Oscar is telepathisch begaafd

Zijn tas leunt tegen de zijkant van zijn bureau. Collega’s zijn al aan het werk. Noah begint graag erg laat – om half tien. Hij brengt eerst zijn zoon Oscar naar school en begeeft zich dan in het drukke verkeer naar Utrecht. Noah zet zijn computer aan – neemt plaats – schuift zijn plastic bekertje met koffie opzij. Stemmen op de achtergrond bespreken een voetbalwedstrijd die het Nederlands elftal heeft verloren. Er staat een radio aan die nauwelijks te horen is. Hij legt zijn telefoon naast het toetsenbord. Met zijn muis klikt hij op een symbool dat aan de aarde doet denken. Collega vraagt: “Heb je gekeken?” Nog steeds de wedstrijd van gisteravond.

“Nee,” zegt hij, “televisie heeft lekker uitgestaan.”

“Wat heb je dan gedaan?”

“Beetje gelezen,” zegt Noah. Het is geen leugen. Al heeft hij ook klassieke rocknummers bekeken op you tube. Zinvolle besteding van je avond als iedereen op bed ligt, dus ook zijn vrouw Hannelore die meestal vroeg richting slaapkamer gaat en nog een uurtje ligt te lezen. Weinig televisie in hun huis. Oscar zorgt ervoor dat de televisie geen zinloze aankoop is. Hij kijkt heel erg veel en vindt alles mooi, zolang het maar beweegt en herrie maakt.

“Nou ja, je hebt ook niks gemist.”

“Verloren, hè?”

“Ja, alweer.”

Om drie minuten over tien gaat zijn telefoon. Hij bestudeert het nummer – het is de school van zijn zoon. Er rolt een vloek over zijn tong en Noah neemt het gesprek aan – veegt naar het groene telefoontje.

“Ja – hallo?”

“Goedemorgen mijnheer Van de Molen,” hoort hij zeggen, “u spreekt met Brechtje Huurdeman. Ik moet u vragen uw zoon Oscar op te halen. Hij is de rest van de week geschorst wegens onaangepast gedrag.” Er valt een korte stilte. “U ontvangt nog een brief over de kwestie. Het lijkt me het beste als u Oscar direct komt ophalen. Ik heb uw echtgenote al geprobeerd te bereiken, maar die neemt niet op.”

Noah rolt zijn bureaustoel achteruit en probeert te bedenken dat hij mevrouw Huurdeman iets heel anders heeft horen zeggen. Het is onzin. Zijn zoon Oscar die onaangepast gedrag zou vertonen. Onzin.

“Onzin!”, roept hij in zijn telefoon en alle collega’s onderbreken de werkzaamheden.

“Nou, daar ben ik het anders niet mee eens, hoor,” zegt mevrouw Huurdeman. “Ik moet zo meteen de klas van juffrouw Annabel overnemen – ze is in overspannen toestand naar huis gegaan en dat komt allemaal door uw zoon Oscar.”

Noah wil iets zeggen over labiele persoonlijkheden, maar bijt op zijn tanden. Het lijkt hem geen erg geschikt moment om nieuwe conflicten aan te gaan.

“Ik  – eh – ik kom eraan.”

“Dank u,” zegt ze. Hij had moeten vragen wat er is gebeurd, maar dat kan straks ook nog – op school. Zijn telefoon verdwijnt in zijn broekzak en hij schakelt zijn computer weer uit – niet veel gedaan. “Ik ga er vandoor – mijn zoon schijnt iets uitgespookt te hebben op school en is nu geschorst.”

“Waarom?”, vraagt Nadia – nieuwsgierig als altijd.

“Geen idee – dat ga ik zo meteen horen.”

Noah pakt de rugtas op en grist zijn jas van de kapstok. Terwijl hij naar de auto loopt, probeert hij Hannelore te bellen. Na de tweede keer, belt ze zelf terug. Hij heeft de motor al gestart – en schakelt de radio uit. “Oscar is geschorst,” zegt hij.

“Wát?” Slechts één woord. Meer niet. Eén lange verbaasde kreet.

Onaangepast gedrag – wat het ook moge betekenen. Ik ga nu onderweg om hem op te halen. Hij schijnt juffrouw Annabel in de ziektewet te hebben gejaagd.”

“En je werk dan?”

“Geen idee. Thuiswerken, denk ik. Er is geen andere oplossing.”

