Maandelijks archief: augustus 2013

Kooivoetbal

 

Regels waren er niet. Alles mocht.

Het spel werd gespeeld door twee teams met drie spelers. Een duistere variant op voetbal. Normaal gesproken werd er gespeeld op goed onderhouden grasvelden. Nu waren het duistere achterafstraatjes. Flatgebouwen zonder liften en balkons vormden muren van steen, een perfecte barrière. Auto’s kwamen rond middernacht de wijk binnen, koplampen waren zoeklichten die een kooi zochten. Het adres was kort van tevoren vrijgegeven en daar moest stevig voor betaald worden. Het waren grote bedragen die tevens als inleg dienden.

Kooivoetbal was begonnen in Utrecht, een uit de hand gelopen weddenschap, waarbij er ineens gesproken werd over een paar duizend euro’s. Makkelijk verdiend geld en er waren zes kerels nodig die voetbalden tot er één team met twee punten voorstond. Er was geen scheidsrechter bij de wedstrijden. Niet nodig. Alles mocht immers.

In het begin lag de organisatie bij twee jonge broers. Jimi was de jongen met brains. Hij had het concept uitgedacht; echte kerels, geen jongetjes, maar kérels die durfden te voetballen. Jimi kwam met fluorescerende hesjes. Voetballers moesten bij slechte straatverlichting herkenbaar zijn. Broer Stevie garandeerde zakelijke hardheid, was de man die alles regelde, de uitvoerder, maar nooit iets bedacht. Het succes van de broers trok aandacht, omdat er in zekere kringen snel duidelijk werd dat er een hoop geld viel te verdienen met kooivoetbal.

Een zekere Bering kreeg meer dan gemiddelde interesse voor kooivoetbal. Nooit eerder gehad. Alleen – nu ging het om een hoop geld. Hij was een bekende onbekende in stad. Vrijwel niemand kende zijn echte naam. Waar hij verscheen, vielen gesprekken stil. Hij was hard als graniet, sluw als een duivel. Overdag bestierde Bering een autosloperij. Een ondernemer die geld wilde verdienen en het maakte hem geen reet uit wat hij moest doen om miljonair te worden. Bering zou economie hebben gestudeerd aan de universiteit.

Die avond kregen Stevie en Jimi bezoek van ‘investeerders’, zoals ze zich hadden voorgesteld. Bering bleek de woordvoerder van een drietal geïnteresseerden die de jongens kwamen vertellen dat ze zich uit het spel moesten terugtrekken. Op hetzelfde moment ging een voetballer, die vanwege zijn drugsgebruik bekend stond als Pluisje, hard onderuit en brak zijn onderbeen. Zijn stem doorbrak de relatieve stilte en echode langs verwaarloosde gevels omhoog. Medespelers besteedden geen aandacht aan hem, omdat ze met één punt verschil aan de leiding gingen. Ze konden nog winnen. Straks niet meer. Pluisje bleef liggen en gilde om hulp, maar de poort bleef gesloten zolang er werd gevoetbald. Geen genade voor spelers. De wedstrijd moest doorgaan. Geen regels. Alles mocht.

Buurtbewoners keken achter schaars verlichte ramen toe. Het spel ging verder. Binnen en buiten de kooi. Ietwat geïsoleerd van alle toeschouwers stonden vijf mannen te overleggen. In feite was er helemaal geen sprake van overleg. Stevie en Jimi kregen te horen hoe ze zich chique konden terug trekken uit de organisatie De broers mochten rechtop vertrekken. Ze mochten met gezonde vingers naar huis, hun tanden zouden ze niet uitspugen en kaken bleven ongerept. Het was een zakelijke benadering die de investeerders onder leiding van Bering erop nahielden. Hij hield niet eens van voetbal.

Inmiddels was het flink gaan regenen. Toeschouwers stonden met opgestoken paraplu’s en schreeuwden aanmoedigingen. Pluisje die op het beton lag, kreeg een bal tegen zijn hoofd. Een tegenstander genaamd Baco trapte de bal met buitenkant voet en scoorde. Geen bijdehante actie van Baco. Het was domme mazzel, al zou hij het nooit toegeven. Gelijkspel. Baco draaide zich om, trapte Pluisje hard tegen zijn hoofd en probeerde daarna de bal te vinden in het halfduister. De wedstrijd was alweer verdergegaan.

