Er was eens een vlinder in het prille najaar. De gure herfstregens waren toen nog niet begonnen. Het waaide amper. Desondanks begaven zeer vele mensen zich gehuld in warme wollen truien buitenshuis. De zon scheen onbarmhartig op de grote ruiten van het gebouw waar de schrijver woonde.
Op zekere dag, het was een donderdag in september, betrad hij zijn woonkamer en ontwaarde een vlinder die wanhopig rond dartelde. Het dier behield zijn gratie. Daarom dartelde hij ook rond. Herhaaldelijk vloog hij naar het raam waar de wereld op hem wachtte. De schrijver nam een beslissing over zijn toekomst. “Buiten ga je dood,” constateerde hij.
Hij begon nu in een vreemde gemoedstoestand te geraken en hij vloog van het licht af regelrecht het duister in – hij deinsde terug en begaf zich weer in omgekeerde richting en nestelde zich achter het glasgordijn.
Een ogenblik later ratelde zijn typemachine. De stilte keerde terug toen hij dacht zijn verhaaltje te hebben afgerond. Onder het inschenken van een beker koffie, kwam hij naar hem toe. Vleugels bewogen onhoorbaar.
‘Hierbinnen ben je ook ten dode opgeschreven,’ dacht hij en hij liet hem buiten – de wereld ingaan.
(c) Jos Smies, september 1992
Plaats een reactie