“Hou je me op de hoogte? Ik ben heel benieuwd naar zijn verhaal.”

“Anders ik wel. Ik bel je nog. Dag hoor.

Hij beëindigt het gesprek, stopt zijn telefoon weg en geeft gas. Binnen vijf minuten is hij op de snelweg en na de ochtendspits heeft hij veel minder tijd nodig voor de rit. Bovendien eindigt zijn invoegstrook aan het begin van de tunnel. Oscar is een jongen van elf jaar – heeft lichtblond haar, heldere blauwe ogen – leeftijdgenoten groeien sneller. Oscar is één van de kleinste jongens in zijn klas, maar hij beschikt over een dodelijk scherpe tong. Daarom vraagt Noah zich af wat zijn zoon deze keer heeft geroepen naar juffrouw Annabel. Ze is ziek naar huis gegaan – verdorie. Het kost hem bijna twintig minuten om de school te bereiken. Noah parkeert voor de hoofdingang – stapt uit – hij vergrendelt de portieren en gaat het gebouw binnen.

“Ah, mijnheer Van de Molen,” zegt mevrouw Huurdeman die met uitgestoken hand naar hem toe komt lopen – ze is een oudere dame met lang grijswit haar. “Fijn dat u zo snel hebt kunnen komen.”

“Ik vind het een vreemd verhaal.”

“Oscar is een zeer intelligente jongen die een heleboel dingen veel sneller door heeft dan zijn leeftijdgenoten,” zegt mevrouw Huurdeman. “Zo wisten we als collega’s allang dat juffrouw Annabel meisjes veel leuker vindt dan jongens, maar de leerlingen waren absoluut niet op de hoogte. Tot vandaag dan. Nu weet iedereen het. Nu blijkt ze als zestienjarig meisje ook nog eens verkracht te zijn door een vriend van de familie – en dat wisten we dus echt niet. Uw zoon flapt het er gewoon uit – in een volle klas – zonder blikken of blozen.”

“Maar om Oscar dan meteen te schorsen.”

“Ja, ik vind het ook heel vervelend, maar het moet – ik kan moeilijk anders – ik doe het om de rust terug te laten keren op school – want Oscar blijkt – tja, hoe moet ik dat zeggen – hij beschikt over een soort voorkennis. Hij weet gewoon dingen. Begrijpt u wel?” Mevrouw Huurdeman stopt met praten en kijkt vragend naar Noah die haar niet snapt.

“Nee.”

“Een andere juf had een slechte relatie – als collega’s wisten we nergens van – ze werd zelfs regelmatig geslagen – nu niet meer, toen nog wel – Oscar vroeg haar een keer waarom ze zich liet afranselen door die imbeciel. Ik heb het verhaal net pas voor de eerste keer gehoord. Ze schaamde zich!”

“O jee.”

Inderdaad – o jee – u moet eens met uw zoon Oscar gaan praten, want hier worden mensen erg nerveus van. En – ik bedoel – hoe komt uw zoon potverdorie aan die wijsheid? Twee voorbeelden van kennis die de juffen nooit eerder met andere mensen hadden gedeeld – het is echt ongehoord.

Noah kijkt in de gang, maar alle klassen zijn ijverig bezig – deuren zijn gesloten – en Oscar is nergens te zien. “Mijn zoon moet het ergens hebben opgevangen – het moet gewoon – één zo’n kennisfeitje zou hij van iemand gehoord kunnen hebben, twee van die dingen is geen toeval meer. Ik ga uitzoeken wat er aan de hand is.”

“Graag,” zegt mevrouw Huurdeman, “want – nog een paar van die incidenten en ik heb al mijn onderwijzers in de ziektewet zitten. Het gaat wel erg snel zo.”

“Breng me nu maar eens bij Oscar,” zegt Noah die een grijnslach moet onderdrukken. Zijn zoon is altijd al een bijdehand ventje geweest. “Eens kijken wat hij allemaal te zeggen heeft.” Toch overheerst de verbazing, omdat de directrice zijn zoon heeft geschorst. Het is een maatregel die erg ver gaat. Mevrouw Huurdeman trekt de deur van haar kantoor open en Oscar kijkt al om – de jongen reageert alsof hij thuis op de bank zit en net zijn moeder heeft horen vragen of hij misschien limonade lust.

“Ik kan er echt niks aan doen, hoor,” zegt Oscar.

