Aan de kleur van je ogen kan ik zien of je doodgaat. Het is geen echt uniek talent en met paranormale begaafdheid heeft het niets te maken. Er zijn wel meer mensen die dat kunnen, vaak zijn ze wat ouder en hebben ze het een en ander meegemaakt. Ik ontdekte het in een fitnesscentrum, enkele jaren geleden. Een man klaagde over zijn gezondheid, een veertiger die heel wat specialisten had versleten. In geen enkel ziekenhuis konden ze hem vertellen wat hem nou precies mankeerde. Natuurlijk deed ik of ik niet luisterde. Volgens mij deden alle aanwezigen alsof ze niet luisterden. Hij vestigde zijn hoop op een groep Belgische specialisten. In Luik. Een kwartier later keek ik hem toevallig recht in de ogen en constateerde geschokt dat hij zwarte ogen had – of vissenogen. Op dat moment had ik hem kunnen vertellen wat die specialisten niet hardop hadden gezegd. Hij was inderdaad erg ziek en ging dood.
Ik zag die man in het fitnesscentrum en begreep voor het eerst wat mijn moeder me had proberen uit te leggen. Een jaar eerder was ze er onverwacht over begonnen. Ze keek tv en zag een bekende Nederlandse politica met opvallende donkere ogen. Ik kwam juist binnen en bleef naast mijn moeders stoel staan. Er was iets aan die ogen waardoor ze over haar pas overleden echtgenoot begon te vertellen – mijn vader. “Hij zou meteen hebben gezegd dat ze zwarte ogen had. Die is binnen een jaar dood. Hij kreeg altijd gelijk.” Nou ja, niet iedereen is uitgerust met die gave. Mijn moeder zag het bijvoorbeeld echt niet.
Lang geleden gingen we een keer op bezoek bij een oma die op sterven lag. Toen we naar huis gingen vroeg ik of mijn vader dacht dat ze snel zou overlijden. Hij schudde zijn hoofd. “Nee, haar ogen staan nog veel te helder.” Die oma leefde nog enkele jaren.
Zo rond mijn achttiende verjaardag kreeg ik belangstelling voor handlijnkunde. Ik leende elk boek dat de bibliotheek had staan over het onderwerp en leerde alles wat erover te leren viel.
Mijn geheugen verleent me zekere privileges, weet je, ik onthoud vrijwel alles. Na de theorie werd het tijd om de praktijk te beproeven. Ik heb een broertje, hij is zes jaar jonger dan ik en verstandelijk gehandicapt. Op zekere dag pakte ik diens linkerhand en begon uitgebreid de lijnen op zijn handpalm te bestuderen. Het was ’s avonds laat. Mijn broertje leende me probleemloos zijn hand. Ik keek en besefte dat hij voor zijn veertigste verjaardag zou sterven. Ouder kon hij niet worden. Ergens tussen zijn vijfendertigste en veertigste jaar zou hij doodgaan. Zeker.
Ik ben me te pletter geschrokken. Hij snapte totaal niets van mijn reactie – zoals hij nog nooit ergens iets van heeft begrepen. Wel besloot ik me vanaf die avond verre te houden van toekomstvoorspellingen en alles wat met de dood te maken had.
Het is een jeugdig voorrecht. Ik weet het.
Leven is alles en dood heel ver weg. Misschien leef je inderdaad maar één keer, maar dat ene leven duurt dan wel eeuwig voort. Misschien keert je ziel weer terug. Vandaag een man, morgen vrouw; vandaag miljonair, morgen zwerver. Je wordt datgene wat je het meest haat. Misschien bedoelen ze dat met de hel. Vandaag levend, morgen dood.
Gelukkig ben ik heel goed in onthouden èn vergeten. Dus ik vergat de onderbroken levenslijn van mijn broertje, verdreef de ogen van mijn oma naar het meest onherbergzame domein van de menselijke geest.
Tot die ene dag in het fitnesscentrum de schellen voorgoed van mijn ogen vielen.
Ik weet niet of je zoiets lotsbestemming moet noemen. Gedoemd te zien wat ik helemaal niet wil zien. Hoelang kun je jezelf wijsmaken dat alles hetzelfde blijft en er nooit iets zal veranderen? Ik ben gescheiden, mijn vader werd ziek en stierf aan de gevolgen van kanker, ook al bleef hijzelf tot het einde roepen dat er niks aan de hand was. Anderhalf jaar lang probeerde mijn moeder de brokstukken van haar leven bijeen te rapen, vol goede moed op weg naar enkele mooie jaren. Ik heb nooit haar zwarte ogen gezien. Wel de blauwe plekken op haar armen, stille getuigen van ziekenhuisopnames en prednison. Ze aanvaardde het einde, beëindigde jarenlange vetes en sloot haar ogen.
