jij en ik maken er deel van uit – Zijn bewustzijn moet je je net zo groot voorstellen als het universum. Wie zal het zeggen? Ik vermoed dat er ergens in dat onmetelijke bewustzijn een herinnering rondzweeft aan het bestaan van een mensensoort op aarde – ik geloof er niets van dat Hij ooit heeft bedacht dat mensen belangrijker zijn dan de nietigste bacteriën in het heelal – misschien herinnert Hij zich het bestaan van de mens niet eens – zo belangrijk zijn we nou eenmaal ook weer niet. Ik was het vergeten – ik wist niet meer dat ik dat een tijd geleden heb gedacht. Je hebt me geholpen – door jou ben ik een gelukkiger mens geworden. Ja, misschien ga ik zondag weer naar de kerk.”

“Barst,” zei de duivel en hij draaide zich om en verdween.

Ted voelde een heerlijk koele lucht zijn huiskamer binnenkomen – buiten regende het nog steeds heel hard – het bliksemde en donderde nog altijd, maar verder weg dan daarnet. Hij overwoog om eens naar de boekenkast te gaan – gewoon om te controleren of het toverboek er nog stond. Hij hoefde er niet naar te kijken. Dat wist hij heel zeker.

 

 


Plaats een reactie