Noah vraagt zich af hoe zijn zoon aan zulke kennis is gekomen. Wie heeft hem verteld over de seksuele voorkeur van zijn onderwijzers en verkrachting door een vriend van de familie? Hoe weet hij dat een andere juf regelmatig wordt geslagen? Geen kennis die normaliter de wereld van een elfjarige jongen bereikt. Noah zou erg boos moeten zijn op de school èn zijn zoon, maar de situatie verontrust hem enigszins – er klopt iets niet. Zijn zoon Oscar is geen jongen die er genoegen in schept om andere mensen het bloed onder de nagels vandaan te halen. “Gefeliciteerd, jongen,” zegt Noah. “Je hebt iets voor elkaar gekregen wat mij zelfs nog nooit is gelukt – geschorst van school.”

“Gaan we nu naar huis?”

“Ja,” zegt Noah, “en ik ga je aan het werk zetten. Ik zorg er wel voor dat je je niet verveelt.”

“Twee daagjes thuis,” zegt mevrouw Huurdeman, “een mooie afkoelingsperiode, lijkt me. Je ouders krijgen de tijd om uit te zoeken wat je in hemelsnaam heeft bezield, want ik snap het niet.”

Oscar wil er een antwoord op geven, maar bedenkt zich vrij snel – Noah staat met gespreide benen en handen op zijn heupen. Hij kijkt zwijgend neer op zijn zoon en hoeft geen lelijke woorden te roepen. Het is voor zijn zoon duidelijk dat vader Noah zich absoluut niet amuseert. “Misschien moet je van je eigen zakgeld mijn snipperdag vergoeden, ventje.”

“Maar dat mag niet!”, roept Oscar die opstaat en zijn jas begint aan te trekken. “Da’s een heleboel geld.” Hij heeft zijn jas niet eens dicht en begint naar de deur te lopen, maar Noah wijst naar de rugtas die bij het bureau is blijven staan. “O – ja,” zegt Oscar.

Oscar loopt al bij de buitendeur – mevrouw Huurdeman zegt: “Hopelijk zegt hij iets tegen u – zijn vader – want hij laat geen woord los over zijn bronnen – echt, helemaal niets – geen wóórd.”

“Ik ben het niet geweest,” zegt Noah, “daar mag je op vertrouwen. Geen idee wat voor levens die mensen hebben en het boeit me ook weinig, zolang ze hun werk maar goed doen.”

“Mijn verontschuldigingen, mijnheer Van de Molen,” zegt mevrouw Huurdeman. “Ik moet echt de rust op school weer herstellen. U moet – denk ik – vooral uitzoeken hoe Oscar aan al die wijsheden komt – wie hemt alles heeft verteld, want die persoon is echt niet goed bezig.”

“We houden contact,” zegt Noah, “want ik probeer er zelf ook iets van te begrijpen..” Hij speelt met zijn autosleutel. Langs de muur hangen jassen van leerlingen. “Misschien snapt Oscar het zelf niet eens.” Hij begint naar de uitgang te lopen. “Ik wil hem morgen alweer in de klas hebben – wat je er ook van vindt. Zodra ik heb uitgezocht wat er precies is voorgevallen – krijg je hem weer terug.”

“Ja – prima,” zegt mevrouw Huurdeman.

Hij verlaat het schoolgebouw – zijn zoon wacht al bij de auto – Noah ontgrendelt de portieren en ze stappen in. Sleutel gaat in het contact, maar hij wacht met starten van de motor. “Enig idee waarom je geschorst bent, Oscar van de Molen?”

“Ik ben brutaal geweest,” zegt Oscar die zijn autogordel vastklikt – rugtas staat tussen zijn benen.

“Dat ook, ja. Wat nog meer?”

“Omdat ik al die dingen heb gezegd – verteld.”

Noah laat zijn rechterhand rusten op de handrem. Mevrouw Huurdeman vertelde heel duidelijk dat hij dingen wist die Oscar onmogelijk kon weten, omdat de juffen zich schaamden voor wat hen was overkomen. Ook onderwijzeressen zijn gewone mensen die vreemde dingen meemaken. “Dat hebben ze je dus gewoon verteld?”

“Ja.”

“Wanneer?”

“Juf Annabel vertelde er vanmorgen iets over,” legt Oscar uit. “Ik heb alleen gezegd dat ik het helemaal niet erg vind dat ze een vriendin heeft – een vriend of een vriendin – wat maakt dat nou uit? Wat die ene man heeft gedaan – dat is wel heel erg rot.”

