De snelweg lag er verlaten bij. Lantaarns waren er bijna niet. De maan verdween regelmatig achter bomen. Puck stuurde zijn auto naar links, het was niet eens zo vreselijk laat, maar hij had een drukke tijd achter de rug. Muziek stond hard aan. Red Hot Chili Peppers. Californication. Hij had een lang weekend voor de boeg, maandag en dinsdag ook vrij. Telefoon stond op ‘stil’, een ideale manier om rustig aan enkele vrije dagen te beginnen.
Een Ford met buitenlands kenteken reed hem voorbij, minstens 170 kilometer per uur, dus die dwaas dacht dat een prent hem nooit zou kunnen bereiken.
De vermoeidheid begon hem al een beetje in te halen. Hij trapte het gaspedaal verder omlaag en passeerde enkele vrachtwagens. Net voorbij een flauwe bocht stuurde hij weer terug en vloekte binnensmonds, omdat hij nu achter een motor reed. Hij hield er niet van, wilde er zo snel mogelijk langs, tikte de richtingaanwijzer omlaag en begon in te halen, wat die motorrijder ook meteen deed. Puck vloekte en niet binnensmonds. Hij overstemde de zanger van de Red Hot Chili Peppers en sloeg op het stuur.
Die vent op die motor begon slingerende bewegingen te maken en Puck vroeg zich af of die mafketel soms een spelletje wilde spelen. De snelweg was geen speelplaats.
Laat gaan, het kerkhof ligt vol met zulke idioten.
De motorrijder keek enkele seconden in zijn spiegel. Puck dacht tenminste dat hij dat deed. Ze loerden naar elkaar. Wat net iets te lang duurde.
Toen kwam die lul met zijn middenvinger.
Gedurende een enkele seconde, meer niet, echt, langer duurde het niet en Puck overwoog of hij die zak in de vangrail zou rijden.
Hij schrok er zelf van en liet het gaspedaal omhoog komen. Puck zette een knop verder naar links waardoor er koude lucht de auto in begon te stromen.
Terwijl hij zijn rust probeerde te hervinden, liet ook die vent zijn snelheid teruglopen.
En opnieuw die ellendige middenvinger.
Puck slaagde er niet eens in te bedenken hoe deze rotzooi was begonnen.
Niet meer dan enkele meters voor hem reed een onbekende kerel op een zware motor die zijn middenvinger naar hem op bleef steken.
Gewoon… gas geven en die lamzak raken… die kutmotor van hem… dan verloor hij zijn evenwicht… en over een uurtje of zo werd die hufter gevonden omdat een agent op zoek was gegaan naar de bestuurder van die gecrashte motor. Puck zou dan zelf allang thuis zijn en die jongens van de politie zouden nooit weten wat er die nacht was gebeurd. Geen camera’s, geen getuigen… Alleen een vent die in foetushouding naast de vangrail lag. Dat was alles.
Ondertussen begon die lul aardig in de stemming te komen. Hij liet zijn snelheid nog verder terugzakken en stuurde naar links – of rechts, als Puck een kans zag die etterstraal voorbij te rijden.
Hij had zijn schuldgevoelens allang achter zich gelaten. Een laatste restje zelfbeheersing weerhield hem ervan het gaspedaal omlaag te trappen en die vent uit de weg te ruimen.
Die hufter vroeg er tenslotte om en Puck had hem nooit iets aangedaan.
Asociale klootzak!
En die motor had ook weer niet zo’n harde klap nodig.
Alleen een tik en die vent lag er naast.
Gewoon een tik…
Dus… jochie… Jij wil spelen? Oké. Dan gaan we spelen.
Puck trapte het gaspedaal met één nijdige beweging omlaag en constateerde meteen dat de motorrijder hier niet echt op had gerekend. Die lamzak bewoog onhandig, ging normaal achter het stuur zitten en draaide de gashendel omhoog.
Net op tijd, want de bumper van Pucks auto raakte hem al bijna.
Het was immers een spelletje. Hij wilde die preut niet meteen in de vangrail hebben. Het mocht best een tijdje duren. De motorrijder creëerde een afstand van bijna tien meter en keek in de spiegel.