Regels waren er niet, maar de kooi ging voor aanvang van de wedstrijd op slot. Niemand erin, niemand eruit. Zolang er gevoetbald werd, zou er een speler zwaar gewond kunnen zijn, maar dat zou geen verschil maken. De kooi bleef op slot. Een zeventienjarige jongen die tweehonderd euro kon verdienen bewaakte die poort. Stevie had hem ‘Paolo’ genoemd, want zijn echte naam hoefde hij niet te weten. Spelers moesten het onderling regelen. Het ging om een hoop geld. Bij de eerste wedstrijd werd er gesproken over hooguit 2000 euro. De bedragen waren sindsdien groter geworden. Volgende wedstrijd vond waarschijnlijk plaats in een oude fabriekshal. Meer mensen, dus meer geld. Minder risico dat politie als spelbreker zou optreden. Spelers riskeerden blijvende invaliditeit als ze die kooi binnengingen. Pluisje zou in elk geval nooit meer normaal kunnen lopen. Het was niet zeker of hij met een bedrag van pakweg 7000 euro naar huis zou kunnen gaan. Voldoende om zijn schulden te betalen. Morgen en anders overmorgen zou hij op zoek naar een gewoon baantje. In het slechtste geval lag hij straks berooid in het ziekenhuis. Zijn vriendin moest maar zien hoe ze zich weer ging redden… en gelukkig regende het vannacht, zodat zijn medespelers niet konden zien dat hij huilde. Ze zouden kunnen denken dat hij een mietje was.

“Je kunt het een vijandige overname noemen,” zei Barents, de logistieke manager van Bering. Hij had tot dusverre niet gesproken. Stevie en Jimi begonnen te snappen met wat voor kerels te maken hadden. Onderhandelingen gingen verder. De broertjes wisten goed dat ze voor een verloren zaak streden en stonden met 5 – 0 achter. Zoiets. Kansloos gewoon.

Echte zakelijke investeerders werkten met telefoons en laptops, moderne communicatiemiddelen, deze kerels hoefden slechts de broertjes te intimideren. Stevie en Jimi wisten ook wel dat er tussen het publiek mannen met blaffers moesten staan. Stevie begon te begrijpen dat dit spel veel te groot begon te worden. Dreigementen waren min of meer normaal in de sport, iedereen kreeg wel eens een doodsbedreiging naar zijn hoofd. Dat hoorde erbij. Zelfs op het veld. Bering veegde regenwater van zijn gezicht en zei dat hij zijn definitieve bod zou doen. Vanaf dat moment was ervoor beide partijen geen terugweg meer mogelijk. Point of no return. Pluisje verloor heel langzaam zijn bewustzijn. Het bleef regenen en zijn bewustzijn registreerde nog een laatste uitbarsting van vreugde. Het moment voordat zijn ogen echt dichtvielen en een stevige uitdaging werd voor medisch specialisten. De wedstrijd ging verder. Er werden geen cadeautjes weggegeven.

Het spel ging verder. De twee overgebleven verdedigers, want iets anders deden ze allang niet meer, probeerden alleen het einde zolang mogelijk uit te stellen. Ze vochten met de koppigheid van soldaten die in een loopgraaf doorlopend terrein moesten prijsgeven. Bovendien wisten ze heel goed hoe het spel werkte. Stevie en Jimi vroegen spelers alleen terug als ze in ieder geval gestreden hadden. Baco probeerde zijn mannetje voorbij te gaan, maar voelde plotseling een arm tussen zijn benen doorgaan. Hij haalde uit met zijn elleboog en de verdediger viel gillend neer. Hetzelfde moment voelde Baco een voet in zijn rug, ging nu zelf neer en belandde met zijn gezicht op het beton. Er waren nu geen voetballers meer in de kooi, alleen wilde beesten die elkaar probeerden te verscheuren. Twee tegen twee. Tank, zoals de speler heette die nu met een opgezwollen jukbeen vuistslagen, stond uit te delen, stond erom bekend dat hij volledig losging mocht het binnen de lijnen niet echt lekker lopen. Hij zette zijn tanden in de nek van zijn tegenstander.

Baco probeerde op te krabbelen en deel te nemen in het straatgevecht dat was losgebroken, maar kreeg een nieuwe harde trap tegen zijn rug. Zijn spieren verslapten en deze keer bleef hij ook echt liggen.