“En dat heeft juf Annabel allemaal in de klas verteld?”

Vreemd verhaal en het wordt steeds vreemder. Mevrouw Huurdeman heeft meer dan dertig jaar ervaring in het basisonderwijs. Niet iemand die over één nacht ijs gaat. Er moet iets vreemds zijn gebeurd. Dat moet gewoon. Maar Oscar vertelt ook de waarheid. Zijn zoon is geen leugenaar.

“Ja.”

“En de andere leerlingen dan?”

“Hoezo? Wat bedoel je?”

“Wat zeiden of deden je klasgenoten, toen juf Annabel haar verhaal vertelde?”

“Dat weet ik niet.”

Je weet het niet. Waren jullie soms met zijn tweeën op de gang?”

“Nee. In de klas. We waren allemaal in de klas.”

“Oscar – ik mis nog een stukje informatie in je verhaal. Er klopt iets niet.”

“Ik ben geen leugenaar. Dat zei je net zelf.”

Nee, dat heeft Noah helemaal niet gezegd, wel gedacht, maar hij heeft de woorden absoluut niet keihard uitgesproken. Oscar begint over een gedachte die zijn vader heeft gehad. Enkele ogenblikken terug. Nee, Noah heeft het niet gezegd.

“Nee, dat heb ik niet gezegd. Ik heb het hoogstens gedacht. Dat wel. Ik heb die woorden niet uitgesproken.”

“Net als mijn tas. Ik was bijna mijn tas vergeten en je zei dat ik hem mee moest nemen.”

“Ik heb naar je tas gewezen, Oscar. Meer niet.”

“Dus je hebt het echt niet gezegd?”

‘Nee, ventje, ik heb het echt niet hardop gezegd.’

Noah start de motor van zijn auto en trapt het gaspedaal in. Mevrouw Huurdeman staat bij het raam te kijken en lijkt hun gesprek te willen volgen. ‘Zou ze kunnen liplezen?’ Het is rustig op straat. Noah zet de autoradio aan – radio2. Oudere muziek. ‘Godverdomme.’ Hij laat het gaspedaal weer omhoog komen, want het stoplicht gloeit fel rood.

“Mevrouw Huurdeman denkt dat je alles van een iemand hebt gehoord. Dat denken ze allemaal. Het probleem is een beetje dat ze niet goed snappen hoe je aan je informatie bent gekomen. Ik ben bereid te geloven dat je de waarheid spreekt. Juf Annabel is ziek naar huis gegaan, omdat jij iets hebt gezegd. Niemand anders wist ervan. Alleen je juf en jij.”

Oscar kijkt naar zijn vader – Noah houdt het stoplicht in de gaten, maar kijkt ook vlug opzij. Stoplicht verandert in groen – Noah geeft gas – motor gromt dreigend. “Een andere juf werd mishandeld door haar vriend. Twee mensen wisten ervan. De juf en haar vriend. Jij weet het nu ook. Beide juffen beweren er nooit met iemand over te hebben gesproken. Snap je me? Ik weet dat je nooit tegen me liegt. Ik heb je nooit op een leugen betrapt.”

‘En als Oscar zelf niet eens snapt wat er gebeurt? Hij is nog erg jong. Hoe kun je dan verwachten dat Oscar alles in één keer goed begrijpt?

Oscar speelt met het koordje van zijn capuchon.

“Vind je het leuk op school?”

“Ja – natuurlijk.”

Nou ja, hij haalt hogere cijfers dan verleden jaar, toen er een onderwijzeres voor de klas stond wier bloed hij wel kon drinken. Tot vandaag ging het allemaal prima. Geen probleem. Tot nu dan. Oscar lijkt het ware verhaal niet eens uit te kunnen leggen. Of hij snapt het wel degelijk – en weigert het te zeggen. Hij draait er eindeloos omheen.

“Ik hou van muziek,” zegt Oscar. Er speelt een nummer van de Beatles op de radio. Lady Madonna. “Mag ik een muziekinstrument leren spelen, papa? Ik vind piano wel erg leuk.”

Noah geeft geen antwoord en concentreert zich op het verkeer dat drukker begint te worden. Oscar, school, twee juffen met geheimen die ze nooit aan een levende ziel hebben verteld, zeker geen jongen van elf jaar oud die het goed doet op school.