Puck drong niet aan. Een achtervolging zou hij verliezen. Zo’n motor was per definitie sneller. Bovendien wilde hij genieten van het spel. Zijn baan had ervoor gezorgd dat hij vanavond een voetbalwedstrijd had gemist, dus dit leek hem wel een aardig alternatief. Een heel leuk spelletje. Dood de bestuurder, heette het. Zelf bedacht.
Eén ding had die motorjongen nu wel geleerd. Geen middenvinger meer opsteken naar die man in die rode Peugeot. Vond de man in die Peugeot niet zo leuk. Het maakte verder geen verschil meer. Voor Puck stond het allang vast wat er met die kerel ging gebeuren.
Die lul zou nooit meer een middenvinger opsteken naar wie dan ook.
Lange tijd gebeurde er niets. Puck zette het volume van zijn autoradio wat zachter. Mick Jagger zong over de wurger van Boston. Er waren nu eenmaal talloze manieren om iemand vroegtijdig aan zijn eind te helpen. Wurgen was er slechts eentje, zij het een methode die enorme krachtinspanning vereiste. Zo’n motor aantikken verliep veel sneller en zonder getuigen bestond er weinig kans op een vervelende nasleep. Het was een snelweg waar iedere bestuurder veel harder reed dan toegestaan, omdat er geen camera’s waren in dit deel van het land.
De motorrijder liet zijn snelheid weer teruglopen. Kennelijk was hij zijn eerste schrik te boven gekomen.
Nu ging het klieren natuurlijk weer verder.
Ja hoor. Middenvinger. Daar is-ie weer. Godverdomme.
Puck legde beide handen op het stuur. Vroeg of laat zou die lul zijn concentratie verliezen. Een auto die passeerde, politie misschien zelfs, die beide kemphanen ogenblikkelijk op de vluchtstrook zou stilzetten. Puck zou zich gedragen als een vriendelijke bijna vijftiger die flauwe grapjes kon produceren over de ontstane toestand. Inderdaad mijnheer, helemaal mee eens, een misverstand, ja. Hopelijk zouden ze niet al te veel aandacht besteden aan zijn bloedeloze samengeperste lippen of felle blik in zijn ogen. Gelukkig was het donker.
Voor die lamstraal maakte het geen verschil. Zijn leven ging vannacht eindigen. Hier op deze snelweg. Politie was er toch niet.
Er waren twee spelers nodig voor een wedstrijd en die reden hier kort achter elkaar. Klaar voor het eindspel. Puck wachtte nog steeds op dat ene ogenblik, een moment van verwarring, concentratieverlies. Auto’s passeerden, maar de bestuurders schenen geen benul te hebben van het spel dat er gespeeld werd. Die motorrijder had geen idee wat hem boven het hoofd hing. Dat hoopte Puck tenminste.
Eén keer ging die zak naast hem rijden. Effetjes in die auto kijken. Wie zat er eigenlijk in die rode Peugeot? Het was wel een geschikt moment, bedacht hij, maar ook gevaarlijk, omdat hij zijn stuur hard naar links zou moeten gooien. In films liep dat altijd goed af, maar de werkelijkheid was stukken weerbarstiger. Dus ging het spelletje verder.
Puck speelde een glansrol als nerveuze automobilist en deed zelden mee aan wedstrijden of spelletjes, omdat hij zich altijd een slechte verliezer toonde.
De motorrijder reed weer voor hem en keek in zijn spiegel.
Puck zag een auto met grote snelheid naderen. Politie. Kut. Dus toch een scheidsrechter. Dat betekende een afkoelingsperiode. Het spel werd afgebroken.
Hij draaide het volume weer omhoog. Het geluid deed nog net geen pijn aan zijn oren. De motorrijder verhoogde zijn snelheid en ging bijna dertig meter voor de Peugeot rijden.
Zie je, agent. Er is niks aan de hand.
Een misverstand, ja.
Ruzie? Wij? Nee hoor. Ik ben moe, heb hard gewerkt en verlang naar enkele dagen thuis op de bank. Geen behoefte aan gedoe.
Sorry voor de overlast, ja.
De politieauto kwam langszij, verminderde vaart. Agent op passagiersstoel keek naar Puck die beminnelijk glimlachend zijn duim omhoog stak.
