Arthur, oftewel: niet alles gaat altijd geheel volgens de verwachting

Arthur balanceerde op de rand van de dakgoot.

Dat deed hij altijd wanneer hij kwaad was geworden, omdat hij zijn zin niet kreeg.

Natuurlijk was zijn moeder hem, zoals altijd, achterna gelopen. De deur had hij voor haar neus  dicht gesmeten en zoals altijd had ze gesmeekt hem weer open te doen.

Het was al zo vaak gebeurd dat hij precies wist wie wat aan het doen was, wanneer hij zijn vlucht naar het dak had ondernomen.

Hij wist heel zeker dat zijn vader de krant zat te lezen. De actualiteiten had hij onder zijn fauteuil geschoven, want alleen de sport mocht zich in zijn belangstelling verheugen. Moeder zou nu snel naar beneden lopen. Hij kon haar natuurlijk niet horen lopen, maar dat hoefde ook niet. Hij wist het gewoon. Zijn broertje zat huiswerk te maken. Broertje kon zich eindelijk concentreren. Na alle ruzies was de stilte een verademing. Moeder zou, eenmaal beneden, proberen haar echtgenoot tot actie aan te zetten. Spoedig zou ze tot het besef komen dat het vergeefse moeite was. Ze zou naar buiten gaan en zich bij de toeschouwers voegen op straat en roepen of hij alsjeblieft naar binnen wilde gaan om het uit te praten.

Hij lachte.

Het gebeurde altijd zo.

En zoals altijd was het einde van het liedje elke keer hetzelfde. Hij kreeg gewoon zijn zin. Zoals altijd.

Ineens begon de dakgoot te kraken. Hij verloor zijn evenwicht en viel.

Tijdens zijn val voelde hij alleen een snijdende wind – alsof duizenden duiveltjes met evenzovele messen in zijn lijf sneden.

Vandaag kreeg hij zijn zin dus niet.

(c) Jos Smies, 1983

 


Plaats een reactie