“Papa?”

“Ik hoor je wel, hoor, jongen, maar ik zit nog na te denken over je school en juf Annabel die je de ziektewet in hebt gejaagd.”

“O – ja.” Oscar kijkt uit het raam en sabbelt op het koordje van zijn capuchon. “Maar een piano zou ik erg leuk vinden,” zegt hij. Zijn stem is bijna niet te horen. “Als ik naar muziek luister, zijn de stemmen veel minder – dan hoor ik ze bijna niet meer.”

Noah kijkt een ogenblik opzij en concentreert zich dan opnieuw op het verkeer – hij stuurt zijn auto naar rechts en stopt – het is geen parkeerplaats. Gelukkig rijdt hij niet op de snelweg – nou ja – hij had op de vluchtstrook kunnen stoppen. “Welke stemmen?”, vaagt Noah die naar zijn zoon blijft kijken. Oscar vindt het muurtje van een oud huis ineens erg boeiend. “Kijk me eens aan, Oscar. Je zei net iets heel belangrijks. Welke stemmen bedoel je?”

“Ik zeg het een beetje verkeerd,” verklaart Oscar, “want dat heb ik opgezocht – verleden week al – stemmen horen is iets heel anders – ik hoor de mensen praten, terwijl ze hun lippen niet bewegen. Hun stemmen klinken ook anders. Heel vreemd is dat.

‘O my God,’

‘Oscar zorgt ervoor dat de televisie geen zinloze aankoop is. Hij kijkt heel erg veel en vindt alles mooi, zolang het maar beweegt en herrie maakt.’

“Daarom begin je ineens over een piano.”

“Ja,” begint Oscar ineens te babbelen, “een echte wel te verstaan – geen keyboard, want ik haat die dingen – ik vind keyboards in één woord vreselijk.”

“Je gaat te snel, ventje,” zegt Noah, “ik zit te denken aan stemmen die je hoort.  Wat hoor je precies?”

“Woorden – stukjes van zinnen. Soms is het heel verwarrend – soms word ik er bang van.”

“Aan wie heb je dit al verteld?”

“Niemand. Ik durf niet. Jij bent de eerste.”

“Hier gaat je moeder héél erg van opkijken,” zegt Noah.

“Zal mama boos worden?”

“Nee, absoluut niet. Daar hoef je niet bang voor te zijn.”

“O – gelukkig.”

“Kun je nu horen wat ik denk?”, vraagt Noah. Auto’s blijven langs rijden. Sommige bestuurders claxonneren langdurig, maar Noah negeert hen. Zijn zoon is belangrijker dan een ongemakje in het verkeer. Auto staat wel erg ongelukkig. Dat wel.

“Heel onduidelijk – erg ver weg – geen echte woorden – en dat komt door de muziek.”

“Ik heb die obsessie van jou voor geluid altijd erg vreemd gevonden – zowel je moeder als ik hebben dat nooit gehad. Nu begrijp ik het tenminste.” Hij schakelt de radio uit – ‘een heel bijzonder talent.’

“Is dat echt zo, papa? Een bijzonder talent?”

“Je zou misschien wel eens de enige jongen op aarde kunnen zijn die de gedachten van andere mensen leest – of hoort. Een telepaat. Zo heet dat.”

“Dus ik ben een telepaat?”

“Ja,” zegt Noah die over zijn linkerschouder kijkt – er komen geen auto’s aan – nog niet tenminste. Hij geeft gas en begint weer te rijden. “En ik vind het goed als je er met je moeder en mij over praat, maar andere mensen mogen er niets van weten – dat mag je nooit vergeten! Niet iedereen zal het begrijpen. Er zullen ook mensen zijn die misbruik van je gave willen maken. Omdat je nu eenmaal kunt wat je kunt. Snap je dat, Oscar? Er zijn ook andere mensen op de wereld met andere bedoelingen dan juffen die een hoop hebben meegemaakt en helemaal geflipt naar huis rennen als een jongen van elf hun geheim heeft ontdekt. Ik neem aan dat je het niet kunt uitschakelen – als een radio – aan en uit?”

 “Nee, dan moet je muziek aanzetten.”

“Daarom wil je een piano,” zegt Noah, “nou, ik denk dat die piano er zeer snel zal komen.”

“Gaaf,” zegt Oscar die zijn vuist erbij balt.