Nou, sorry jongens, mocht ik de indruk hebben gewekt dat er iets raars aan de hand was.
Puck stelde uiterst tevreden vast dat de politieauto harder begon te rijden en een tijdje naast de motorrijder bleef hangen. Raampje open. Vraag van agent. Alles oké? Man op motor stak zijn duim op. Ja hoor. Alles in orde.
Het ging precies zoals Puck het zich voorgesteld had – als er dan toch bemoeienis van agenten moest komen.
En toch is het spel afgelopen.
Om te beginnen waren die agenten natuurlijk geen kwajongens. Ze hadden het kenteken van zijn auto èn de motor genoteerd. Daar was geen twijfel over mogelijk. Natúúrlijk hadden ze die gegevens opgeschreven. Er gleed een vloek over zijn lippen. Nog altijd raasde de adrenaline door zijn lijf. Alle gegevens waren bekend.
Die agenten kwamen niet toevallig langs.
Het spel was afgelopen.
De politieauto verdween met hoge snelheid in het nachtelijke duister.
Puck begreep dat er zelfs niks met die motorjongen mocht gebeuren, omdat hij in dat geval een hoop zou moeten uitleggen. Hij dacht aan mensen die het tweetal bezig hadden gezien. Er hadden genoeg auto’s voorbij gereden terwijl ze met hun kat-en-muisspelletje aan de gang waren. De schijn zou altijd tegen hem werken. Hij was gezien en zijn kenteken genoteerd, zelfs als hij door zou rijden, zouden ze hem tenslotte thuis opzoeken. Hij zou op zijn minst het een en ander uit te leggen hebben. Puck wist het en zag dat die motorrijder het ook wist. Oké dan, een gelijk spel, je hebt geluk vandaag, kerel.
Uit de speakers galmde nog steeds harde muziek, deze keer was het iemand die beweerde een walrus te zijn. Puck concentreerde zich op de weg. Zijn vermoeidheid begon heviger op te spelen. De ruzie had veel energie gevergd. Hij liet nog koudere lucht zijn auto instromen. Kijk, dat was stukken beter. Straks mocht hij in slaap vallen. Thuis. Op de bank. Nu niet. Hij moest zichzelf thuisbrengen. De motorrijder leek zijn aandacht eveneens voor hem verloren te hebben en richtte zich op het verkeer en de snelweg.
Nog een paar kilometer te gaan. Zo meteen zag hij rechts het eerste bord dat zijn afslag aankondigde. Daarna was het nauwelijks vijf minuten rijden. Einde afrit rechts. Eerste kruising links. Thuis en eindelijk weekend. Effe kijken of de Chinees nog open was en anders bij de Marokkaan binnenwippen, die ging door tot drie uur vannacht. Een mens moest toch wat eten, nietwaar? Waarschijnlijk zou het shoarma gaan worden, weggespoeld met veel bier.
Puck miste bijna dat ene laatste gebaar, maar die motorjongen wilde het blijkbaar zeker weten. Of hij alles had gezien. Een laatste groet aan die ouwe zak in zijn rode Peugeot.
Dus Puck trapte zijn gaspedaal omlaag – tot de bodem en zijn auto schoot vooruit.
De motorrijder reageerde veel te traag of hij probeerde te snel met zijn linkerhand het stuur weer vast te pakken. Hij verloor zijn evenwicht. De motor raakte uit balans en Puck trapte op zijn rem.
Motor en zijn berijder schoven tientallen meters over het asfalt.
Puck deed direct melding van het ongeluk. Dat wel. Hij kon niet anders.
Nee, mevrouw, geen flauw idee wat er gebeurde, maar ineens ging-ie onderuit.
Hij had hem niet geraakt.
Há, hij had die zakkenwasser nooit geraakt..
Niemand kon zeggen dat hij hem geraakt had.
Het was niet zìjn schuld, want hij had hem niet geraakt.
Puck schakelde zijn alarmlichten in, stapte uit en liep langzaam naar de motorrijder.
Het was niet zijn schuld.
Straks, als hij thuis was, pakte hij een biertje op de goeie afloop.
Hij had hem niet geraakt.
Jos Smies © 24 september 2013
Plaats een reactie