Een scheidsrechter had een stapje achteruit gedaan en leunend tegen het hek toegekeken naar de vechtpartij die plaatsvond. Toeschouwers sloegen op het hek. Hun slagen echoden door de straat, ze schreeuwden naar de vechtende voetballers. Verderop, buiten gehoorsafstand van de joelende supporters, werd er een belangrijke deal afgesloten.

“We zouden er om kunnen voetballen,” zei Jimi niet eens echt serieus. Hij vergat dat de drie investeerders totaal geen gevoel voor humor hadden.

“Ik heb een beter idee,” zei Bering, “jullie vertrekken met het meest waardevolle bezit dat een mens in zijn leven zal hebben.” Hij keek naar de kooi – voor zover hij de spelers kon zien die uitgeput in elkaars armen hingen en soms een klap probeerde uit te delen, maar hun vuisten maaiden door de lucht zonder iemand te raken.

Paolo maakte het cijferslot los en liet twee kleerkasten binnen die gewapend waren met honkbalknuppels. Mochten de heren aan het slot nog enige behoefte hebben aan een nieuwe kloppartij dan werden ze op hun wenken bediend.

“Mijnheer Bering wil jullie spreken,” klonk het, “en opschieten graag, want hij heeft meer te doen.”

Er waren er vier overgebleven die konden staan. Baco en Pluisje lagen bewegingsloos in de kooi. Er leek eerst nog wat verwarring te bestaan over de leidinggevende. Wie was de baas? Het was de spelers volledig ontgaan dat de bakens waren verzet terwijl ze met hun spel bezig waren.

“Ik begrijp iets niet zo goed,” zei Bering. “We hebben jullie gehuurd om te voetballen – niet om te vechten. Ik ken jongens die dat beter kunnen.”

De spelers keken elkaar aan, daarna zochten ze de gestalten van Stevie en Jimi die zich afzijdig hielden. Het was duidelijk. Er waren nieuwe bazen.

“Ik begrijp het niet,” zei Boomboom die zo genoemd werd, omdat hij regelmatig met de verkeerde spelersvrouw in bed lag.

“Ja, dat snap ik,” zei Bering, “anders was je niet zo tekeer gegaan. Jullie lijken een stelletje barbaren.”

“Nou, sorry hoor,” zei Boomboom.

“Martin?”, vroeg Bering die een bekend gezicht zocht onder de toeschouwers. Een man van rond de dertig die plaatselijk bekend had gekregen als kickbokser stapte naar voren.

“Ja mijnheer?”

“Zou je de heren in de auto willen zetten?”

“Hé,” zei Boomboom, “ik heb mijn auto hier op de parkeerplaats staan. Wij allemaal trouwens.”

“Weet ik,” antwoordde Bering, “maar ik wil de wedstrijd nog evalueren. Een nabespreking hoort erbij. Toch? Daarna een hapje… een drankje.”

“Oké dan.”

“Het komt allemaal goed. Vertrouw me maar.”

“Nou… oké dan.”

De vier spelers werden naar een gitzwarte SUV gebracht, afgeplakte ruiten, keiharde rapmuziek die trommelvliezen aan stukken scheurde.

“Nog speciale wensen mijnheer?”, vroeg Martin.

“Breng ze naar… eh, Laagraven… daar is het lekker stil op dit uur… alle vier dus… en breek hun benen… misschien begrijpen ze dan iets beter wat ik precies bedoel met een voetbalwedstrijd.”

“Goed mijnheer.”

“O, Martin… Je hebt vast nog wel zo’n oude prepaid telefoon. Als je klaar bent met die gasten, bel je 112. We zijn immers geen monsters.”

“Komt in orde mijnheer… enne… Mijnheer? Wat doe ik met die kerels?”

Bering keek naar twee bewegingsloze gedaanten in de kooi, vervolgens naar de flatgebouwen en zag bewoners die zwijgend keken naar wat er allemaal gebeurde in hun straat. “Laat dat ook maar opruimen. Geeft zo’n troep op straat. Anders krijgen we nog gedoe met de mensen in die flats.”

De menigte begon zich te verzamelen bij de bookmaker of verwijderde zich druppelsgewijs. Paolo had erop gewezen dat de bal alsnog in het doel was gerold, terwijl iedereen met die vechtpartij bezig was geweest. Winst voor Baco en zijn vrienden. Of Paolo had die bal zelf een tik gegeven, omdat er toch niemand meer oplette.

Kon Baco mooi een rolstoel voor zichzelf kopen.

Jos Smies © 31 augustus 2013