Noah stopt voor een nieuw stoplicht. Er staan drie auto’s voor de zijne. Een bestelbusje blindeert zo ongeveer zijn achterruit. “Je moet me twee dingen beloven.”

“Oké’,” zegt Oscar die er kort bij knikt

“Nee – niet óké, want je hebt nog niet gehoord wat ik wil gaan zeggen.” Auto’s beginnen weer te rijden. Oscar lacht heel even en kijkt naar zijn vader. “Twee regels. Eén. Je vertelt niemand over je gave – je mag er alleen met je moeder en mij over praten. Twee – je mag niemand confronteren met je kennis. Gevolgen zijn niet te overzien als dit per ongeluk uitlekt.”

“Wat gebeurt er dan?”

“Daar wil ik nu nog niet aan denken.”

“En juffrouw Brechtje?”

“Moet ik goed over nadenken. Hoe we dàt gaan uitleggen. Je moeder en ik zullen er een hele kluif aan hebben om dáár iets zinnigs van te maken zonder de waarheid weg te geven – en jij moet er je mond over houden, ventje.

Noah zet de radio weer aan. Vanaf vandaag zal er altijd muziek klinken in hun huis. Altijd. Hij gaat de wijk binnen – een onhandige doolhof van straten die een buitenstaander zonder navigatie tot wanhoop kan drijven. Noah parkeert de auto voor de garagedeur. Ze stappen uit – deur gaat al open – moeder Hannelore stapt naar buiten. “En?”, vraagt ze. Een vrouw met lichtblond geverfd haar.

“Ga jij eens naar binnen, ventje – en zet de radio aan,” zegt Noah. “Je hoeft ons niet te horen.”

“Oké,” antwoordt Oscar die meteen verder loopt.

Hannelore kijkt ietwat verbaasd naar haar zoon die zijn jas op de trap laat vallen met rugtas erbij – Oscar staat geen seconde stil.

“Wat is er aan de hand?”, vraagt ze.

Hij legt zijn hand op de schouder van Hannelore en dirigeert zijn echtgenote zachtjes naar binnen.

“Je moet bedenken dat ik heel, héél erg serieus ben – dus geen grappenmakerij. Wil je dat onthouden?”

“Ja – natuurlijk – maar wat – ?”

“Oscar is telepathisch begaafd.”

“Telepathisch wat?”, vraagt Hannelore. Haar ogen beginnen in eerste instantie te twinkelen – mondhoeken gaan omhoog, maar ook meteen weer omlaag – wenkbrauwen vormen twee strenge lijnen. Ze slaat een hand voor haar mond en lijkt zelfs achterover te vallen. Ze raakt de muur. “Dàt verklaart een heleboel! Nu begrijp ik het.”

“Hoezo?”

In de huiskamer klinkt muziek – vrij hard trouwens – muziek van de Beatles. Noah en Hannelore kijken allebei heel eventjes om, maar laten zich niet afleiden.

“Hij komt wel eens met opmerkingen – reacties op dingen die ik heb gedàcht, maar nooit gezegd. Ik heb er wel eens over na liggen denken en besloot toen dat hij gewoon erg slim is. Een heel slim ventje, zoals jij zou zeggen.”

“Hij is ook slim,” zegt Noah. “Maar ook anders.”

Man en vrouw betreden de woonkamer van hun huis. Zoon Oscar zit op te bank te wachten. Zijn handen liggen geduldig op zijn dijbenen. Zon verdwijnt achter een wolk er zeilt een schaduw door de kamer. Noah begrijpt dat er slecht weer op komst is. Wind en regen.

Hannelore neemt tegenover haar zoon plaats – Noah gaat naast zijn vrouw zitten – hij pakt de afstandsbediening en schakelt de radio uit. “Het is belangrijk dat we goed kunnen praten geen geheimpjes. Afgesproken?” Oscar knikt enkele malen met zijn hoofd.

Zou jij het weten? Als je kind een bijzondere, afwijkende gave heeft? Zou je het weten? Ja, natuurlijk. Al zou Noah het fijner hebben gevonden als zijn zoon gewoon goed had kunnen voetballen, maar Oscar is geen voetballer. Hij houdt van geluid en is telepathisch begaafd.

Noah kijkt uit het raam – heel even, slechts enkele seconden. Hannelore en Oscar volgen zijn kijkrichting. Ze zien het alle drie gebeuren. Er is slecht weer op komst.

 


Plaats een reactie