Maar mijn kleine broertje leefde in het gelukkigste universum, namelijk volmaakte onwetendheid. Ze zeiden dat hij wist wat er was gebeurd met vader en moeder. Hij wist nergens van. Mijn vader ging elke woensdagavond met hem wandelen, dan reed hij in zijn auto naar de Groote Cingels en ging een stukje lopen met zijn jongste zoon. Mijn broertje heeft na de dood van zijn vader nog maandenlang op het bankje voor zijn huis zitten wachten. Elke woensdagavond. Maandenlang. Wachtend op iemand die nooit meer zou komen. Daarna begon hij te vergeten en vergeten is nu eenmaal een zwaar onder gewaardeerde eigenschap.
Ik vergat bijvoorbeeld dat hij makkelijk ziek werd en mijn broertje kreeg de griep die gaandeweg veranderde in een ellendige longontsteking. In het ziekenhuis staarde hij ons aan met de helderste ogen die ik ooit had gezien. Deze man kon niet doodgaan en toch gebeurde het. Ondanks die akelig heldere lichtblauwe ogen van hem. Ze staarden me aan, heel geruststellend, alsof hij wilde zeggen dat er niks aan de hand was. ‘Alles komt goed,’ zeiden ze.
Natuurlijk kwam het niet meer goed. Hij begreep net zoveel van zijn eigen dood als al het andere in zijn leven – helemaal niets.
Die ervaring in het fitnesscentrum veranderde voor mij wel het een ander. Vanaf die dag kon ik het zien.
Enkele dagen later liep ik naar de Oude Gracht in Utrecht. Ik kwam via een landerige roltrap op het centraal station terecht. Iets verderop lag er links een oude drankenhandel, rechts keken gezonde jongens en meisjes vanaf kleurrijke billboards naar tientallen en misschien wel honderden passanten.
Niet zo lang geleden zei ik tegen een Marokkaanse collega dat een mens maar één keer leeft. Hij schudde ontkennend zijn hoofd, ik hoopte nog dat hij er een flauw grapje in zou zien, maar hij bleef ernstig. “Nee, dat is niet waar. Je leeft twee keer. De eerste keer op aarde, daarna voor eeuwig in de hemel.” Een bewonderenswaardige zekerheid. Ik vind het heel mooi als je dat kunt geloven, echt waar.
Die middag op het centraal station zag ik continu mensen met zwarte ogen. ‘s Avonds op tv zag ik een bekende oudere componist wiens ogen wel matzwarte ovalen leken. Ik begreep ineens hoe die personages in horrorfilms zijn ontstaan die met exact dezelfde zwarte ogen hongerig naar knappe jonge vrouwen loeren. Misschien vermijd ik sindsdien wel drukke plaatsen, wil ik geen mensen meer recht in de ogen kijken, omdat ik alleen maar stervende mensen zie lopen. Winkelende mensen, lachende gezichten, ogen die allang dood zijn. Ik hoef er geen lijnen op handpalmen meer voor te zien.
Toch blijven die heldere blauwe ogen van mijn broertje me bezighouden. Ze hadden toch zwart moeten zijn? Elke dag zijn we er geweest – mijn oudste broer en ik. We zagen ons jongste broertje heel geleidelijk afglijden naar de eeuwigheid, misschien naar zijn komende tweede leven. Nooit waren diens ogen gitzwart – altijd helderblauw – onschuldig blauw. Het is vreemd. Ik had me nooit gerealiseerd dat zijn ogen zo lichtblauw waren tot het te laat was. Blijkbaar had ik hem nooit eerder goed genoeg aangekeken. Ik gun hem een herkansing, zodat hij toch nog eens alle dingen kan doen die hij sowieso nooit heeft kunnen dromen. Mijn broertje als lid van een beruchte motorclub. Een ander leven, maar dan hier op aarde, omdat er geen hemel bestaat waar hij heen kan gaan. Of waar ik heen kan gaan. Of waar wie dan ook heen kan gaan. We blijven waar we al zijn. Hier – op aarde. Een eeuwigdurende cyclus van leven, doodgaan en opnieuw geboren worden. Een andere definitie van het begrip ‘hemel’; net zo lang terugkeren op aarde tot een mens volmaakt gelukkig doodgaat.
Ik kan aan de kleur van je ogen zien of je doodgaat. Heel vaak zijn dat zwarte ogen – die getuigen van een onvervuld verlangen. Er wacht een herkansing. Nieuwe onbekende werelden en uitgestrekte zeeën die helderblauw oplichten onder een stralende warme zon, sierlijke grijze lichamen die onbekommerd door het water glijden.
Ik kan aan de kleur van je ogen zien of je doodgaat. Een heel enkele keer zijn dat lichtblauwe ogen – ogen die getuigen van een voltooide cyclus. Einde.
4 mei 2014
14 maart 2016 at 23:13
Dit is op korte verhalen & feuilletons herblogd.
LikeLike